ECLI:NL:RBDHA:2022:13905
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Dublinverordening en asielaanvraag; beoordeling van interstatelijk vertrouwensbeginsel en individuele omstandigheden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 december 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S. Boerci, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. W.A. Berghuis, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat de informatie in het claimverzoek onjuist en onvolledig was en dat er bijzondere individuele omstandigheden waren die een behandeling van haar aanvraag door Nederland rechtvaardigden.
De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld en vastgesteld dat de Staatssecretaris het bestreden besluit terecht had genomen. Eiseres had niet voldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat Bulgarije zijn internationale verplichtingen niet nakomt, en de rechtbank oordeelde dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing was. Eiseres had ook niet aangetoond dat haar overdracht aan Bulgarije zou leiden tot een onevenredige hardheid, ondanks haar zwangerschap en de relatie met haar partner in Nederland. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgrond van eiseres niet slaagde en verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt de toepassing van de Dublinverordening en de voorwaarden waaronder een lidstaat kan afwijken van de standaardprocedures, evenals de noodzaak voor eiseres om concrete aanwijzingen te leveren voor haar claims. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gemaakt, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen een week na bekendmaking.