8.3.De lezing van de staatssecretaris ligt ook niet voor de hand omdat zij niet in overeenstemming is met de bedoeling van de nationale wetgever en in strijd is met de Gezinsherenigingsrichtlijn. Dat zal de rechtbank hierna onder 9 en 10 bespreken.
Is de nareismaatregel in overeenstemming met de bedoeling van de nationale wetgever?
9 Uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 2r van de Vw 2000 leidt de rechtbank af dat de wetgever met het stellen van de afgiftetermijn na inwilliging van de mvv-aanvraag de toegang tot Nederland wilde bespoedigen. Die afgiftetermijn bedroeg vóór inwerkingtreding van artikel 2r, eerste lid, van de Vw 2000 in alle situaties zes maanden. De wetgever heeft er echter vervolgens voor gekozen om deze termijn in te korten tot drie maanden, met een beperkte mogelijkheid om die termijn met drie maanden te verlengen in de situatie van de sluiting of de afwezigheid van een Nederlandse vertegenwoordiging in het land van herkomst of bestendig verblijf. Daarmee beoogde de wetgever te voorkomen dat de feiten op grond waarvan de aanvraag was gehonoreerd niet meer actueel zouden zijn op het moment van de mvv-afgifte.Om die reden is ook de geldigheidsduur van de mvv van zes maanden tot negentig dagen teruggebracht.In dit verband is ook gewezen op de belangen van de vreemdeling om zo spoedig mogelijk na te reizen.
De in de nareismaatregel vervatte wachttermijn en de lezing van de staatssecretaris van artikel 2r, eerste lid, van de Vw 2000 staan naar het oordeel van de rechtbank haaks op deze bedoeling.
Is de nareismaatregel in overeenstemming met de Gezinsherenigingsrichtlijn?
10. De door de staatssecretaris voorgestane uitleg van artikel 2r, eerste lid, van de
Vw 2000 en de nareismaatregel leiden ook tot strijd met de Gezinsherenigingsrichtlijn. Artikel 13, eerste lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn schrijft namelijk voor dat de lidstaat het gezinslid of de gezinsleden de toegang tot de lidstaat toestaat,
zodra(cursivering rechtbank) het verzoek om gezinshereniging is aanvaard. Anders dan de staatssecretaris is de rechtbank van oordeel dat daarmee wel een tijdsbepaling is gegeven. Daaraan wordt niet voldaan door aan de afgifte van een mvv nadere voorwaarden te verbinden, met als meest verstrekkende gevolg een wachttijd van zes maanden. Artikel 13, eerste lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn bepaalt ook dat de lidstaat alle medewerking moet bieden bij het verkrijgen van de benodigde visa voor de toegang. Met de nareismaatregel wordt deze medewerking niet verleend. De staatssecretaris betoogt wel dat de lidstaten enige ruimte hebben bij de invulling van die medewerking, maar in dit geval moeten vreemdelingen om beleidsmatige redenen tot zes maanden wachten voordat ze een afspraak kunnen maken voor het verkrijgen van de mvv. Dan kan in redelijkheid niet meer gesproken worden van het bieden van alle medewerking bij het verkrijgen van de benodigde visa. Daarbij kan de nareismaatregel leiden tot een uitstel van de toegang tot Nederland met vele maanden. Dit doet afbreuk aan het nuttig effect van die richtlijnbepaling.
Daarbij komt dat, zoals de staatssecretaris ook in het verweerschrift en op zitting heeft erkend, het beschikken over passende huisvesting in dit geval geen voorwaarde is voor de toekenning van het recht op gezinshereniging.Door de huisvestingseis te stellen als voorwaarde voor de uitreiking van een mvv, terwijl dat geen voorwaarde is voor de gezinshereniging zelf, handelt de staatssecretaris in strijd met de doelstelling van de Gezinsherenigingsrichtlijn om voor vluchtelingen gunstiger voorwaarden te stellen voor de uitoefening van hun recht op gezinsherenigingen het bevorderen van gezinshereniging in het algemeen.
Bij dit alles is van belang dat de Gezinsherenigingsrichtlijn de lidstaten geen ruimte laat om buiten de in die richtlijn genoemde voorwaarden nadere eisen aan gezinshereniging te stellen.
11. Uit al het voorgaande volgt dat de nareismaatregel niet in overeenstemming is met de tekst en het doel van artikel 2r, eerste lid, van de Vw 2000 en artikel 13, eerste lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn.
Vindt de nareismaatregel haar rechtvaardiging in een hogere rechtsnorm?
12. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat, voor zover al sprake zou zijn van strijd met de Gezinsherenigingsrichtlijn (of de Vw 2000), geldt dat de nareismaatregel haar rechtvaardiging kan vinden in een hogere rechtsnorm. De hiërarchie van rechtsnormen brengt mee dat het EVRM en het EU-Handvest voorgaan op secundair Unierecht, zodat bepalingen van secundair recht (zoals de Gezinsherenigingsrichtlijn) of nationaal recht (zoals de Vw 2000) buiten toepassing moeten worden gelaten bij strijdigheid. De
nareismaatregel beoogt volgens de staatssecretaris een potentiële schending van (in het bijzonder) artikel 3 van het EVRM en (in het bijzonder) artikelen 1 en 4 van het EU Handvest te voorkomen. Op grond van die bepalingen moet Nederland voorkomen dat asielzoekers niet in een toestand van zeer verregaande materiële behoeftigheid terechtkomen, waardoor zij niet in staat zouden zijn om te voorzien in hun meest elementaire behoeften.