ECLI:NL:RBDHA:2022:13827

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
NL22.19484
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Spanje en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 december 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Sierra Leoonse nationaliteit, zijn asielaanvraag had ingediend op 26 maart 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk werd geacht op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat Spanje niet in staat is om zijn asielaanvraag adequaat te behandelen vanwege de slechte omstandigheden en het risico op mensenhandel. De rechtbank heeft de zaak op 23 november 2022 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder niet verscheen.

De rechtbank overweegt dat Spanje in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en dat verweerder mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft echter niet kunnen aantonen dat er in zijn specifieke geval sprake is van een reëel risico op schending van zijn rechten bij overdracht aan Spanje. De rechtbank wijst erop dat de informatie die eiser heeft overgelegd over de opvang in Spanje niet voldoende is om te concluderen dat de omstandigheden daar dermate slecht zijn dat hij niet kan worden overgedragen. Bovendien heeft eiser niet kunnen aantonen dat hij slachtoffer is van mensenhandel, noch dat de medische voorzieningen in Spanje niet adequaat zijn.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de asielaanvraag niet in behandeling te nemen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.19484

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S.R. Kwee),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Raaijmakers).

Procesverloop

Bij besluit van 28 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 23 november 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is, met een voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 2002 en de Sierra Leoonse nationaliteit te bezitten. Hij heeft op 26 maart 2022 een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Daarin is bepaald dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [2] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiser de buitengrens van de lidstaten, die gebonden zijn aan de Eurodacverordening [3] , op illegale wijze op 2 maart 2022 via Spanje heeft overschreden. Op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening is Spanje verantwoordelijk voor de asielaanvraag. Nederland heeft op grond hiervan een verzoek om overname gedaan. Op 17 mei 2022 heeft Spanje het verzoek aanvaard, waarmee de verantwoordelijkheid van Spanje vaststaat.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en stelt dat ten aanzien van Spanje niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Uit een brief van VluchtelingenWerk Nederland (VWN) van 4 juni 2022, waarin wordt verwezen naar het AIDA-rapport van april 2022, volgt namelijk dat de Spaanse autoriteiten geen garanties geven voorafgaand aan een transfer. Verweerder leunt derhalve te veel op het claimakkoord. Daarnaast zien diverse organisaties dat slachtoffers van mensenhandel, zoals eiser, moeilijkheden ondervinden bij hun terugkeer naar Spanje in het kader van de Dublinverordening. Eiser verwijst ook naar een uitspraak van de Afdeling [4] van 19 juli 2021 waaruit volgt dat de illegale pushbacks het interstatelijk vertrouwensbeginsel aantasten. [5] Eiser vreest bij terugkeer naar Spanje voor de slechte omstandigheden aldaar. Ook wil hij bij zijn in Nederland wonende vriendin, Anne-Marie Sewoh, blijven. Hierbij wordt verwezen naar een e-mail van die vriendin. Tot slot is eiser in behandeling bij de GZA [6] in verband met zijn psychische klachten.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Vaststaat dat Spanje in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek van eiser. In zijn algemeenheid mag verweerder ten opzichte van Spanje uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat daar in zijn geval niet van kan worden uitgegaan.
5. Eiser is hierin niet geslaagd. Uit de brief van VWN en het AIDA-rapport volgt weliswaar dat de toegang tot de opvang in Spanje tekortkomingen kent, maar niet is gebleken dat de problemen dermate structureel en ernstig zijn dat bij overdracht aan Spanje op voorhand moet worden geoordeeld dat sprake is van een reëel risico op schending van artikel 4 van het Handvest [7] of artikel 3 van het EVRM [8] . Voor zover uit de in de brief van VWN blijkt van een algemeen tekort aan opvangplaatsen in Spanje, geldt dat de in de brief genoemde bronnen geen ander beeld schetsen dan al eerder is betrokken in de rechtspraak. Verweerder wijst in dat verband in het verweerschrift terecht op uitspraken van de Afdeling van 26 april 2022 [9] en 12 mei 2022 [10] . Bovendien stelt verweerder terecht dat eiser niet uit persoonlijke ervaringen kan putten over de opvangvoorzieningen in Spanje, nu eiser nooit een asielaanvraag heeft ingediend in Spanje. Verweerder heeft in dat verband terecht opgemerkt dat de Spaanse autoriteiten met het claimakkoord hebben gegarandeerd dat eisers asielverzoek in behandeling wordt genomen en in overeenstemming met het Europese en internationale recht zal worden beoordeeld. Daar komt bij dat van eiser verwacht mag worden dat hij zich bij voorkomende problemen wendt tot de daartoe bevoegde instanties of (hogere) Spaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat deze eiser niet willen of kunnen helpen.
6. Voor zover eiser stelt dat hij slachtoffer is van mensenhandel en dat de voorzieningen in Spanje daarvoor niet toereikend zijn, is de rechtbank van oordeel dat eiser dit niet aannemelijk heeft gemaakt. Niet is gebleken dat eiser een aangifte van mensenhandel heeft gedaan in Spanje, waardoor eiser ook niet uit eigen ervaringen kan verklaren over de gestelde tekortkoming in de voorzieningen. Mocht eiser van oordeel zijn dat de voorzieningen niet afdoende zijn, dan ligt het op zijn weg om hierover te klagen bij de (hogere) Spaanse autoriteiten.
7. Daarnaast heeft verweerder zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat de door eiser aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 19 juli 2021 [11] niet tot de conclusie leidt dat ten aanzien van Spanje niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, aangezien de informatie die eiser heeft overgelegd over pushbacks betrekking heeft op handelingen aan de buitengrenzen van de Europese Unie en er geen aanwijzingen zijn dat sprake is van pushbacks bij Dublinclaimanten.
8. Voor zover eiser heeft gesteld dat zijn vriendin [naam vriendin eiser] in Nederland verblijft, geldt dat verweerder in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd heeft overwogen dat eiser zijn relatie niet middels documenten aannemelijk heeft gemaakt. De enkele overgelegde verklaring per e-mail van de gestelde vriendin heeft verweerder als onvoldoende kunnen aanmerken.
9. Eiser stelt tot slot dat zijn medische situatie, te weten zijn psychische klachten, aan de voorgenomen overdracht aan Spanje in de weg staat. De rechtbank overweegt daartoe dat de medische voorzieningen van de lidstaten in beginsel vergelijkbaar zijn. Uit het patiëntendossier dat eiser heeft overgelegd blijkt enkel dat eiser somber is vanwege de aanstaande overdracht en uitdrogingsverschijnselen. Er is derhalve geen sprake van dusdanige ernstige medische problematiek dat eiser niet overgedragen zou kunnen worden aan Spanje.
10. Gelet op het voorgaande heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om eisers asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken zoals bedoeld in artikel 17 van de Dublinverordening.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Verordening (EU) Nr. 603/2013.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.GezondheidsZorg Asielzoekers.
7.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
8.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.