In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 augustus 2022 uitspraak gedaan in de zaken NL22.14604, NL22.14605 en NL22.14606, waarbij eisers, van Nigeriaanse nationaliteit, in beroep zijn gegaan tegen de maatregel van bewaring die hen was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewaring op 3 augustus 2022 was opgeheven, waardoor de beoordeling zich beperkte tot de vraag of eisers recht hadden op schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat de tenuitvoerlegging van de maatregelen van bewaring niet onrechtmatig was geweest, aangezien eisers geen gronden hadden aangevoerd tegen de maatregel en verweerder terecht had gesteld dat er geen lichter middel dan inbewaringstelling toepasbaar was. De rechtbank concludeerde dat de eisers niet hadden meegewerkt aan hun overdracht en dat eerdere minder dwingende maatregelen niet effectief waren gebleken. De beroepen werden ongegrond verklaard en de verzoeken om schadevergoeding werden afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.