ECLI:NL:RBDHA:2022:14287

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
C/09/619423 / HA ZA 21-924
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurders en derden in faillissement: onrechtmatige geldopnames door medewerker boekhoudkantoor

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 28 december 2022 uitspraak gedaan in een bodemprocedure over bestuurdersaansprakelijkheid in het faillissement van een transportbedrijf. De curator, in de hoedanigheid van eiser, heeft vorderingen ingesteld tegen de voormalige bestuurder van de failliete vennootschap, [gedaagde sub 1], en tegen verschillende gedaagden, waaronder [gedaagde sub 4], een medewerker van het boekhoudkantoor Boratech. De curator stelt dat [gedaagde sub 1] zich onrechtmatig heeft ontdaan van activa en dat [gedaagde sub 4] zonder toestemming contante geldopnames heeft verricht van de bankrekening van de failliete vennootschap, tot een totaalbedrag van € 33.990,00. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde sub 4] onrechtmatig heeft gehandeld jegens de gezamenlijke schuldeisers van de failliete vennootschap door deze geldopnames te verrichten zonder recht of titel. De rechtbank heeft geoordeeld dat Boratech als werkgever van [gedaagde sub 4] hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan door deze onrechtmatige handelingen. De vorderingen van de curator zijn toegewezen, waarbij [gedaagde sub 1] en Boratech zijn veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/619423 / HA ZA 21-924
Vonnis van 28 december 2022
in de zaak van
[de curator] q.q.in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van
[de B.V.] ,te [plaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. E.A.H. ten Berge te Naaldwijk,
tegen

1.[gedaagde sub 1] te [plaats 2] ,

gedaagde,
niet verschenen,
2.
LOGICTRANS B.V.te Dordrecht,
gedaagde,
niet verschenen,
3.
LOGICTRANS WEGVERVOER B.V.te Dordrecht,
gedaagde,
niet verschenen,
4.
[gedaagde sub 4]te [plaats 3] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.M. Schotte te Doorn,
5.
BORATECH ADMINISTRATIES B.V.te Rijswijk,
gedaagde,
advocaat mr. G.M.S. Heutinck-Gomes te Den Haag.
Eiseres wordt hierna de curator genoemd. Gedaagden sub 1 t/m 3 worden ieder afzonderlijk [gedaagde sub 1] , LogicTrans, LogicTrans Wegvervoer en gezamenlijk [gedaagde sub 1 c.s.] genoemd. Gedaagden sub 4 en 5 worden ieder afzonderlijk [gedaagde sub 4] en Boratech genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 oktober 2021, met producties 1 t/m 30;
  • het ter rolzitting van 20 oktober 2021 tegen [gedaagde sub 1] , LogicTrans en LogicTrans Wegvervoer verleende verstek;
  • de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 4] , met één productie;
  • de conclusie van antwoord van Boratech, met producties 1 t/m 3;
  • de nadere producties 4 en 5 van Boratech;
  • het tussenvonnis van 20 juli 2022 waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 16 november 2022. De griffier heeft aantekening gehouden van het verhandelde en deze aantekeningen zijn in het griffiedossier gevoegd.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[de B.V.] (hierna: [de B.V.] ) exploiteerde een onderneming op het gebied van transport en logistieke dienstverlening, alsmede verhuur van personeel en materiaal.
2.2.
[gedaagde sub 1] is sinds 29 juni 2017 enig aandeelhouder en bestuurder van [de B.V.] .
2.3.
Boratech is een boekhoudkantoor dat de financiële administratie voor [de B.V.] heeft verzorgd en nadien ook voor LogicTrans (Wegvervoer).
2.4.
[gedaagde sub 4] is als (salaris)administrateur werkzaam geweest bij Boratech.
2.5.
In augustus 2017 heeft een van de personeelsleden van [de B.V.] de Arbeidstijdenwet overtreden. Bij brief van 20 februari 2018 heeft de Minister van Infrastructuur bij [de B.V.] aangekondigd dat het voornemen bestond om tot oplegging van een boete van € 44.000,00 over te gaan en dat terzake een zienswijze kon worden ingediend.
2.6.
Op 6 april 2018 heeft de toenmalige advocaat van [de B.V.] haar bericht dat het indienen van een zienswijze, het instellen van bezwaar en eventueel daarna beroep tegen de voorgenomen boete weinig kansrijk is.
2.7.
Op 25 april 2018 zijn LogicTrans Wegvervoer en LogicTrans opgericht. LogicTrans Wegvervoer exploiteert een onderneming op het gebied van transport en logistieke dienstverlening. LogicTrans houdt zich bezig met de verhuur en lease van vrachtwagens, autobussen, caravans en aanhangwagens. LogicTrans is enig aandeelhouder en bestuurder van LogicTrans Wegvervoer. [gedaagde sub 1] is enig aandeelhouder en bestuurder van Logictrans.
2.8.
Op 26 juni 2018 is aan [de B.V.] een bestuurlijke boete van € 44.000,00 opgelegd in verband met de in 2.5 genoemde overtreding.
2.9.
Op 28 september 2018 is een overeenkomst tot koop en verkoop van aandelen opgesteld teneinde de aandelen in [de B.V.] over te dragen aan [A] , voor een bedrag van € 1.000,00. De voorgenomen aandelenverkoop is uiteindelijk niet doorgegaan.
2.10.
In de periode van 8 oktober 2018 tot en met 4 december 2018 heeft [gedaagde sub 4] met gebruikmaking van een bankpas op naam van [de B.V.] bij verschillende geldautomaten diverse contante geldbedragen opgenomen van de bankrekening van [de B.V.] , tot een totaalbedrag van € 33.990.
2.11.
[de B.V.] is, naar aanleiding van een verzoek daartoe van twee van haar schuldeisers, op 4 december 2018 in staat van faillissement verklaard, met aanstelling van [de curator] als curator. De curator heeft vervolgens onderzoek gedaan naar onder meer de contante geldopnames door [gedaagde sub 4] en pogingen van [gedaagde sub 1] om zich van [de B.V.] te ontdoen door middel van een aandelenoverdracht. In dat kader hebben gesprekken plaatsgevonden tussen enerzijds de curator en anderzijds [gedaagde sub 1] en diens adviseur [de adviseur] (hierna: [de adviseur] ).
