In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. L.J. Blijdorp, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft zijn aanvraag op 26 juni 2019 ingediend, en volgens de wet had verweerder uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. Eiser heeft verweerder op 3 mei 2022 in gebreke gesteld, maar pas meer dan twee weken later beroep ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, omdat verweerder de beslistermijn heeft overschreden.
De rechtbank heeft verweerder een termijn van twee weken opgelegd om alsnog een besluit te nemen op de asielaanvraag, te rekenen vanaf de dag van verzending van de uitspraak. Tevens heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder een bestuurlijke dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Dit is in lijn met de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 379,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt op 7 september 2022, en de beslissing is genomen door rechter J.G. Nicholson in aanwezigheid van griffier M. van Ettikhoven.