ECLI:NL:RBDHA:2022:13705

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
09-765004-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing en witwassen in het illegale gokcircuit met intimidatie door incassoploeg

Op 20 december 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afpersing en witwassen. De zaak betreft een incident dat zich voordeed tussen 24 september 2019 en 30 april 2020, waarbij de verdachte samen met anderen het slachtoffer, eigenaar van een theehuis in Rotterdam, onder druk zette om een bedrag van 20.000 euro te betalen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten een dreigende sfeer creëerden door met meerdere personen het theehuis binnen te gaan, op de bar te slaan en het slachtoffer te intimideren met uitspraken als 'je gaat betalen anders heb je een groot probleem'. De rechtbank achtte de afpersing wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van getuigenverklaringen en bewijsstukken die de intimidatie en de betaling van het geld bevestigden.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van witwassen. Tijdens een doorzoeking op 1 maart 2022 in de woning van de verdachte werd een geldbedrag van 11.050 euro aangetroffen, waarvan de rechtbank oordeelde dat het afkomstig was uit misdrijf. De verdachte kon geen verifieerbare verklaring geven voor de herkomst van dit geld, wat leidde tot de conclusie dat hij zich schuldig had gemaakt aan witwassen. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van vijf maanden en verklaarde het in beslag genomen geldbedrag verbeurd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/765004-22
Datum uitspraak: 20 december 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1979 te [geboorteplaats] ,
BRP- [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 25 mei 2022 (regie) en 6 december 2022 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.A. Visser en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J.C. Spigt naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 24
september 2019 tot en met 30 april 2020 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meerdere anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen,
door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot:
- de afgifte van een geldbedrag van (in totaal) 20.000 euro, althans één of
meerdere geldbedragen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen, en/of
- het teniet doen van een inschuld (door (in totaal) 20.000 euro, althans één
of meerdere geldbedragen, (in termijnen) af te (laten) geven/betalen),
door:
- naar het [Theehuis] van [slachtoffer] te gaan en/of
- voor de bar in het theehuis op een rij, althans gegroepeerd te gaan staan
en/of op de bar te slaan en/of
- ( met harde stem) tegen [slachtoffer] te zeggen: 'met ons systeem is niets
mis gegaan' en/of 'ik/wij zijn van [bedrijf] en jij moet 80.000 euro betalen'
en/of 'jij moet betalen' en/of 'als je naar de politie gaat is het probleem
nog niet opgelost' en/of dichtbij [slachtoffer] te staan en te zeggen: 'je
gaat betalen anders heb je een groot probleem', althans woorden te
uiten van gelijke aard en/of strekking, en/of
- ( aldus) een bedreigende en/of intimiderende (overtal-)situatie te doen
ontstaan, en/of
- ( vervolgens) een of meerdere keren naar het [Theehuis] te gaan om
geld op te eisen en/of op te halen;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 september
2019 tot en met 30 april 2020 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meerdere anderen, althans alleen,
een ander, te weten [slachtoffer] ,
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of
enige andere feitelijkheid gericht tegen [slachtoffer] ,
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te
weten een of meerdere keren geldbedragen (van in totaal 20.000 euro) af te
geven/betalen,
door:
- naar het [Theehuis] van [slachtoffer] te gaan en/of
- voor de bar in het theehuis op een rij, althans gegroepeerd te gaan staan
en/of op de bar te slaan en/of
- tegen [slachtoffer] te zeggen: 'met ons systeem is niets mis gegaan, jij
moet betalen' en/of 'als je naar de politie gaat is het probleem nog niet
opgelost' en/of dichtbij [slachtoffer] te staan en te zeggen: 'je gaat
betalen anders heb je een groot probleem', althans woorden te uiten van
gelijke aard en/of strekking, en/of
- ( aldus) een bedreigende en/of intimiderende (overtal-)situatie te doen
ontstaan, en/of
- ( vervolgens) een of meerdere keren naar het [Theehuis] te gaan om
geld op te eisen en/of op te halen;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of
een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of één of meerdere