2.12.
[de adviseur] heeft in een e-mail van 14 mei 2019 het volgende aan de curator bericht:
“(…) Inmiddels is de rol van de boekhoudster ook wel verder verhelderend geworden. Het is juist dat zowel zij, als nog een ander, de pinopnames heeft uitgevoerd. Maar alle opgenomen bedragen zijn aan Dhr. [B] uitbetaald geworden.!! Op 1 juni 2018 heeft Dhr. [B] een lening van € 30.000 aan [de B.V.] verstrekt. Dit was in verband met een voorgenomen overdracht van de aandelen in [de B.V.] . (…) Teneinde een mogelijk faillissement te voorkomen was snel min. € 30.000 nodig. Dit is door Dhr. [B] vooruitlopend op de overname aan [de B.V.] uitbetaald. Helaas bleken er toch grotere financiele problemen boven water te zijn gekomen. Waaronder een megaclaim van de overheid wegens onjuistheden met de tachograaf. Alleen deze claim was al ruim € 40.000 en sanering van deze claim bleek niet mogelijk. Dhr. [B] eiste zijn lening terug en dat moest uiterlijk 31 augustus gebeuren. Een optie was nog om de lening in 3 maandelijkse termijnen terug te betalen. Het was Dhr. [B] niet bekend dat er al een faillissementsaanvraag was aangekomen. In verband met de voorgenomen overname heeft Dhr. [gedaagde sub 1] de bankpas al afgegeven. (…)
Onder grote druk heeft de boekhoudster de inmiddels bekende pinopnames uitgevoerd. En al de gepinde bedragen aan de door Dhr. [B] gestuurde medewerker overhandigd. Bijgaand doe ik u hierbij een kopie van de lening-ovk. zoals door Dhr. [gedaagde sub 1] ondertekend. (…)”
2.13.
Als bijlage bij deze e-mail van [de adviseur] is een op 1 juni 2018 gedateerde geldleningovereenkomst tussen [de B.V.] ( [gedaagde sub 1] ) en [B] gevoegd, voorzien van handtekeningen, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“ [de B.V.] (…) verder schuldenaar genoemd, (…)
[B] (…) verder schuldeiser genoemd (…)
1. Hoofdsom
De schuldeiser heeft op 1 juni 2018 een geldlening verstrekt ten bedrage van € 30.000 (…)
2. Doel van de lening
De lening is bedoeld voor de voorgenomen overdracht van aandelen in [de B.V.] (…) inclusief de aan [de B.V.] verleende transportvergunningen. [de B.V.] zal hiermee mede enkele dringende schuldeisers afbetalen, teneinde een mogelijk voortijdig faillissement te voorkomen. (…)
4. Looptijd en aflossing
De totale schuld (…) moet volledig zijn afgelost op 30 november 2018. De hoofdsom wordt alsdan afgelost in 3 termijnen met een bedrag van € 10.000 per maand. De termijnbetaling wordt elke maand per einde van de maand betaald, voor het eerst per 30 september 2018. (…)”
2.14.
Bij brief van 29 oktober 2019 aan Boratech, ter attentie van [gedaagde sub 4] , heeft de curator [gedaagde sub 4] gesommeerd tot betaling van € 33.990,00 binnen zeven dagen. De brief vermeldt onder meer:
“(…) Zowel de heer [gedaagde sub 1] als de heer [de adviseur] hebben verklaard dat u de beschikking had over deze bankpas en de contante geldopnames heeft verricht. Aangezien deze opnames zonder dat u daartoe bevoegd was zijn verricht en daartoe geen recht of titel bestond maak ik aanspraak op terugbetaling van het totaalbedrag ad € 33.990,00. Door het doen van de contante geldopnames heeft u onrechtmatig gehandeld en bent u ongerechtvaardigd verrijkt. (…)”
2.15.
Op 11 november 2019 heeft [gedaagde sub 4] per e-mail als volgt gereageerd:
“(…) Uw brief kwam schokkend over. Het bedrijf met alle benodigde stukken inclusief bankpas en inloggegevens zijn in augustus 2018 aan meneer [B] overgedragen. Hij is de koper van het bedrijf. Omdat [de B.V.] een ex klant is geweest heb ik alle benodigde stukken overhandigd aan de koper ( [B] ), want heer [gedaagde sub 1] was in het buitenland en kon niet zelf overhandigen. De tussen persoon van [B] , de heer [de adviseur] heeft u uitgelegd wat de situatie was. De opnames zijn in opdracht van de heer [B] gedaan en hem overhandigd. De ontvangstbewijs zal ik zsm naar u mailen. (…)”
2.16.
[gedaagde sub 4] heeft bij e-mailbericht van 13 november 2019 aan de curator nog het volgende geschreven:
“(…) In tegenstelling tot hetgeen u in uw brief aangeeft ontken ik ten stelligste dat mijnerzijds geld van [de B.V.] door mij zou zijn onttrokken en/of verduisterd. Ik ontken dit nadrukkelijk. Mijnerzijds is er geen Euro verduisterd. Ik heb slechts gehandeld op uitdrukkelijk verzoek van zowel de heer [gedaagde sub 1] , als zijn schuldeiser, de heer [B] .
Reeds eerder is aan u de betreffende overeenkomst tussen de beide heren toegestuurd, waaruit de eerdere schuld van [de B.V.] is vastgelegd en door beide heren ondertekend.
Een kopie van deze overeenkomst is u al eerder toegezonden.
zie email 14 mei 2019
Op aandringen van de heer [B] is deze schuld gefaseerd aan hem terugbetaald. Ten onrechte gaat u er van uit als zou ik dit allemaal hebben opgenomen, hetgeen eveneens onjuist is. Ik wijs uw beschuldiging dan met ook met kracht af. (…)”
2.17.
