22.34uur aangekomen op de plaats bestemd voor verhoor. Vanaf dat moment begint dus de termijn van zes uren te lopen. De tijd tussen 0.00 uur en 9.00 uur de volgende dag wordt niet meegerekend. Het eerste deel van de ophouding van eiser is dus op 22 juli 2022 van 22.34 uur tot 0.00 uur. Dat is samen één uur en 26 minuten. Eiser mocht de volgende dag (23 juli 2022) nog vier uren en 34 minuten opgehouden worden, dus tot uiterlijk 13.34 uur. Dit betekent dat de ophouding uiterlijk op 23 juli 2022 om 13.34 uur verlengd moest worden. De ophouding van eiser is binnen deze tijd verlengd, namelijk op 23 juli 2022 om 13.20 uur. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Eiser stelt dat de verlenging van de ophouding onrechtmatig is. De ophouding werd namelijk verlengd omdat eiser niet het exacte adres kon geven van zijn vriend waar zijn Italiaanse paspoort lag en omdat de Italiaanse ambassade en het consulaat in het weekend gesloten zijn. Dat er geen onderzoek kon worden gedaan bij de Italiaanse autoriteiten kan niet aan eiser worden tegengeworpen. Eiser verwijst daarbij naar de uitspraak van de ABRvS van 30 april 20193, waarin is overwogen dat verlenging van de ophouding niet kan worden gebaseerd op het feit dat een groep vreemdelingen zo groot is dat niet binnen de zes uren onderzoek kan worden gedaan naar de vreemdeling. De situatie van eiser komt overeen met deze situatie, omdat het in zijn geval ook niet aan hem kan worden tegengeworpen dat er in het weekend geen onderzoek kan worden gedaan naar zijn nationaliteit en identiteit. Daarnaast had eiser nog naar de [adres] kunnen worden gereden door de
1. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 15 november 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AU6727. 2 Zie artikel 50, tweede lid, van de Vw.
vreemdelingenpolitie, zodat hij had kunnen aanwijzen in welk huis zijn paspoort lag. Uiteindelijk is eiser ook heengezonden met een terugkeerbesluit zonder dat er navraag is gedaan bij de Italiaanse autoriteiten. Dat had dus ook al tijdens de oorspronkelijke ophouding kunnen gebeuren.
6. De rechtbank oordeelt als volgt. De ophouding mag alleen worden verlengd als deze voor het juiste doel wordt aangewend, bijvoorbeeld voor het vaststellen van de identiteit, nationaliteit en onderzoek naar de verblijfsrechtelijke positie van een vreemdeling. In het geval van eiser was er onduidelijkheid over zijn identiteit, nationaliteit en
verblijfsrechtelijke positie: eiser stelde dat hij de Italiaanse nationaliteit heeft, maar kon dit niet aantonen en hij wist de naam, het telefoonnummer of het exacte adres van de vriend waar zijn paspoort – beweerdelijk – lag, niet te noemen. Verweerder moest dus nader onderzoek doen naar eisers identiteit, nationaliteit en verblijfsstatus. Verweerder kon dit onderzoek niet direct uitvoeren omdat de Italiaanse autoriteiten niet bereikbaar waren aangezien het weekend was. Anders dan eiser heeft betoogd, heeft verweerder hierin geen aanleiding hoeven zien de ophouding niet te verlengen. De vergelijking met de uitspraak van de ABRvS van 30 april 2019 gaat niet op. In die uitspraak was er namelijk geen onduidelijkheid over de identiteit, nationaliteit of verblijfsrechtelijke status van de vreemdeling: de desbetreffende vreemdeling kon een geldig paspoort laten zien en hij was aangetroffen terwijl hij in een vrachtwagen naar Groot-Brittannië wilde klimmen. Omdat eiser geen concrete informatie kon geven over zijn vriend, was er ook geen aanleiding voor de vreemdelingenpolitie om met eiser de [adres] af te rijden om te kijken of hij het huis van die vriend zou kunnen herkennen.4 De rechtbank vindt bij het voorgaande verder van belang dat eiser op 18 juni 2022 al een meldplicht had gekregen en een opdracht om zijn paspoort te komen laten zien en dat eiser zich hier niet aan heeft gehouden. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.