ECLI:NL:RBDHA:2022:13782
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en voorlopige voorziening van staatloze eiser met Palestijnse afkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, een staatloze Palestijn, had verzocht om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar zijn aanvraag werd afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank oordeelde dat eiser niet onder de uitsluitingsgrond van artikel 1(D) van het Vluchtelingenverdrag valt, omdat hij kort voor zijn asielaanvraag geen bijstand van de UNRWA heeft ontvangen. Eiser had eerder een aanvraag ingediend die ook was afgewezen, en de rechtbank concludeerde dat er geen reëel risico op onmenselijke behandeling in Jordanië bestaat. De rechtbank vond de verklaringen van eiser over zijn problemen met zijn voormalig advocaat ongeloofwaardig en oordeelde dat de documenten die hij had overgelegd niet voldoende bewijs boden voor zijn claims. De rechtbank benadrukte dat de algemene situatie van Palestijnen in Jordanië niet automatisch leidt tot een asielstatus, en dat de mogelijkheid van een gevangenisstraf voor alimentatie niet voldoende is om asiel te rechtvaardigen. De rechtbank heeft de zaak in het openbaar behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.