De curator heeft [gedaagde sub 4] op 19 november 2019 nogmaals gesommeerd tot betaling van het bedrag van € 33.990,00. Daartoe heeft de curator onder meer het volgende geschreven:
“(…) Gelet op het voorgaande bestaat er geen enkele rechtvaardiging voor de contante geldopnames door u. Ik betwist het bestaan van een rechtsgeldige leningovereenkomst op basis waarvan een terugbetalingsverplichting zou bestaan. Indien en voor zover de leningsovereenkomst al rechtsgeldig zou bestaan, hetgeen niet het geval is, zijn de contante geldopname door u alsnog onrechtmatig. Op het moment dat u wist dat een faillissement redelijkerwijs te verwachten was en nadien ook daadwerkelijk een verzoekschrift door het pensioenfonds was ingediend, heeft u de contante geldopnames verricht, terwijl daar geen rechtvaardiging voor bestond. Indien u de contante geldopnames niet had verricht waren deze gelden beschikbaar voor de gezamenlijke schuldeisers. (…)”
2.18.
Op 13 december 2019 heeft [gedaagde sub 4] aan de curator het volgende geschreven:
“(…) Voor alle duidelijkheid wil ik u informeren dat ik geen boekhouder ben bij Boratech BV. Ik ben een medewerker die de salaris-administratie verricht. Dhr. [gedaagde sub 1] ( [de B.V.] ) is in april 2019 als klant weggestuurd, omdat hij een uitermate slordige administratie indiende. (…) In februari/maart 2018 is een van zijn medewerkers door de verkeerspolitie aangehouden. Omdat deze medewerker de tachograaf van een andere medewerker heeft gebruikt en daardoor overtreding pleegde, heeft Dhr. [gedaagde sub 1] een boete van totaal € 44.000,- gekregen.
Hij heeft een advocaat ingeschakeld die een bezwaar naar de inspectie heeft ingediend. Enkele weken later heeft de advocaat hem geinformeerd, dat hij deze zaak zal verliezen. Enige mogelijkheid was of de boete betalen middels een lening of de onderneming overdragen. Hij heeft in april 2018 daartoe 2 nieuwe bv’s opgericht, t.w. Logic Trans wegvervoer bv en Logic Trans Holding bv. De activiteiten heeft hij van [de B.V.] overgenomen. Die nieuwe bedrijven voerden wederom een problematische administratie. Daardoor is hij als klant opgezegd.
Hij benaderde mij en vroeg of ik iemand kende die hem kon helpen. Dhr. [B] had daartoe mogelijk enige interesse, dus heb ik hem in contact gebracht.
Dhr. [B] heeft hem in juni 2018 een groot bedrag geleend (overeenkomst bij u bekend). Er was toen nog geen enkele sprake van een aankomend faillissement. In elk geval heeft Dhr. [gedaagde sub 1] hier niets over gemeld. (…)
De overname ging echter niet door en Dhr. [B] vorderde zijn geleende bedrag terug. Het geleende bedrag kon Dhr. [gedaagde sub 1] niet terugbetalen en heeft zijn gehele boekhouding, alle documenten, inloggegevens, bankpas en code, etc., etc., eind augustus 2018 aan mij gegeven, Ik heb dit alles aan de heer [B] overgedragen. Dhr. [gedaagde sub 1] heeft Dhr. [B] toestemming gegeven voor de bankopnames en ging weer terug naar Bulgarije. Omdat Dhr. [B] ook vaak in Turkije verbleef, heeft hij zijn medewerker alhier verzocht de opnames voor hem te verrichten. Daarmee werd uiteindelijk de lening terug betaald. (…)”
2.19.
[gedaagde sub 4] heeft voorts op 17 februari 2021 aan de curator het volgende bericht:
“(…) In mijn eerdere email en brieven heb ik u reeds medegedeeld dat de zakelijke relatie met de heer [gedaagde sub 1] alsmede [de B.V.] in april 2018 was beëindigd. Sindsdien was hij geen klant meer bij Boratech. Noch ik, no[ch] Boratech hebben sindsdien nog iets met hem te maken gehad.(…)
Eind augustus had Dhr. [gedaagde sub 1] mij weer benaderd en verzocht mij een aantal documenten aan de heer [B] te overhandigen. Daarbij was ook de bankpas welke ook naar de heer [B] dienden te worden overhandigd. Ik ging er van uit dat dit bij de tussen hen gesloten deal hoorde. Als onderdeel van de deal. De heer [B] gaf aan dat hij geld tegoed had van de heer [gedaagde sub 1] en vroeg mij met de voor hem bestemde bankpas enkele keren wat geld op te nemen en dat heb ik ook gedaan. De heer [B] bevond zich zelf op dat moment nog in Turkije. Dat opgenomen geld is eveneens aan de relatie van de heer [B] persoonlijk afgegeven. Voor deze handeling heb ik ook geen enkele vergoeding ontvangen. Dee enkele door mij opgenomen opnames zijn 1 op 1 naar de heer [B] doorbetaald geworden. (…)
2.20.
De curator heeft [gedaagde sub 4] op 29 april 2021 wederom een sommatie gestuurd.
2.21.
Eveneens op 29 april 2021 heeft de curator Boratech als werkgever van [gedaagde sub 4] aansprakelijk gesteld voor het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 4] en Boratech gesommeerd om tot betaling van € 33.990,00 over te gaan.
2.22.
Op 10 mei 2021 heeft [gedaagde sub 4] aan de curator twee documenten getiteld ‘Ontvangst Verklaring’ toegezonden. De documenten zijn gedateerd op 5 november 2018 respectievelijk 8 december 2018 en vermelden dat de opgenomen bedragen van € 18.900 respectievelijk € 15.000 in goede orde van [de B.V.] zijn ontvangen en dat de lening van € 30.000 inclusief kosten is betaald. De documenten zijn voorzien van een handtekening onder de naam ‘ [B] ’.
2.23.
In een e-mailbericht van ‘ […] ’ aan de curator van 24 mei 2021 is het volgende geschreven:
“(…) Recentelijk ontving ik een kopie concept dagvaarding gericht tegen mevrouw [gedaagde sub 4] waarin zij door u wordt aangemaand een bedrag van € 33.990 aan de boedel van [de B.V.] te betalen.
