2.1.Op 7 en 9 september 2021 heeft verweerder handhavingsverzoeken ontvangen omdat het pand zou worden gebruikt in strijd met de bestemming “Wonen”. Verweerder heeft naar aanleiding hiervan op 23 september 2021 een controle uitgevoerd in het pand. Tijdens deze controle was een vrouw aanwezig. Zij heeft verklaard dat zij een kamer in het pand huurt en op Schiphol werkt. Uit haar verhaal heeft de toezichthouder vervolgens geconcludeerd dat er meerdere huishoudens in het pand wonen. De vrouw kende de personen voordat zij daar kwam wonen niet, ze doen geen gezamenlijke boodschappen en koken niet voor elkaar. De toezichthouder zag dat het pand zes wooneenheden had.
3. Verweerder heeft vervolgens aan eiseres een last onder dwangsom opgelegd. Volgens verweerder is het gebruik van het pand ten behoeve van meerdere huishoudens in strijd met het bestemmingsplan. Verweerder heeft eiseres gelast om voor 20 april 2022 deze overtreding te beëindigen en beëindigd te houden, op straffe van een dwangsom van € 3.000,- per constatering per week, met een maximum van € 12.000,-.
4. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Eiseres betwist niet dat het pand wordt gebruikt door meerdere huishoudens en ook niet dat dit in strijd is met het bestemmingsplan. Eiseres voert aan dat verweerder desondanks geen last onder dwangsom kon opleggen, omdat het bestemmingsplan op dit punt onverbindend moet worden verklaard vanwege strijd met het Unierecht. Eiseres voert verder aan dat verweerder heeft gehandeld in strijd met het vertrouwensbeginsel, dat concreet zicht bestaat op legalisatie en dat er bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan verweerder had moeten afzien van handhaving. De voorzieningenrechter zal deze gronden achtereenvolgens bespreken.
5. Eiseres voert aan dat artikel 2.12, onder b, van het bestemmingsplan “Herziening begrippen” in strijd is met artikel 15, tweede lid, van de Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (hierna: de Dienstenrichtlijn) en artikel 45 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU). Het artikel in het bestemmingsplan waarin staat dat een woning slechts door één huishouden mag worden gebruikt, belemmert de huisvesting van tijdelijke EU-arbeidsmigranten onevenredig. Daartoe voert eiseres aan dat arbeidsmigranten vaker samenwonen in een woning omdat zij meestal niet weten hoe lang zij zich ergens zullen vestigen. Door de het gebruik van woningen binnen de bestemming “Wonen” te beperken tot één huishouden, krijgen zij moeilijker toegang tot de woningmarkt en daarmee worden zij belemmerd in de uitoefening van het vrij verkeer van werknemers. Dat deze belemmering noodzakelijk en evenredig is, is in het geheel niet gemotiveerd door verweerder. Verweerder had dienen te motiveren waarom de inbreuk op artikel 45 VWEU gerechtvaardigd kan worden.