ECLI:NL:RBDHA:2022:15109
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvragen op grond van Dublinverordening
In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. E. Ceylan, beroep ingesteld tegen besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling heeft genomen. De Staatssecretaris heeft zich beroepen op de Dublinverordening, die bepaalt dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen. De rechtbank heeft de zaak op 18 oktober 2022 behandeld, waarbij eisers zijn verschenen en hun verzoek om een voorlopige voorziening hebben ingetrokken.
De rechtbank overweegt dat de bestreden besluiten zijn gebaseerd op artikel 30 van de Vreemdelingenwet 2000, waarin is bepaald dat een aanvraag niet in behandeling wordt genomen indien een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eisers betogen dat de termijnen voor het indienen van een verzoek om overname zijn overschreden, maar de rechtbank stelt vast dat de verantwoordelijkheidsbepaling van Italië intact blijft, omdat het claimverzoek tijdig is verzonden.
Eisers hebben ook aangevoerd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing is, gezien de leefomstandigheden in Italië en de kwaliteit van de asielprocedure. De rechtbank oordeelt echter dat de Staatssecretaris in zijn algemeenheid mag uitgaan van dit beginsel, en dat eisers niet hebben aangetoond dat hun situatie uitzonderlijk is. De rechtbank wijst erop dat de rapporten waar eisers naar verwijzen, reeds zijn besproken in eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank de beroepen ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en kan binnen een week na bekendmaking worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.