Zij wordt er door u van verschuldigd [sic] als zou zijn het door u aangegeven bedrag hebben opgenomen en derhalve zou zij dit dienen terug te betalen.??
Er is echter geen sprake van dat zij dit bedrag, althans een klein deel daarvan voor haarzelf ontvangen heeft en uitsluitend en alleen door haar zou zijn gepind, daar is geen sprake van. De genoemde bedragen zijn door meerdere personen opgenomen en aan ondergetekende overhandigd i.v.m. een afspraak met de heer [gedaagde sub 1] als terugbetaling van een door ondergetekende verstrekte lening aan de heer [gedaagde sub 1] die voornemens was een nieuwe onderneming te starten, waarbij ondergetekende de aandelen van [de B.V.] van hem zou overnemen.
Door de daarna opgetreden problemen werd dit verder niet geeffectueerd. Wel werd aan mij de aan hem uitgeleende gelden volledig aan mij terugbetaald.
Dien aangaande heb ik op verzoek ook een 2-tal ontvangstbewijzen opgesteld en ondertekend, waarin ik de ontvangst van de genoemde bedragen bevestig.
Mevrouw [gedaagde sub 4] heeft totaal niets met deze lening en/of transactie tussen mij en de heer [gedaagde sub 1] te maken en wordt door u dan ook volledig onterecht aangesproken.
Ik verzoek u dan ook de aan haar gerichte concept-dagvaarding in te trekken, daar niet zij, maar ook Boratech Administraties totaal niets valt aan te rekenen.
De heer [gedaagde sub 1] en/of [de B.V.] waren op dat moment niet eens meer hun cliënt.
Desgevraagd ben ik bereid bij de Rechter deze gang van zaken nader uit te leggen. Normaliter vertoef ik in Turkije, gezien de Cor[o]na verblijf ik tijdelijk in Nederland. Zodra er weer gevlogen kan worden vertrek ik weer. (…)
(…)
[B] ”

3.Het geschil

3.1.
De curator vordert, zakelijk weergegeven en (ten aanzien van de niet-verschenen gedaagden) voor zover hier van belang, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
ten aanzien van [gedaagde sub 1]
A.
te verklaren voor recht dat:
Primair
[gedaagde sub 1] ex artikel 2:248 BW jegens de boedel in het faillissement van [de B.V.] aansprakelijk is voor het bedrag van de schulden van [de B.V.] voor zover deze niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan;
[gedaagde sub 1] te veroordelen:
Primair
I. tot betaling aan de curator het bedrag dat het uiteindelijke faillissementstekort zal blijken te zijn, inclusief de faillissementskosten, de overige boedelschulden en de kosten van deze procedure, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
II. tot betaling aan de curator van een voorschot van € 50.000,00 van het uiteindelijk door [gedaagde sub 1] aan de curator verschuldigde bedrag, althans een zodanig bedrag dat de rechtbank in goede justitie vermeend te behoren, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
te verklaren voor recht dat:
Primair
de curator de rechtshandelingen strekkende tot het gedurende de periode 23 februari 2018 tot en met 5 oktober 2018 (doen) betalen van in totaal een bedrag van € 133.220,00 althans een zodanig bedrag dat de rechtbank in goede justitie vermeend te behoren, door [de B.V.] aan [gedaagde sub 1] , althans het complex van rechtshandelingen dat daaraan ten grondslag ligt, rechtsgeldig heeft vernietigd op grond van artikel 42 Faillissementswet, althans op grond van artikel 47 Faillissementswet;
[gedaagde sub 1] te veroordelen:
tot betaling aan de curator van een bedrag van € 133.220,00 althans een bedrag van € 52.908,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 133.220,00, althans een bedrag van € 52.908,00 vanaf 4 december 2018, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
ten aanzien van LogicTrans en LogicTrans Wegvervoer
A.
te verklaren voor recht dat:
LogicTrans en LogicTrans Wegvervoer ex artikel 6:162 BW jegens de gezamenlijke schuldeisers van [de B.V.] onrechtmatig hebben gehandeld doordat zij hebben geprofiteerd van de tekortkoming, wanprestatie en/of het onrechtmatig handelen van [de B.V.] en/of [gedaagde sub 1] en aansprakelijk zijn voor de daardoor ontstane schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, te berekenen vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening; (…)
LogicTrans en LogicTrans Wegvervoer primair (…) te veroordelen:
tot betaling aan de curator van een voorschot van € 30.000,00 van het uiteindelijk door LogicTrans en LogicTrans Wegvervoer aan de curator verschuldigd bedrag, althans een zodanig bedrag dat de rechtbank in goede justitie vermend te behoren, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
ten aanzien van [gedaagde sub 4] en Boratech
A.
te verklaren voor recht dat:
Primair
[gedaagde sub 4] ex artikel 6:162 BW jegens de gezamenlijke schuldeisers van [de B.V.] onrechtmatig heeft gehandeld en dat [gedaagde sub 4] en Boratech hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de daardoor ontstane schade;
Subsidiair
[gedaagde sub 4] ex artikel 6:212 BW ongerechtvaardigd is verrijkt en aansprakelijk is tot vergoeding van die verrijking;
[gedaagde sub 4] en Boratech te veroordelen:
tot betaling aan de curator van een bedrag van € 33.990,00, althans een zodanig bedrag dat de rechtbank in goede justitie vermeend te behoren, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
ten aanzien van alle gedaagden
gedaagden te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente alsmede de nakosten.
3.2.
Aan haar primaire vorderingen tegen de niet-verschenen gedaagden [gedaagde sub 1 c.s.] legt de curator het volgende ten grondslag, kort samengevat.