(andere) personen op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode
van 24 september 2019 tot en met 30 april 2020 te Rotterdam, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meerdere anderen, althans alleen,
A) met het oogmerk om zich en/of een ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen,
door bedreiging met geweld [slachtoffer] hebben gedwongen tot:
- de afgifte van een geldbedrag van (in totaal) 20.000 euro, althans één of
meerdere geldbedragen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen, en/of
- het teniet doen van een inschuld (door (in totaal) 20.000 euro, althans één
of meerdere geldbedragen, (in termijnen) af te (laten) geven/betalen),
of
B) [slachtoffer] door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door
bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen [slachtoffer]
,
wederrechtelijk hebben gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden,
te weten één of meerdere keren geldbedragen (van in totaal 20.000 euro) af te
geven/betalen,
(in beide gevallen) door:
- naar het [Theehuis] van [slachtoffer] te gaan en/of
- voor de bar in het theehuis op een rij, althans gegroepeerd te gaan staan
en/of op de bar te slaan en/of
- ( met harde stem) tegen [slachtoffer] te zeggen: 'met ons systeem is niets
mis gegaan' en/of 'ik/wij zijn van [bedrijf] en jij moet 80.000 euro betalen'
en/of 'jij moet betalen' en/of
'als je naar de politie gaat is het probleem nog niet opgelost' en/of dichtbij
[slachtoffer] te staan en te zeggen: 'je gaat betalen anders heb je een groot
probleem', althans woorden te uiten van gelijke aard en/of strekking, en/of
- ( aldus) een bedreigende en/of intimiderende (overtal-)situatie te doen
ontstaan, en/of
- ( vervolgens) één of meerdere keren naar het [Theehuis] te gaan om
geld op te eisen en/of op te halen,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 24
september 2019 te Rotterdam en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is
geweest door tezamen en in vereniging, althans samen met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]
en/of [medeverdachte 3] en/of één of meerdere (andere) personen:
- naar het [Theehuis] van [slachtoffer] te gaan en/of
- voor de bar in het theehuis op een rij, althans gegroepeerd te gaan staan
en/of op de bar te slaan en/of
- ( met harde stem) tegen [slachtoffer] te zeggen: 'met ons systeem is niets
mis gegaan' en/of 'ik/wij zijn van [bedrijf] en jij moet 80.000 euro betalen'
en/of 'jij moet betalen' en/of 'als je naar de politie gaat is het probleem
nog niet opgelost' en/of dichtbij [slachtoffer] te staan en te zeggen: 'je
gaat betalen anders heb je een groot probleem', althans woorden te uiten van
gelijke aard en/of strekking, en/of
- ( aldus) een bedreigende en/of intimiderende (overtal-)situatie te doen
ontstaan;
2.
hij op of omstreeks 1 maart 2022 te Rotterdam, een geldbedrag (van in totaal
(ongeveer) EUR 11.050) voorhanden heeft gehad terwijl hij wist, dan wel
redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat geldbedrag -middellijk of
onmiddellijk- afkomstig was uit enig misdrijf.

3. De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – op gronden als verwoord in zijn schriftelijk requisitoir – gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – op gronden als verwoord in zijn pleitnota – op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Op specifieke standpunten wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal in het onderzoek Taxus 1 / DHRAA16063 met het onderzoeksnummer DHRAA16063, van de politie eenheid Den Haag, Team Opsporing, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 277).
1. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] , opgemaakt op 16 december 2021, voor zover inhoudende (p. 146 - 151):
Ik ben de eigenaar van [Theehuis] te Rotterdam. Ze hebben mij met betrekking tot [bedrijf] onder druk gezet. Ze kwamen naar mijn theehuis toe. Ze zeiden dat ik alles moest betalen wat is mis gegaan. Ze zeiden met ons systeem is niets mis gegaan, jij moet betalen. Ik heb € 20.000 betaald. Ik kon niks zeggen, ze hebben mij bedreigd, ik was bang, ze waren met vijf tot zes man. De meeste van die mannen waren donker, er waren ook mannen die licht getint waren. Er was ook één Hollander bij met een kale kop. Ik had naar de politie kunnen gaan, maar zij zeiden als je dat doet is het probleem nog niet opgelost. Zij zeiden als je niet gaat betalen dan heb je een groot probleem.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 december 2021, voor zover inhoudende (p. 158 - 162):
Tijdens het verhoor op 16 december 2021 van de getuige [slachtoffer] werd een aantal foto’s getoond. Hierbij herkende getuige een aantal personen.
