ECLI:NL:RBDHA:2022:14081

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
NL22.12158
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft verzoekster op 28 juni 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf, ingediend op 15 november 2021. Op 26 september 2022 heeft verzoekster het beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Indien een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. Echter, de rechtbank stelt vast dat in dit geval verweerder niet tegemoet is gekomen aan het beroepschrift, aangezien de beslissing op de aanvraag van verzoekster afhankelijk is van het onderzoek van het DNA van haar kinderen.

Gelet op deze omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten en wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af als kennelijk ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.12158

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoekster

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.C.A. Koen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 28 juni 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf van 15 november 2021.
Verzoekster heeft het beroep op 26 september 2022 ingetrokken en verzocht om een vergoeding van proceskosten.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Uit vaste rechtspraak [1] volgt dat van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb alleen sprake is als het bestuursorgaan zijn standpunt zodanig heeft herzien dat daarmee eigenlijk wordt erkend dat het oorspronkelijke besluit onrechtmatig was.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop stelt de rechtbank vast dat het beroep is ingetrokken, omdat pas op de aanvraag van verzoekster kan worden beslist indien het DNA van haar kinderen is onderzocht. In dit geval is verweerder dan ook niet tegemoetgekomen aan het beroepschrift.
4. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten dan ook af als kennelijk ongegrond.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 april 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1084) en van 5 augustus 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1855).