[gedaagde sub 1] heeft om oneigenlijke redenen de bedrijfsactiviteiten van [de B.V.] gestaakt en heeft zich getracht te ontdoen van de aandelen in het kapitaal van [de B.V.] en zijn bestuurderschap. Dit terwijl hij activa aan [de B.V.] heeft onttrokken of laten onttrekken en middels aan hem gelieerde vennootschappen (LogicTrans en LogicTrans Wegvervoer) de bedrijfsactiviteiten heeft voortgezet. Voorts heeft [gedaagde sub 1] bewerkstelligd, althans toegelaten, dat er door een derde ( [gedaagde sub 4] ) substantiële middelen aan de vennootschap zijn onttrokken. [gedaagde sub 1] had als bestuurder de belangen van [de B.V.] en/of de gezamenlijke schuldeisers voorop moeten stellen, hetgeen hij niet heeft gedaan. Het kennelijk onbehoorlijk bestuur [gedaagde sub 1] is een belangrijke oorzaak van het faillissement van [de B.V.] geweest. [gedaagde sub 1] is daarom op grond van artikel 2:248 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) aansprakelijk voor het tekort in het faillissement van [de B.V.] .
Daarnaast is sprake van paulianeuze handelingen als bedoeld in artikel 42 Faillissementswet. Het gaat om betalingen tot in totaal € 133.220,00 aan [gedaagde sub 1] die op deze grondslag vernietigbaar zijn en door [gedaagde sub 1] moeten worden terugbetaald.
LogicTrans en LogicTrans Wegvervoer hebben, zonder dat zij daarvoor een vergoeding hebben betaald, gezamenlijk en/of afzonderlijk een onderneming verkregen die met ingang van 25 april 2018 of tenminste nagenoeg dezelfde bedrijfsactiviteiten exploiteert als [de B.V.] exploiteerde. LogicTrans en LogicTrans Wegvervoer hebben daarmee ten onrechte geprofiteerd van het onbehoorlijk bestuur van [gedaagde sub 1] . Dit is in de gegeven omstandigheden onrechtmatig geweest, zodat LogicTrans en LogicTrans Wegvervoer aansprakelijk zijn voor de daardoor ontstane schade.
3.3.
Aan haar vorderingen tegen [gedaagde sub 4] en Boratech legt de curator het volgende ten grondslag, zakelijk weergegeven.
[gedaagde sub 4] heeft in de periode 8 oktober 2018 t/m 4 december 2018 in totaal een bedrag van € 33.990,00 opgenomen van de bankrekening van [de B.V.] . [gedaagde sub 4] was hiertoe niet bevoegd en voor het verrichten van de geldopnames bestond ook geen enkele rechtsgrond. Door het onttrekken van de gelden aan [de B.V.] heeft [gedaagde sub 4] onrechtmatig gehandeld jegens de schuldeisers van [de B.V.] . [gedaagde sub 4] had zich (mede) gelet op haar functie bij Boratech, die de administratie van [de B.V.] verzorgde, moeten onthouden van dergelijke onrechtmatige handelingen. Ongebruikelijke transacties, zoals de contante geldopnames, had [gedaagde sub 4] voorts moeten melden op grond van de Wwft. Als gevolg van het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 4] is een bedrag van € 33.990,00 niet meer beschikbaar voor de gezamenlijke schuldeisers van [de B.V.] , zodat zij schade lijden ter hoogte van dat bedrag. Boratech is als werkgever van [gedaagde sub 4] op grond van artikel 6:170 BW in samenhang met artikel 6:102 BW hoofdelijk aansprakelijk voor de door [gedaagde sub 4] veroorzaakte schade. Voor zover een onrechtmatige daad van [gedaagde sub 4] niet kan worden aangenomen, geldt (subsidiair) dat [gedaagde sub 4] ongerechtvaardigd is verrijkt, zodat zij ook om die reden gehouden is het bedrag van € 33.990,00 aan de curator te voldoen.
3.4.
[gedaagde sub 4] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen tegen haar, met veroordeling van de curator in de proceskosten. [gedaagde sub 4] betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld en voert aan dat zij de geldopnames heeft verricht met instemming en in opdracht van [gedaagde sub 1] , de bestuurder van [de B.V.] . [gedaagde sub 4] stelt dat zij alle door haar opgenomen bedragen heeft afgedragen aan (een kennis van) [B] en dat deze betalingen ertoe strekten een lening van € 30.000,00 uit hoofde van geldleningovereenkomst van 1 juni 2018 af te lossen. [gedaagde sub 4] bestrijdt voorts dat zij ongerechtvaardigd is verrijkt; zij heeft niets van het opgenomen geld voor zichzelf gehouden. Voor zover de vorderingen van de curator al toewijsbaar zijn, dient de schadevergoeding te worden gematigd, aldus [gedaagde sub 4] .
3.5.
Boratech voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen tegen haar, met veroordeling van de curator in de proceskosten. Boratech betwist dat zij op grond van artikel 6:170 BW als werkgever van [gedaagde sub 4] hoofdelijk aansprakelijk is voor de handelwijze van [gedaagde sub 4] en voert daartoe het volgende aan, samengevat.
In de eerste plaats is geen sprake van een fout van [gedaagde sub 4] , in de zin van een toerekenbare onrechtmatige daad. De geldopnames kunnen [gedaagde sub 4] niet worden toegerekend, omdat zij die in opdracht van, of onder druk van [gedaagde sub 1] en [B] heeft verricht. In de tweede plaats ontbreekt het vereiste functionele verband tussen de fout en de aan [gedaagde sub 4] opgedragen taak binnen Boratech. Tot slot is sprake van eigen schuld aan de zijde van [de B.V.] . [gedaagde sub 1] heeft met [B] samengespannen om de aandelen in [de B.V.] aan een derde over te dragen dan wel [de B.V.] te liquideren, zodat de boete onbetaald en onverhaalbaar zou zijn. Daarmee heeft [gedaagde sub 1] verwijtbaar gehandeld en dit handelen kan [de B.V.] worden toegerekend. Een eventuele vergoedingsplicht van Boratech dient dan ook te worden verminderd.
3.6.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

ten aanzien van de niet-verschenen gedaagden [gedaagde sub 1 c.s.]

4.1.
Tegen [gedaagde sub 1 c.s.] is verstek verleend. Het jegens hen primair gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen op de wijze zoals weergegeven in de beslissing.
4.2.
