ECLI:NL:RBDHA:2022:14713

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 augustus 2022
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
NL22.14208
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de ophouding van een vreemdeling en de verlenging daarvan

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 augustus 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de ophouding van een vreemdeling, eiser, die op 22 juli 2022 om 21.28 uur was overgenomen door de vreemdelingenpolitie. Eiser was eerder die dag om 19.10 uur strafrechtelijk aangehouden en werd vervolgens om 21.28 uur vreemdelingenrechtelijk opgehouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ophouding rechtmatig was, ondanks de argumenten van eiser dat de ophouding onrechtmatig was vanwege onduidelijkheden in de tijdstippen en de verlenging van de ophouding. Eiser had verzocht om schadevergoeding, maar dit verzoek werd afgewezen.

De rechtbank oordeelde dat de ophouding van eiser binnen de wettelijke kaders was uitgevoerd. De termijn van ophouding begint te lopen vanaf het moment van aankomst op de plaats voor verhoor, en in dit geval was de ophouding tijdig verlengd. Eiser had niet de juiste informatie kunnen verstrekken over zijn identiteit en nationaliteit, wat de verlenging van de ophouding rechtvaardigde. De rechtbank concludeerde dat de ophouding en de verlenging daarvan rechtmatig waren en dat er geen aanleiding was voor schadevergoeding of proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 4 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.14208
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. B.A. Zevenbergen), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Eiser is op 22 juli 2022 om 21.28 uur overgenomen en opgehouden op grond van artikel 50, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en overgebracht naar een plaats bestemd voor verhoor. Daar is hij op 22 juli 2022 om 22.34 uur aangekomen. De ophouding is geëindigd op 25 juli 2022 om 13.15 uur.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de ophouding en heeft daarbij verzocht om schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 1 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

