202004247/1/V1.
Datum uitspraak: 22 december 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 19 juni 2020 in zaak nr. 19/8172 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Op 20 mei 2019 heeft de referent in Nederland een aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) voor de vreemdeling ingediend.
Bij kennisgevingen van 22 mei 2019 en 27 mei 2019 heeft de staatssecretaris meegedeeld dat hij geen bezwaar heeft tegen de afgifte van een mvv aan de vreemdeling.
Bij kennisgeving van 28 januari 2020 heeft de staatssecretaris die kennisgevingen ingetrokken en de aanvraag om de vreemdeling een mvv te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 19 juni 2020 heeft de rechtbank het door de vreemdeling ingestelde beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag om haar een mvv te verlenen, gegrond verklaard. De rechtbank heeft daarnaast bepaald dat de staatssecretaris aan de vreemdeling een dwangsom verbeurt van € 1.442,00.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G.J. Dijkman, advocaat te Utrecht, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De staatssecretaris en de vreemdeling hebben ieder een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1. Het in deze zaak toepasselijke beleid is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
2. De vreemdeling heeft de Chinese nationaliteit. Een payrollbedrijf heeft als erkend referent in Nederland de aanvraag voor haar ingediend, met als verblijfsdoel 'arbeid als kennismigrant'. Bij kennisgevingen van 22 mei 2019 en 27 mei 2019 heeft de staatssecretaris krachtens artikel 2r, eerste lid, van de Vw 2000 meegedeeld dat hij geen bezwaar heeft tegen de afgifte van een mvv aan de vreemdeling en dat hij de Nederlandse vertegenwoordiging in Guangzhou (China) hierover heeft geïnformeerd. Verder heeft hij meegedeeld dat de Nederlandse vertegenwoordiging de mvv alleen afgeeft als de vreemdeling aan de volgende voorwaarden voldoet:
• de aanvraag voor afgifte van de mvv-visumsticker is in persoon ingediend bij de Nederlandse vertegenwoordiging;
• de Nederlandse vertegenwoordiging stelt vast dat haar paspoort echt is en nog minimaal 6 maanden geldig is en nog minimaal twee blanco pagina's heeft;
• de Nederlandse vertegenwoordiging stelt vast dat de originele brondocumenten die zij mee moet nemen echt zijn;
• er zijn geen andere redenen om de mvv visumsticker niet af te geven.
3. Op 18 juni 2019 is op de Nederlandse vertegenwoordiging een interview met de vreemdeling gehouden en vervolgens de afgifte van een mvv geweigerd. Bij bericht van 8 juli 2019 heeft de Nederlandse vertegenwoordiging de staatssecretaris gevraagd of deze in het verslag van het interview reden ziet om tot heroverweging over te gaan. Bij kennisgeving van 28 januari 2020 heeft de staatssecretaris de kennisgevingen van 22 mei 2019 en 27 mei 2019 ingetrokken en de aanvraag afgewezen. Aan de afwijzing heeft de staatssecretaris ten grondslag gelegd dat niet duidelijk is of het salaris van de vreemdeling marktconform is, onder meer omdat wat de vreemdeling op 18 juni 2019 bij de Nederlandse vertegenwoordiging in Guangzhou heeft verklaard over haar werkervaring, niet kan worden geverifieerd, ook niet nadat de staatssecretaris referent bij brief van 9 augustus 2019 in de gelegenheid had gesteld nadere gegevens en bewijsstukken over te leggen.
4. De vreemdeling heeft de staatssecretaris op 22 augustus 2019 in gebreke gesteld omdat deze niet tijdig een besluit op de aanvraag heeft genomen.
5. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris met de kennisgevingen van 22 mei 2019 en 27 mei 2019 nog niet een besluit op de aanvraag heeft genomen, omdat de staatssecretaris hierbij heeft meegedeeld dat de Nederlandse vertegenwoordiging de mvv alleen afgeeft als de vreemdeling voldoet aan de voorwaarden die de staatssecretaris overeenkomstig paragraaf B1/3.3.3 van de Vc 2000 in deze kennisgevingen heeft opgenomen. Verder heeft de rechtbank overwogen dat de staatssecretaris uiterlijk 18 augustus 2019 een besluit op de aanvraag had moeten nemen en met de kennisgeving van 28 januari 2020 niet tijdig een besluit op de aanvraag heeft genomen. De staatsecretaris heeft de termijn om een besluit te nemen overschreden en daarom een dwangsom verbeurd, aldus de rechtbank.