[gedaagde sub 1 c.s.] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de curator worden begroot op:
- dagvaarding € 100,32
- griffierecht € 999,60 (3/5 × € 1.666,00)
- salaris advocaat €
1.114,00(1 punt × tarief € 1.114,00)
Totaal € 2.213,92
4.3.
Voor een (separate) veroordeling in de gevorderde nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert. De nakosten zullen overeenkomstig het per 1 februari 2021 geldende liquidatietarief worden begroot op € 163,00 zonder betekening en op € 248,00 in geval van betekening.
ten aanzien van [gedaagde sub 4]
4.4.
De vordering van de curator tegen [gedaagde sub 4] kan worden beschouwd als een vordering als bedoeld in het arrest van de Hoge Raad van 14 januari 1983 (Peeters q.q./Gatzen, ECLI:NL:HR:1983:AG4521). In dat arrest oordeelde de Hoge Raad dat een faillissementscurator in het kader van zijn taak de belangen van de gezamenlijke schuldeisers te behartigen, onder omstandigheden een vordering tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad kan instellen jegens een derde die bij de benadeling van de gezamenlijke schuldeisers is betrokken. Indien de curator een dergelijke vordering instelt, zal hij voldoende feiten en omstandigheden dienen te stellen die tot de conclusie leiden dat sprake is geweest van een onrechtmatige daad jegens de gezamenlijke schuldeisers van de gefailleerde met als gevolg dat die gezamenlijke schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden zijn benadeeld (Hoge Raad 5 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:201).
4.5.
Niet in geschil is dat [gedaagde sub 4] in de periode van 8 oktober 2018 tot en met 4 december 2018 in totaal een bedrag van € 33.990,00 van de bankrekening van [de B.V.] heeft opgenomen met de bankpas die zij van [gedaagde sub 1] heeft gekregen. Tussen partijen staat ter discussie of hiervoor een rechtsgrond bestond en of [gedaagde sub 4] gemachtigd was (of anderszins toestemming had) tot het verrichten van de contante geldopnames. De curator meent van niet. [gedaagde sub 4] ziet dat anders en stelt dat zij dit op verzoek van [gedaagde sub 1] en [B] heeft gedaan om de lening van [B] aan [de B.V.] af te lossen. Zij beroept zich daartoe op een geldleningovereenkomst van 1 juni 2018 (zie 2.13), twee ontvangstverklaringen (zie 2.22) en een e-mail met uitleg van [B] van 24 mei 2021 (zie 2.23).
4.6.
De rechtbank acht die lezing van [gedaagde sub 4] niet geloofwaardig. In de eerste plaats heeft de curator onweersproken aangevoerd dat de vermeende geldleningsovereenkomst niet bij de overhandigde gestelde administratie van [de B.V.] zat en dat het vermeende uitgeleende bedrag niet op de bankrekening van [de B.V.] is voldaan of anderszins aan [de B.V.] ten goede is gekomen. Ook heeft de curator toegelicht dat [gedaagde sub 1] tegenover haar heeft verklaard dat er geen lening was verstrekt door [B] , dat de het document getiteld ‘geldleningovereenkomst’ geantedateerd is en dat hij ( [gedaagde sub 1] ) deze na datum faillissement heeft ondertekend. De rechtbank constateert verder dat de gegevens van [B] opmerkelijk genoeg niet in de geldleningovereenkomst staan vermeld en dat dat de vermeende handtekeningen van [B] onder de ontvangstverklaringen aanzienlijk verschillen van zijn beweerde handtekening onder de geldleningovereenkomst. Die verschillen zijn dermate groot, dat de rechtbank voorlichting door een handtekeningendeskundige niet noodzakelijk acht. [gedaagde sub 4] , die tijdens de mondelinge behandeling niet in persoon is verschenen, heeft voor dit alles geen verklaring gegeven. [gedaagde sub 4] heeft evenmin een verklaring gegeven voor het – zeker voor een medewerkster van een administratiekantoor – opmerkelijke gegeven dat de vermeende geldlening zou zijn afgelost door middel van contante betalingen die dagelijks, veelal buiten werktijd, in kleine bedragen werden gepind en hoofdzakelijk zouden zijn overhandigd aan [B] of aan een onbekende kennis van hem. Verder heeft [gedaagde sub 4] tegenover de betwisting door de curator geen concreet aanknopingspunt aangedragen voor de juistheid van haar stelling dat zij door [de B.V.] / [gedaagde sub 1] daadwerkelijk was gemachtigd tot het verrichten van de contante geldopnames. Voor zover [gedaagde sub 4] zich beroept op de e-mail van 24 mei 2021 geldt in de eerste plaats dat de tenaamstelling van het desbetreffende e-mailaccount opmerkelijk genoeg niet overeenkomt met de naam van [B] , hetgeen op voorhand doet twijfelen aan de authenticiteit van de e-mail, gegeven ook het eerdergenoemde handtekeningverschil bij de andere documenten. Verder wordt in de e-mail niet (uitdrukkelijk) gesproken over een verzoek of opdracht van [gedaagde sub 1] / [de B.V.] aan [gedaagde sub 4] . Daarnaast is de mededeling van de schrijver van de e-mail dat [gedaagde sub 1] op dat moment (de rechtbank leest: ten tijde van de geldopnames en vermeende aflossingen) geen cliënt meer was van Boratech, aantoonbaar onjuist. Uit een als productie 27 door de curator overgelegde factuur van Boratech blijkt dat [gedaagde sub 1] , via LogicTrans Wegvervoer waarmee hij de bedrijfsactiviteiten van [de B.V.] wilde voortzetten, in elk geval tot en met maart 2019 cliënt is gebleven van Boratech.
4.7.
