In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 augustus 2022 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Somalische nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde de aanvraag niet-ontvankelijk op basis van het feit dat eiser in Italië internationale bescherming geniet. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 21 juli 2022 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Italiaanse autoriteiten aan eiser een verblijfsvergunning asiel hebben verleend, maar dat deze is verlopen op 20 oktober 2021. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat eiser nog steeds internationale bescherming geniet, aangezien er geen bewijs is dat deze status is ingetrokken of beëindigd. De rechtbank verwijst naar de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat het verlopen van een verblijfsvergunning niet automatisch betekent dat een vreemdeling geen internationale beschermingsstatus meer heeft. Eiser heeft niet aangetoond dat er feiten of omstandigheden zijn die het interstatelijk vertrouwensbeginsel in twijfel trekken. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris op goede gronden heeft besloten de aanvraag niet-ontvankelijk te verklaren en verklaart het beroep ongegrond.