Foto 1: [verdachte] , [geboortedatum] . Over deze foto verklaarde de getuige het volgende: "Ja, hij was erbij. Dit was de man die het woord had. Hij is één keer bij mij geweest, daarna niet meer teruggekomen. Deze man heb ik alleen de eerste keer gezien”.
Foto 2: [medeverdachte 2] , [geboortedatum 2] . Over deze foto verklaarde de getuige het volgende: "Ja, dat is de kale Hollander.”
Foto 3: [medeverdachte 3] , [geboortedatum 3] . Over deze foto verklaarde de getuige het volgende: "Hij was er ook bij met de man op foto 1. Deze man van foto 3 kwam dichtbij mij staan en zei heel zachtjes tegen mij, je gaat betalen anders heb je een groot probleem. Dit kwam erg intimiderend op mij over."
Foto 4: [medeverdachte 1] , [geboortedatum 1] . Over deze foto verklaarde de getuige het volgende: "Deze man is twee keer bij mij geweest. De tweede keer had deze man het woord en zei ik kom om te incasseren. Zoals ik al eerder zei, deze man zou op mijn schieten als ik niet zou gaan betalen. Hij was samen met die kale man de tweede keer.”
3. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] , opgemaakt op 23 december 2021, voor zover inhoudende (p. 163 - 168):
Ik dacht dat de bedreiging in 2019 was. Ik heb in ongeveer zes maanden betaald in verschillende termijnen. Men kwam nooit alleen, minimaal met zijn tweeën en één keer per maand. Men kwam onaangekondigd. In die zes maanden heb ik 20.000 euro afbetaald. Ik wilde zo snel mogelijk van deze mensen af. Die mensen waren niet leuk. Ik stond achter de bar gewoon aan het werk. Ze kwamen met zijn allen binnen, de zaak heeft een lange bar en ze stonden zeg maar op een rij. Ik weet nog dat de man op foto nummer 1 de woordvoerder was. Hij heeft gezegd dat ik gewoon moest betalen. Hij zei dat hij van [bedrijf] was en dat ik 80.000 euro moest betalen. Hij begon ook als eerste tegen mij te praten. Vervolgens zei de man van foto nummer 3 wat. Hij is degene die zei: "jongen je gaat betalen, je hebt een groot probleem." Hij zei dat dit om een hele rustige manier, ik werd hier erg bang van.
4. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] , opgemaakt op 29 december 2021, voor zover inhoudende (p. 169 - 172):
Ze waren heel dreigend naar binnen gekomen. De manier waarop ze tegen mij zeiden dat ik een bedrag had opstaan, maakte dat ik me bedreigd voelde. Ik wist dat ik maar beter kon meewerken. Die woordvoerder, dat is de man op foto 1, kwam direct naar binnen lopen, sloeg op de bar en maakte mij met een harde stem duidelijk dat ik moest gaan betalen.
5. Het proces-verbaal van bevindingen OVC 24-09-2019, opgemaakt op 10 mei 2020, voor zover inhoudende (AMB.1173):
Op 25 juli 2019 werd door de officier van justitie een schriftelijk bevel gegeven tot het opnemen en beluisteren van gesprekken gevoerd door [verdachte] en/of andere personen in het voertuig Volkswagen Golf, voorzien van het [kenteken] . Op 25 juli 2019 werd aangevangen met het opnemen van gesprekken in het voornoemde voertuig. Wij verbalisanten, beluisterden de opnamen van 24-09-2019 in het voertuig.