De rechtbank neemt gelet op het voorgaande als vaststaand aan dat [gedaagde sub 4] zonder recht of titel een bedrag van € 33.990,00 van de bankrekening van [de B.V.] heeft opgenomen. Als gevolg hiervan heeft een vermindering plaatsgevonden van het actief van [de B.V.] en daarmee van de verhaalsmogelijkheden van haar gezamenlijke schuldeisers. Voor [gedaagde sub 4] was deze benadeling ook voorzienbaar. Zij wist immers dat aan [de B.V.] een boete van € 44.000,00 was opgelegd en dat [de B.V.] niet in staat was om deze boete te voldoen. In haar e-mailbericht van 13 december 2019 (zie 2.18) schrijft zij immers aan de curator:
“Enige mogelijkheid was of de boete betalen middels een lening of de onderneming overdragen”. Daarnaast was [gedaagde sub 4] naar eigen zeggen ervan op de hoogte dat [gedaagde sub 1] LogicTrans en LogicTrans Wegvervoer had opgericht en dat zij de activiteiten van [de B.V.] hadden overgenomen, zodat in [de B.V.] geen activiteiten meer werden verricht en dus geen inkomsten meer werden gegenereerd. [gedaagde sub 4] wist ook dat een eventuele verkoop van de aandelen van [de B.V.] niet (meer) doorging. Dat de penibele financiële situatie van [de B.V.] ook op die manier niet werd opgelost moet [gedaagde sub 4] dus duidelijk zijn geweest. Gelet op al deze omstandigheden wist [gedaagde sub 4] of had zij, gegeven ook haar professionele achtergrond en positie bij Boratech, redelijkerwijs behoren te weten dat een faillissement van [de B.V.] aanstaande was en had zij dus – ook als zij opdracht of toestemming had –behoren af te zien van de contante geldopnames. Dat zij die geldopnames desondanks wel heeft verricht, valt haar te verwijten en kan haar daarom worden toegerekend. De handelwijze van [gedaagde sub 4] kwalificeert daarmee als een toerekenbare onrechtmatige daad jegens de gezamenlijke schuldeisers van [de B.V.] .
4.8.
Zonder die onrechtmatige handelwijze van [gedaagde sub 4] was een bedrag van € 33.990,00 nog beschikbaar geweest voor de gezamenlijke schuldeisers van [de B.V.] . De schade dient dan ook te worden vastgesteld op dit bedrag.
4.9.
[gedaagde sub 4] heeft een beroep op matiging als bedoeld in artikel 6:109 lid 1 BW gedaan. De omstandigheden die [gedaagde sub 4] hiervoor aanvoert, namelijk dat zij momenteel ziek zou zijn en dat zij een (te) laag inkomen heeft, zijn evenwel niet feitelijk onderbouwd en geven daarom, mede gelet op de aard van de aansprakelijkheid, geen aanleiding om een matiging toe te passen. [gedaagde sub 4] is daarom gehouden het bedrag van € 33.990,00 aan de boedel te voldoen.
4.10.
Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen A en B ten aanzien van [gedaagde sub 4] worden toegewezen.
4.11.
[gedaagde sub 4] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten aan de zijde van de curator worden veroordeeld. Deze kosten worden in het geding tegen [gedaagde sub 4] begroot op:
- dagvaarding € 100,32
- griffierecht € 333,20 (1/5 × € 1.666,00)
- salaris advocaat €
563,00(1 punt × tarief € 563,00)
Totaal € 996,52
4.12.
Voor de gevorderde veroordeling in de nakosten wordt verwezen naar hetgeen hiervoor is overwogen in 4.3.
ten aanzien van Boratech
4.13.
Aan de orde is dan de vraag of Boratech als werkgever van [gedaagde sub 4] hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade als bedoeld in 4.8. Artikel 6:170 lid 1 BW bepaalt dat voor schade, aan een derde toegebracht door een fout van een ondergeschikte, degene in wiens dienst de ondergeschikte zijn taak vervult aansprakelijk is, indien de kans op de fout door de opdracht tot het verrichten van deze taak is vergroot en degene in wiens dienst hij stond, uit hoofde van hun desbetreffende rechtsbetrekking zeggenschap had over de gedragingen waarin de fout was gelegen. Verwijtbaarheid aan de zijde van de werkgever is geen vereiste voor de toepassing van artikel 6:170 lid 1 BW.
4.14.
Hiervoor heeft de rechtbank geoordeeld dat de contante geldopnames een toerekenbare onrechtmatige daad [gedaagde sub 4] jegens de gezamenlijke schuldeisers van [de B.V.] opleveren. Daarmee is de fout van [gedaagde sub 4] als bedoeld in artikel 6:170 lid 1 BW gegeven. Ook is sprake van haar ondergeschiktheid als bedoeld in deze bepaling. [gedaagde sub 4] was in die periode in loondienst werkzaam bij Boratech, waarbij Boratech de bevoegdheid had om bij de aan [gedaagde sub 4] opgedragen werkzaamheden aanwijzingen of bevelen te geven zodat de taak onder leiding kon worden verricht. Overigens heeft een van de directeuren van Boratech, [naam directeur] , ter zitting ook verklaard dat [gedaagde sub 4] een ondergeschikte van hem is.
4.15.
Aan de orde is dan de vraag of de 'kans op de fout door de opdracht is vergroot'. Ook fouten buiten taakvervulling kunnen onder dat criterium vallen. Voldoende is dat er tussen de opgedragen werkzaamheden en de foutieve gedraging van de ondergeschikte een ‘functioneel verband’ bestaat. In de rechtspraak wordt een ruime uitleg gegeven aan dit begrip. Bij de beoordeling moeten alle terzake dienende omstandigheden van het geval in de beoordeling worden betrokken. In dat verband kunnen van belang zijn het tijdstip waarop en de plaats waar de desbetreffende gedraging is verricht, alsmede de aard van die gedraging en de eventueel door of ingevolge de dienstbetrekking voor het maken van de fout geschapen gelegenheid, dan wel aan de werknemer ter beschikking staande middelen. Ook andere omstandigheden kunnen in dit verband van belang zijn (zie Hoge Raad 9 november 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7557).
