ECLI:NL:RBDHA:2022:13973
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing mvv-aanvraag verblijf bij zoon en gezin in Nederland met belangenafweging artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv-aanvraag) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Iraakse vrouw geboren in 1955, had de aanvraag ingediend om bij haar meerderjarige zoon en zijn gezin in Nederland te kunnen verblijven. De staatssecretaris had de aanvraag afgewezen op basis van het ontbreken van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar zoon. Eiseres stelde dat zij door haar lichamelijke en psychische klachten afhankelijk was van haar zoon en zijn gezin, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd had vastgesteld dat eiseres zelfstandig kon functioneren zonder de zorg van haar zoon.
De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris in zijn besluit een belangenafweging had gemaakt in het kader van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Hierbij werd het belang van eiseres bij gezinsleven afgewogen tegen de (economische) belangen van de Nederlandse staat. De rechtbank concludeerde dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitviel, omdat er geen sprake was van een beschermenswaardig familie- of gezinsleven. Eiseres had niet aannemelijk gemaakt dat haar situatie zodanig was dat zij niet zonder haar zoon en zijn gezin kon functioneren.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. Eiseres werd gewezen op de mogelijkheid om binnen vier weken na de uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als zij het niet eens was met de uitspraak.