6. In de hiertegen gerichte grief voert de staatssecretaris terecht aan dat hij met de kennisgevingen van 22 mei 2019 en 27 mei 2019 een besluit op de aanvraag heeft genomen. Ingevolge artikel 2p, eerste lid, van de Vw 2000 kan de staatssecretaris een mvv verlenen aan de vreemdeling ten aanzien van wie is aangetoond dat deze voldoet aan de vereisten voor toegang en verlening van een verblijfsvergunning. Ingevolge artikel 2r, eerste lid, stelt de staatssecretaris, indien hij besluit tot verlening van een mvv, de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis. In paragraaf B1/3.3.1 van de Vc 2000 heeft de staatssecretaris toegelicht dat deze kennisgeving een inwilligend besluit is (zie Stcrt. 2018, 69964, blz. 39, onder F,G,H). De in deze kennisgeving opgenomen machtiging aan de Nederlandse vertegenwoordiging om onder voorwaarden over te gaan tot afgifte van de mvv doet aan de inwilliging van de aanvraag door de staatssecretaris niet af. De Nederlandse vertegenwoordiging is niet bevoegd om een besluit op een aanvraag om verlening van een mvv te nemen.
Ingevolge artikel 2u, eerste lid, beslist de staatssecretaris binnen 90 dagen na ontvangst van een aanvraag om verlening van een mvv. De aanvraag is ingediend op 20 mei 2019. Dit betekent dat de beslistermijn is verstreken op 18 augustus 2019. De staatssecretaris heeft met de kennisgeving van 22 mei 2019 dus tijdig een, in dit geval inwilligend, besluit op de aanvraag genomen. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat de staatsecretaris de termijn om een besluit te nemen heeft overschreden en daarom een dwangsom heeft verbeurd.
De grief slaagt.
7. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Omdat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken, zal het beroep alsnog ongegrond worden verklaard. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 19 juni 2020 in zaak nr. 19/8172;
III. verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2021
716
BIJLAGE
Vc 2000
Paragraaf B1/3.3.1
[…]
Kennisgeving
De kennisgeving, waarmee de vreemdeling of diens referent op de hoogte wordt gesteld van de afgifte van een mvv aan de vreemdeling, is een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb.
Paragraaf B1/3.3.3
Aanvraagprocedure door referent in Nederland
[…]
Als wordt voldaan aan de toelatingsvoorwaarden voor het betreffende verblijfsdoel, machtigt de IND onder voorbehoud de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging om de mvv af te geven en stelt de IND de referent hiervan in kennis. Dit voorbehoud houdt in dat voor de afgifte van de mvv aan de vreemdeling:
• nader onderzoek de authenticiteit van de originele buitenlandse bewijsmiddelen betreffende de staat van personen en van het document voor grensoverschrijding van de vreemdeling bevestigt;
• de vreemdeling voor het vaststellen van zijn identiteit tien digitale vingerafdrukken heeft laten afnemen en een pasfoto heeft ingeleverd (artikel 106a, eerste lid, Vw 2000 junctis artikel 54 Vw 2000 en artikel 1.31 Vb 2000); en
• zich geen feiten of omstandigheden voordoen die zich tegen de afgifte van de mvv verzetten.
Uitsluitend als is voldaan aan deze voorwaarden en de IND een kennisgeving hoeft doen uitgaan naar de referent gaat de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging over tot afgifte van de mvv aan de vreemdeling.
B1/3.3.4
[…]
Indien zich na de kennisgeving feiten en omstandigheden voordoen die aanleiding kunnen geven tot intrekking van de kennisgeving, legt de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging deze voor aan de IND. De IND beziet de kennisgeving op de intrekking daarvan en in geval van intrekking van de kennisgeving wordt de aanvraag gelijktijdig afgewezen.