4.3Bij de toetsing van artikel 8 EVRM wordt een onderscheid gemaakt tussen het familieleven met minderjarige kinderen en het familieleven met meerderjarige kinderen. Ten aanzien van het familieleven tussen ouders en hun meerderjarige kinderen blijkt uit recente rechtspraak van de hoogste vreemdelingenrechterdat verweerder voor de vraag of er sprake is van beschermingswaardig familieleven ook altijd een belangenafweging dient uit te voeren. Voortaan is het ontbreken van 'more than the normal emotional ties' niet in alle gevallen doorslaggevend voor het antwoord op de vraag of een afwijzing in strijd is met artikel 8 van het EVRM.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Familieleven met de minderjarige kinderen
5. Anders dan eiser betoogt, heeft verweerder in het bestreden besluit wel degelijk het bestaan van familie- en gezinsleven tussen eiser en zijn minderjarige kinderen aangenomen. Verweerder heeft zich echter op het standpunt gesteld dat dit familieleven niet beschermwaardig is, omdat de belangenafweging ten nadele van eiser uitvalt.
Niet in geschil is dat eiser al vijf jaar geen invulling aan zijn familieleven geeft en dit heeft verweerder niet ten onrechte in het nadeel van eiser meegewogen. Dat eiser verwikkeld is in een familierechtelijke procedure om de gezagsituatie met betrekking tot zijn minderjarige kinderen te wijzigen is wel degelijk in de belangenafweging door verweerder betrokken. Met verweerder stelt de rechtbank echter vast dat het onbekend is wanneer het Hof uitspraak zal doen. Uit de overgelegde beschikking blijkt slechts dat het Hof zich onvoldoende voorgelicht acht en dat er een onderzoek zal worden ingesteld waarbij onder meer de vraag aan de orde komt of er contactherstel mogelijk. Verweerder heeft geen aanleiding hoeven zien de uitkomst van deze procedure af te wachten voordat een beslissing op bezwaar werd genomen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de belangen kenbaar en voldoende gemotiveerd in de belangenafweging heeft betrokken en dat verweerder, gelet op alle bij hem bekende feiten en omstandigheden, niet ten onrechte deze belangenafweging in het nadeel van eiser heeft kunnen laten uitvallen.
Familieleven met de meerderjarige kinderen
6. Gelet op de hiervoor genoemde recente uitspraak van de hoogste vreemdelingenrechterstelt de rechtbank vast dat verweerder ten onrechte geen belangenafweging heeft gemaakt ten aanzien van het familieleven met de meerderjarige kinderen. Het beroep is in zoverre dan ook gegrond. De rechtbank dient vervolgens te onderzoeken of de zaak alsnog finaal kan worden afgedaan. Verweerder heeft op zitting alsnog een motivering gegeven en gesteld dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt, omdat - net zoals bij de minderjarige kinderen - er geen sprake is van een feitelijke invulling van het familieleven. Daarnaast wordt bij de meerderjarige kinderen een eigen keuze om contact met de ouders te herstellen door verweerder verondersteld. Niet is gebleken dat de meerderjarige kinderen contact met hun vader zoeken en dit weegt verweerder tevens mee in het nadeel van eiser. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt.
7. Verweerder heeft ter zitting alsnog gemotiveerd de belangen ten aanzien van de meerderjarige kinderen gewogen en deze belangenafweging is niet ten onrechte in het nadeel van eiser uitgevallen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, aangevuld met de ter zitting gegeven motivering, in stand kunnen blijven.
8. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover verweerder daarin heeft nagelaten ten aanzien van de meerderjarige kinderen een belangenafweging uit te voeren. Gelet op de ter zitting gegeven aanvullende motivering van het bestreden besluit op dit punt, kunnen de rechtsgevolgen van het bestreden besluit met deze aanvulling in stand blijven.
9. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van de vereiste connexiteit.
10. Er bestaat in dit geval aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de beroepsprocedure vastgesteld op € 1518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een wegingsfactor 1). Aangezien de voorlopige voorziening buiten zitting is afgedaan, worden de proceskosten voor deze procedure vastgesteld op €759,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift voor een voorlopige voorziening, wegingsfactor 1).