Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Uit vaste
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 21 september 2022 uitspraak gedaan in de asielprocedure van eiser, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet op de zitting verschenen, wat leidde tot een afwijzing van zijn verzoek om de behandeling te schorsen. De rechtbank heeft overwogen dat de overdrachtstermijn op 29 september 2022 verstrijkt, wat een voortvarende behandeling vereist.
Eiser heeft aangevoerd dat hij getuige is geweest van mishandeling van andere asielzoekers door de Italiaanse politie, en dat dit zou betekenen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser zijn stellingen niet voldoende heeft onderbouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Italië zijn internationale verplichtingen nakomt, tenzij er concrete aanwijzingen zijn dat dit niet het geval is. Eiser heeft niet aangetoond dat de situatie in Italië zodanig is veranderd dat dit beginsel niet meer kan worden toegepast.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om artikel 17 van de Dublinverordening toe te passen, en heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en kan binnen een week na bekendmaking worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.