Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in het incident van de zijde van Fresh Teruma.
2.Het geschil en de beoordeling daarvan in het incident
primairbetaling van het openstaande bedrag van USD 361.042,73 op basis van vastkoop, vermeerderd met handelsrente, en
subsidiair, voor het geval ook over de zeventien containers afgerekend moet worden als bij commissiekoop, afgifte van/inzage in (in de dagvaarding genoemde) stukken op grond van artikel 7:403 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) met betrekking tot de netto verkoopopbrengst, op straffe van verbeurte van een dwangsom en voorts betaling van wat op grond van die verantwoording en exhibitie zal blijken verschuldigd te zijn, vermeerderd met wettelijke handelsrente.
- veroordeling van Fresh Teruma tot zekerheidsstelling in de bodemzaak voor een bedrag van € 18.192,-;
- te bepalen dat deze zekerheidstelling geschiedt in de vorm van een depotstorting bij de griffie van deze rechtbank of – subsidiair – deze zekerheid te stellen in de vorm van een van een Nederlandse bank afkomstige bankgarantie voor dit bedrag met een geldigheid van vier maanden na het in de bodemzaak te wijzen eindvonnis;
- de termijn te bepalen waarbinnen deze zekerheidstelling moet zijn gesteld, bij gebreke waarvan de sanctie van niet-ontvankelijkheid zal volgen (artikel 616 lid 3 Rv);
- met veroordeling van Fresh Teruma in de kosten van dit incident en dit alles uitvoerbaar bij voorraad;
€ 11.282,-, namelijk griffierecht (€ 5.737,-) en drie punten conform het liquidatietarief (één punt voor de incidentele conclusie à € 563,-, één punt voor de conclusie vóór de mondelinge behandeling à € 2.491,- en één punt voor de mondelinge behandeling à € 2.491,-). Bij het vaststellen van de hoogte houdt de rechtbank geen rekening met de door Westfalia Marketing genoemde aanvullende conclusie voor de mondelinge behandeling en eventuele enquête of deskundige onderzoek en een uitgebreide mondelinge behandeling. In dit stadium van de procedure, waarin Westfalia Marketing nog geen conclusie van antwoord in de hoofdzaak heeft genomen en de rechtbank nog niet aan een inhoudelijke beoordeling is toegekomen, is het niet mogelijk en te voorbarig om aan te nemen dat de door Westfalia Marketing genoemde proceshandelingen noodzakelijk zullen zijn en welke kosten daarmee dan zullen zijn gemoeid.
3.De beslissing
€ 11.282,-ter zake van de proceskosten tot betaling waarvan zij veroordeeld kan worden ten behoeve van Westfalia Marketing, door uiterlijk op
25 januari 2023ófwel een bankgarantie af te geven door een Nederlandse bank, ófwel het bedrag te storten op de rekening van de Stichting Derdengelden van de advocaat van Westfalia Marketing, onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 2.15 is overwogen;
1 februari 2023voor uitlating aan de zijde van Westfalia Marketing over de zekerheidstelling;