Tijdens het beluisteren hoorden wij, verbalisanten, tweetal stemmen. Door ons wordt één/meerdere stem(men) herkend als zijnde de stem(men) van hieronder genoemd.
[medeverdachte 3] = [verdachte] . Door de tolk Papiamento wordt hij aangeduid met een [verdachte] .
[medeverdachte 2] = [medeverdachte 2] .
[verdachte] = [medeverdachte 1] ( [bijnaam] ). Door de tolk Papiamento wordt zijn stem herkend.
Met Rasta wordt bedoeld: [medeverdachte 3] .
Vanaf 00:59
[medeverdachte 3] : Ik ben ff hierzo met Rasta.
[medeverdachte 2] : Ik ben hier al. ik ben nu in Rotterdam.
[medeverdachte 3] : Oké is goed, we zijn hier in Breda en daarna komen wij naar Rotterdam gelijk. Is goed.
00:54
[medeverdachte 3] : Ja pak die appnummer, pak die appnummer, pak die app nummer, we rijden nu naar Rotterdam, we zien jou gelijk daar, is goed?
[medeverdachte 2] : Ja is goed.
03: 00 einde telefoongesprek
Hierna hoor je [verdachte] , [bijnaam] zeggen. (kennelijk is hij aan het appen) De auto staat stil.
03:50 Gaat [verdachte] weer rijden.. en brabbelt wat in zichzelf
04:21
[verdachte] bum [bijnaam] (sh= T)
Geluid van een rijdende voertuig
Na de begroeting volgt er een gesprek.
[verdachte] : de man staat van zelf al op ons in Rotterdam te wachten. lk heb hem de uitdraai laten nemen. Hij heeft met de kerel gesproken. De man zei dat ie elke dag in de zaak/tent zit. lk heb hem de App van de man laten nemen zodat we dit nu meteen kunnen bekijken, kom laten we gaan. Snap je?
[bijnaam] : ehm (duidelijk)
[nummer]
[verdachte] in gesprek met een [medeverdachte 2] .
[verdachte] : Awel loop alvast in de richting van [Theehuis] , je moet daar de boel in de gaten houden want wij gaan NU daar naar binnen om papier te halen. Wij gaan geld bij een kerel daar binnen innen!
[medeverdachte 2] : Awel is goed, ik ga nu naar beneden.
[verdachte] : Is goed.
02:07
[medeverdachte 3] : Ja, kom richting [Theehuis] , kom richting die kant, kom richting die zaak daar parkeren om die hoek. Wij staan hier buiten geparkeerd bij die zaak.
[medeverdachte 2] : Ja gewoon, hij is die eigenaar van die zaak he.
[medeverdachte 3] : Oké. We gaan tegen hem zeggen. Luister pik, die jongens hebben nou die uitdraai. Je bent hem gewoon komen zeggen die uitdraai neem ik zes uur, afrond 's avonds als je die hebt. Ik zeg we rijden gewoon hier naartoe. Snap je wat ik bedoel. Want hij doet, maar hoe heb jij dat vorige keer gezien. Hij wou niet betalen?
[medeverdachte 2] : Hij hebt geld maat. Weetje wat ik bedoel. Hij hebt geld.
[medeverdachte 3] : Oké
[medeverdachte 2] : Hij doet net alsof die gek is.
03:10
[medeverdachte 3] : Ja maar je moet tegen die man nou zeggen dat je bent al geweest. Dat je een afspraak hebt om half 7, dat je dat weet. Snap je wat ik bedoel? Gelijk als je die dingen hebt. Maat we zijn gewoon Den Haag. We komen naar beneden. Hij moet meteen gaan aftikken
[medeverdachte 2] : Maar we gaan ons niet laten verrassen vanavond.
[medeverdachte 3] : Nee we nemen dinges mee.
[medeverdachte 2] : Twintig Marokkanen eerst ff.
[medeverdachte 3] : Vriend luister, geloof me nou zo meteen, ik heb mijn team, je hebt nog niet gezien. Twintig Marokkanen maat, hij weet hoe dat is, want dat zei [bijnaam] ook net.