4.16.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval sprake is van een functioneel verband tussen de opgedragen werkzaamheden en het foutieve gedrag van [gedaagde sub 4] . De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat Boratech gedurende de gehele periode dat [de B.V.] bedrijfsactiviteiten heeft verricht de boekhouding in de ruimste zin van het woord heeft gevoerd. [gedaagde sub 4] heeft in dat verband uiteenlopende taken voor [de B.V.] uitgevoerd, die blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting niet waren beperkt tot de salarisadministratie. En vanaf het moment dat de bedrijfsactiviteiten van [de B.V.] zijn voortgezet in de nieuw opgerichte vennootschap LogicTrans Wegvervoer, heeft Boratech vervolgens de administratie van deze vennootschap gevoerd, in elk geval tot en met maart 2019. Van beide vennootschappen is [gedaagde sub 1] de (middellijk) bestuurder. De relatie tussen Boratech en (de onderneming van) [gedaagde sub 1] / [de B.V.] is dus niet door het faillissement geëindigd. Mede tegen deze achtergrond volgt uit niets dat [gedaagde sub 1] / [de B.V.] de contante geldopnames heeft gekwalificeerd als dienstverlening op persoonlijke titel van [gedaagde sub 4] , in plaats van dienstverlening vanuit Boratech. Vast staat wél dat de administratie van [de B.V.] zich destijds bij Boratech bevond en dat de afgifte van de bankpas van [de B.V.] ten kantore van Boratech heeft plaatsgevonden. In die zin werd de fout van [gedaagde sub 4] dus gemaakt binnen de kaders van haar dienstverband en met gebruikmaking van zaken, middelen en het netwerk die aan haar uit hoofde van de vervulling van haar taak ter beschikking waren gesteld. Op welk moment van de dag de pintransacties door [gedaagde sub 4] exact hebben plaatsgevonden acht de rechtbank, anders dan Boratech, van ondergeschikt belang. Bovendien heeft een deel van de geldopnames ook gedurende werktijd plaatsgevonden.
4.17.
Uit het voorgaande volgt dat aan de vereisten voor werkgeversaansprakelijkheid van Boratech is voldaan, waardoor zij hoofdelijk aansprakelijk is voor de geleden schade.
4.18.
Het verweer van Boratech dat een eventuele vergoedingsplicht moet worden verminderd omdat bij de fout van [gedaagde sub 4] sprake is geweest van eigen schuld van [de B.V.] , gaat niet op. De fout van [gedaagde sub 4] waarvoor Boratech medeaansprakelijk is betreft immers de onrechtmatige handelwijze jegens de gezamenlijke schuldeisers van [de B.V.] , niet [de B.V.] zelf (zie 4.4).
4.19.
De uitkomst is dat de vorderingen A en B ook ten aanzien van Boratech zullen worden toegewezen.
4.20.
Boratech zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten aan de zijde van de curator worden veroordeeld. Deze kosten worden ook in het geding tegen Boratech begroot op:
- dagvaarding € 100,32
- griffierecht € 333,20 (1/5 × € 1.666,00)
- salaris advocaat €
563,00(1 punt × tarief € 563,00)
Totaal € 996,52
4.21.
Voor de gevorderde veroordeling in de nakosten wordt verwezen naar hetgeen hiervoor is overwogen in 4.3.

5.De beslissing

De rechtbank:
ten aanzien van [gedaagde sub 1 c.s.]
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde sub 1] als bedoeld in artikel 2:248 BW in het faillissement van [de B.V.] jegens de boedel aansprakelijk is voor het bedrag van de schulden van [de B.V.] voor zover deze niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan;
5.2.
verklaart voor recht dat de curator de rechtshandelingen strekkende tot het gedurende de periode 23 februari 2018 tot en met 5 oktober 2018 (doen) betalen van in totaal een bedrag van € 133.220,00 door [de B.V.] aan [gedaagde sub 1] rechtsgeldig heeft vernietigd;
5.3.
verklaart voor recht dat LogicTrans en LogicTrans Wegvervoer onrechtmatig hebben gehandeld jegens de gezamenlijke schuldeisers van [de B.V.] doordat zij hebben geprofiteerd van de tekortkoming, wanprestatie en/of het onrechtmatig handelen van [de B.V.] en/of [gedaagde sub 1] en aansprakelijk zijn voor de daardoor ontstane schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 11 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] tot betaling aan de curator het bedrag dat het uiteindelijke faillissementstekort zal blijken te zijn, inclusief de faillissementskosten en de overige boedelschulden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.5.
veroordeelt [gedaagde sub 1] tot betaling aan de curator van een voorschot van € 50.000,00 van het uiteindelijk door [gedaagde sub 1] aan de curator verschuldigde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 11 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.6.
veroordeelt [gedaagde sub 1] tot betaling aan de curator van een bedrag van € 133.220,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 4 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.7.
veroordeelt LogicTrans en LogicTrans Wegvervoer tot betaling aan de curator van een voorschot van € 30.000,00 van het uiteindelijk door LogicTrans en LogicTrans Wegvervoer aan de curator verschuldigde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 11 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.8.
veroordeelt [gedaagde sub 1 c.s.] in de proceskosten, aan de zijde van curator tot op heden begroot op € 2.213,92 en op en op € 163,00 (zonder betekening) en € 248,00 (met betekening) aan nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 2.213,92 met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.9.
verklaart de onder 5.4 t/m 5.8 genoemde (kosten)veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af;
ten aanzien van [gedaagde sub 4] en Boratech
5.11.
verklaart voor recht dat [gedaagde sub 4] jegens de gezamenlijke schuldeisers van [de B.V.] onrechtmatig heeft gehandeld en dat [gedaagde sub 4] en Boratech hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de daardoor ontstane schade;
5.12.
veroordeelt [gedaagde sub 4] en Boratech hoofdelijk om aan de curator te betalen een bedrag van € 33.990,00 (drieëndertig duizendnegenhonderdnegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 11 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling;
5.13.
veroordeelt [gedaagde sub 4] in de proceskosten, aan de zijde van curator tot op heden begroot op € 996,52 en op € 163,00 (zonder betekening) en € 248,00 (met betekening) aan nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 996,52 met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.14.
veroordeelt Boratech in de proceskosten, aan de zijde van curator tot op heden begroot op € 996,52 en op € 163,00 (zonder betekening) en € 248,00 (met betekening) aan nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 996,52 met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.15.
verklaart de onder 5.12 t/m 5.14 genoemde (kosten)veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.16.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Harmsen en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2022.
type: 3151