In de macht van de overheid
1. Eiser stelt dat het niet bepaalbaar is of eiser zonder titel in de macht van de Nederlandse overheid heeft gezeten. Dat komt doordat in het dossier is gegoocheld met verschillende tijdstippen. Alleen daarom al is de ophouding onrechtmatig, aldus eiser.
2. De rechtbank is van oordeel dat het voldoende bepaalbaar is dat eiser met geldige titel in de macht van de overheid heeft gezeten. Uit het dossier blijkt dat de volgende gebeurtenissen hebben plaatsgevonden:
- Strafrechtelijke aanhouding: 22 juli 2022 om 19.10 uur
- Voorgeleiding: 22 juli 2022 om 20.00 uur
- Vreemdelingrechtelijke
overname en ophouding: 22 juli 2022 om 21.28 uur
  • Strafrechtelijke heenzending: 22 juli 2022 om 21.30 uur
  • Aankomst plaats voor verhoor: 22 juli 2022 om 22.34 uur
Eiser is op 22 juli 2022 aangehouden op strafrechtelijke gronden en op dezelfde dag heengezonden en overgenomen door de vreemdelingenpolitie. Op het moment dat eiser vreemdelingrechtelijk werd overgenomen en opgehouden, was hij formeel gezien strafrechtelijk nog niet heengezonden. Vanaf het moment van overname en ophouding werd eiser echter feitelijk niet meer vanwege het strafrecht vastgehouden.1 Dat de strafrechtelijke heenzending en de overname elkaar twee minuten overlappen, leidt niet tot onrechtmatigheid van de ophouding. Waar het om gaat, is dat eiser gedurende het hele traject rechtmatig in de macht van de overheid is geweest. De beroepsgrond slaagt niet.
Ophouding
3. Eiser stelt dat de ophouding zes uren mag duren. Deze ophouding kan dan verlengd worden met 48 uren als dat nodig blijkt. De verlenging van de ophouding heeft echter in het geval van eiser pas plaatsgevonden nadat de zes uren, die eiser opgehouden mag worden, waren verstreken.
4. De rechtbank oordeelt als volgt. De termijn van ophouding begint te lopen vanaf het moment van aankomst op de plaats bestemd voor verhoor.2 Eiser is op 22 juli 2022 om
22.34
uur aangekomen op de plaats bestemd voor verhoor. Vanaf dat moment begint dus de termijn van zes uren te lopen. De tijd tussen 0.00 uur en 9.00 uur de volgende dag wordt niet meegerekend. Het eerste deel van de ophouding van eiser is dus op 22 juli 2022 van 22.34 uur tot 0.00 uur. Dat is samen één uur en 26 minuten. Eiser mocht de volgende dag (23 juli 2022) nog vier uren en 34 minuten opgehouden worden, dus tot uiterlijk 13.34 uur. Dit betekent dat de ophouding uiterlijk op 23 juli 2022 om 13.34 uur verlengd moest worden. De ophouding van eiser is binnen deze tijd verlengd, namelijk op 23 juli 2022 om 13.20 uur. De beroepsgrond slaagt niet.
Verlenging ophouding
5. Eiser stelt dat de verlenging van de ophouding onrechtmatig is. De ophouding werd namelijk verlengd omdat eiser niet het exacte adres kon geven van zijn vriend waar zijn Italiaanse paspoort lag en omdat de Italiaanse ambassade en het consulaat in het weekend gesloten zijn. Dat er geen onderzoek kon worden gedaan bij de Italiaanse autoriteiten kan niet aan eiser worden tegengeworpen. Eiser verwijst daarbij naar de uitspraak van de ABRvS van 30 april 20193, waarin is overwogen dat verlenging van de ophouding niet kan worden gebaseerd op het feit dat een groep vreemdelingen zo groot is dat niet binnen de zes uren onderzoek kan worden gedaan naar de vreemdeling. De situatie van eiser komt overeen met deze situatie, omdat het in zijn geval ook niet aan hem kan worden tegengeworpen dat er in het weekend geen onderzoek kan worden gedaan naar zijn nationaliteit en identiteit. Daarnaast had eiser nog naar de [adres] kunnen worden gereden door de
1. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 15 november 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AU6727.
2 Zie artikel 50, tweede lid, van de Vw.
vreemdelingenpolitie, zodat hij had kunnen aanwijzen in welk huis zijn paspoort lag. Uiteindelijk is eiser ook heengezonden met een terugkeerbesluit zonder dat er navraag is gedaan bij de Italiaanse autoriteiten. Dat had dus ook al tijdens de oorspronkelijke ophouding kunnen gebeuren.
6. De rechtbank oordeelt als volgt. De ophouding mag alleen worden verlengd als deze voor het juiste doel wordt aangewend, bijvoorbeeld voor het vaststellen van de identiteit, nationaliteit en onderzoek naar de verblijfsrechtelijke positie van een vreemdeling. In het geval van eiser was er onduidelijkheid over zijn identiteit, nationaliteit en
verblijfsrechtelijke positie: eiser stelde dat hij de Italiaanse nationaliteit heeft, maar kon dit niet aantonen en hij wist de naam, het telefoonnummer of het exacte adres van de vriend waar zijn paspoort – beweerdelijk – lag, niet te noemen. Verweerder moest dus nader onderzoek doen naar eisers identiteit, nationaliteit en verblijfsstatus. Verweerder kon dit onderzoek niet direct uitvoeren omdat de Italiaanse autoriteiten niet bereikbaar waren aangezien het weekend was. Anders dan eiser heeft betoogd, heeft verweerder hierin geen aanleiding hoeven zien de ophouding niet te verlengen. De vergelijking met de uitspraak van de ABRvS van 30 april 2019 gaat niet op. In die uitspraak was er namelijk geen onduidelijkheid over de identiteit, nationaliteit of verblijfsrechtelijke status van de vreemdeling: de desbetreffende vreemdeling kon een geldig paspoort laten zien en hij was aangetroffen terwijl hij in een vrachtwagen naar Groot-Brittannië wilde klimmen. Omdat eiser geen concrete informatie kon geven over zijn vriend, was er ook geen aanleiding voor de vreemdelingenpolitie om met eiser de [adres] af te rijden om te kijken of hij het huis van die vriend zou kunnen herkennen.4 De rechtbank vindt bij het voorgaande verder van belang dat eiser op 18 juni 2022 al een meldplicht had gekregen en een opdracht om zijn paspoort te komen laten zien en dat eiser zich hier niet aan heeft gehouden. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
4 De [adres] is 8,5 kilometer lang, dus men kan zich afvragen of dit überhaupt een efficiënte manier van onderzoek en van de inzet van politiecapaciteit zou zijn geweest. Maar dat terzijde.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
04 augustus 2022

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.