Wij komen gewoon met een PIPA. WU komen gewoon met een pipa en hij weet. Verrassen, niemand kan ons verrassen vriend.
01:47
[medeverdachte 2] : We laten hem gewoon zien toch, dat is de bedoeling toch?
[medeverdachte 3] : Je hebt die ding bij je toch? Je hebt die ding bij je toch? Ja zegt een NNM buiten de auto.
[medeverdachte 3] : Geef aan [bijnaam] effetjes en wacht op ons. Die auto daarachter.
[medeverdachte 2] : Wat is de bedoeling maat.
S: Kijk we rijden gewoon, kijk we gaan eerst netjes gewoon naar binnen.
[medeverdachte 2] : Ja toch.
[medeverdachte 3] : En dan gaan we gewoon praten. Dat is de bedoeling.
00:17
[medeverdachte 3] : Straks als je die Range Rover ziet, moet je effetjes naar [bijnaam] (NG) lopen, is goed?
6. Het proces-verbaal van bevindingen Aanvulling PVB AMB.2582, opgemaakt op 8 september 2022, voor zover inhoudende (AMB.4313):
AMB.2582 betreft een proces verbaal van bevindingen betreffende notitieblokken die aangetroffen zijn tijdens een doorzoeking in de woning [locatie 1] te
's-Gravenhage. In deze notitieblokken staan aantekeningen die vermoedelijk te maken hebben met gokactiviteiten. [locatie 1] te 's-Gravenhage betreft de woning van Cornelis Van [naam 1] . In deze notities is te zien dat er meerdere malen " [Theehuis] " genoemd wordt met daarachter getallen.
Op bladzijde 8 staat:
" [Theehuis] 63000”.
Op bladzijde 13 staat:
" [Theehuis] 53000".Boven aan deze bladzijde staat 19 dec tot/met nov.
Op bladzijde 16 staat:
" [Theehuis] 53000".Boven deze bladzijde staat Dec 2019.
Op bladzijde 18 staat:
" [Theehuis] 43000".Boven deze bladzijde staat Feb 23-2020.
Op bladzijde 19 staat:
" [Theehuis] 43000".Boven deze bladzijde staat 17-04-2020.
7. Het proces-verbaal van bevindingen identificatie [accountnaam] ,
opgemaakt op 3 januari 2022, voor zover inhoudende (AMB.3346, p. 6 en 8):
Uit onderzoek in de beschikbare PGP-berichten bleek dat er in de periode tussen 1 april 2020 en 29 mei 2020 tussen diverse personen - onder andere Cornelis [naam 1] , [medeverdachte 2] en de gebruiker ' [accountnaam] '- berichten verstuurd waren. Deze berichten leken betrekking te hebben op ' [Theehuis] '. In deze berichten zei [medeverdachte 2] dat 'die mensen' wilden dat hij naar ' [Theehuis] ' zou gaan, maar dat ' [Theehuis] ' eerst ' [accountnaam] ' wilde spreken. ' [accountnaam] ' gaf aan [medeverdachte 2]
aan dat hij één van die dagen naar 'hem' - ' [Theehuis] ' - toe zou gaan. Cornelis [naam 1] vroeg vervolgens aan [medeverdachte 2] hoe het met' [Theehuis] ' was en dat het alweer twee maanden terug was dat hij wat betaald had.
Op 28 april 2020 waren er met betrekking tot ' [Theehuis] ' PGP-berichten tussen [medeverdachte 2] en ' [accountnaam] ' zichtbaar. [medeverdachte 2] vroeg aan ' [accountnaam] ' of hij langs 'die man van [Theehuis] ' kon rijden, omdat 'die mensen' echt hun geld nodig hadden. ' [accountnaam] ' zei daarop dat hij had begrepen dat ' [Theehuis] ' alles wat afgesproken was al betaald had.
8. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 6 december 2022, voor zover inhoudende:
Ik ben met een kennis een keer in [Theehuis] in Rotterdam geweest. Dat zou op 24 september 2019 geweest kunnen zijn. Er was een meningsverschil. Misschien heb ik inderdaad iets gezegd over 20 Marokkanen meenemen, dat hij moest aftikken, en we nemen dinges mee.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal in het onderzoek Taxus 1 / DHRAA16063, proces-verbaalnummer 7568, van de politie eenheid Den Haag, Team Opsporing, met bijlagen.
1. Het proces-verbaal van bevindingen doorzoeking [locatie 2] te Rotterdam, opgemaakt op 1 maart 2022, voor zover inhoudende (AMB.3581):
Op 1 maart 2022 vond een doorzoeking in de woning plaats in perceel [locatie 2] 2 te Rotterdam. In de woning werd de [verdachte] , [geboortedatum] te Curaçao, door het arrestatieteam aangehouden. In de woning werd verder zijn vriendin genaamd [naam 2] aangetroffen.
Bij de doorzoeking werd aangetroffen in de slaapkamer op de tweede etage: 1 washandje met bankbiljetten. Ik zag dat het washandje met bankbiljetten achter een richel kennelijk was verstopt. Na natellen bleek het geldbedrag 11.050 euro te zijn. Dit bedrag bestond uit de volgende bankbiljetten:
3 bankbiljetten van 500 euro,
25 bankbiljetten van 100 euro,
91 bankbiljetten van 50 euro,
125 bankbiljetten van 20 euro.
2. Het proces-verbaal van bevindingen witwassen [verdachte] , opgemaakt op 23 mei 2022, voor zover inhoudende (AMB.3589):
[verdachte] verklaarde dat het aangetroffen geldbedrag hem toe behoorde. Op 8 maart 2022 is onderzoek verricht naar de door de ICOV, middels een gedane vordering 126nd Wetboek van Strafrecht, verstrekte gegevens van [verdachte] . In de gehele onderzochte periode is geen structureel legaal inkomen gebleken. Vanuit de bekende bankrekeningen kan het in beslag genomen geld niet worden verklaard.
3.4.
Bewijsoverwegingen
3.4.1.
Ten aanzien van feit 1
Voltooid delict
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake kan zijn van afpersing, allereerst omdat niet vaststaat dat [slachtoffer] heeft betaald. Omdat poging tot afpersing niet ten laste is gelegd en het voltooide delict niet bewezen kan worden verklaard, dient de verdachte te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
De rechtbank is van oordeel dat het betoog van de raadsman dat niet betaald is, zijn weerlegging vindt in de gebezigde bewijsmiddelen; ter toelichting op dat oordeel geldt het volgende.
In zijn getuigenverhoren heeft [slachtoffer] meermalen verklaard dat hij € 20.000 heeft betaald in termijnen. Deze verklaringen worden ondersteund door de aantekeningen in het notitieblok van [naam 1] , waaruit blijkt dat de ‘schuld’ van [Theehuis] verminderde van € 63.000 naar € 43.000, in februari 2020. Bovendien blijkt uit Encrochatberichten van [accountnaam] van april 2020 dat ‘hij’ van [Theehuis] alles al betaald had.
De rechtbank heeft gelet op het genoemde steunbewijs geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van [slachtoffer] dat hij € 20.000 betaald heeft.
Afpersing
De verdediging heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat geen sprake kan zijn van afpersing, omdat het door de verdachte of zijn medeverdachten geuite (verbaal) gedrag niet bestond uit geweld of bedreiging met geweld. Het meedelen dat je “moet betalen” en “dat je een probleem hebt” zijn van onvoldoende kaliber om van afpersing te kunnen spreken, aldus de raadsman.
De rechtbank is van oordeel dat het voorgaande wel degelijk afpersing oplevert. Het bestanddeel “bedreiging met geweld” in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht dient ruim te worden uitgelegd. Niet is vereist dat de bedreiging met geweld een zelfstandig strafbaar feit betreft, zoals artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Het oproepen van een dreigende sfeer is voldoende voor een bewezenverklaring van dreiging met geweld in de zin van artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben [verdachte] en zijn medeverdachten een dreigende sfeer opgeroepen door [slachtoffer] meermalen met z’n vijven of zessen (derhalve met een getalsmatig overwicht) op te zoeken in zijn theehuis, door met z’n allen op een rij te gaan staan en op de bar te slaan, door dicht bij hem te gaan staan en onder meer te zeggen “je gaat betalen anders heb je een groot probleem!”.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
De verdachte is met zijn mededaders naar [Theehuis] te Rotterdam gegaan. Zij hebben [slachtoffer] daar gezamenlijk in het theehuis benaderd en aangesproken. De verdachte en zijn mededaders zijn met één doel naar [Theehuis] gegaan; om [slachtoffer] te laten betalen. Dat moest worden bereikt door intimidatie en juist het gezamenlijk optreden van deze groep ‘zware jongens’ veroorzaakte de voor het slachtoffer bedreigende sfeer.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders die bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Conclusie
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 primair ten laste gelegde afpersing in vereniging van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
3.4.1.
Ten aanzien van feit 2
Juridisch kader witwassen
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, aanhef onder a dan wel b, van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf”, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Naar inmiddels bestendige jurisprudentie kan indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf (brondelict), het in de tenlastelegging opgenomen onderdeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp of de gelden uit enig misdrijf afkomstig is.
De rechter dient daarbij dan de volgende stappen te doorlopen.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of zich feiten en omstandigheden voordoen die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien dit zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het in de tenlastelegging genoemde voorwerp. Een dergelijke verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen (o.a. HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352).
Op 1 maart 2022 is tijdens een doorzoeking in de woning van de vriendin van de verdachte, waar hij die dag is aangehouden, achter een steunbalk in een slaapkamer, een washandje met daarin een totaalbedrag van € 11.050 aan contant geld aangetroffen. Dit bedrag bestond uit drie bankbiljetten van 500 euro, 25 bankbiljetten van 100 euro, 91 bankbiljetten van 50 euro en 125 bankbiljetten van 20 euro.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de omstandigheden waaronder het geldbedrag van
€ 11.050 is aangetroffen van dien aard dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. De rechtbank kent daarbij betekenis toe aan het fysiek bewaren van grote hoeveelheden contant geld, het bezit van grote coupures, te weten biljetten van 500 euro, en het feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld.
Gezien het voorgaande mag van de verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring worden verwacht dat het geldbedrag niet van misdrijf afkomstig is. Naar het oordeel van de rechtbank is een dergelijke verklaring uitgebleven.
Op de vraag hoe de verdachte aan zoveel contant geld komt heeft de verdachte bij de politie verklaard dat er verschillende bronnen zijn voor het geld. Deze bronnen zijn voor het grootste deel niet verifieerbaar omdat hij geen namen noemt van degenen die hem een deel van het geld hebben gegeven. De verdachte heeft verklaard dat de helft van het geld van zijn moeder komt. De politie heeft geprobeerd de moeder van de verdachte op Curaçao te horen als getuige, maar dat is door de verdachte verhinderd. Hierdoor heeft de verdachte de verificatie van zijn verklaring tegengehouden. Het vermoeden van witwassen is dan ook niet door de verklaring van de verdachte ontzenuwd.
Conclusie
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat het cash bedrag van € 11.050 dat de verdachte voorhanden heeft gehad uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dat wist.
De rechtbank is met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen. Nu niet namens de verdachte is betoogd dat het geld uit
eigenmisdrijf is verkregen, staat het enkele voorhanden hebben van het geld niet in de weg aan kwalificatie als witwassen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij in de periode van 24 september 2019 tot en met 30 april 2020 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot:
- de afgifte van een geldbedrag van (in totaal) 20.000 euro, toebehorende aan [slachtoffer]
, door:
- naar het [Theehuis] van [slachtoffer] te gaan en
- voor de bar in het theehuis op een rij te gaan staan en op de bar te slaan en
- met harde stem tegen [slachtoffer] te zeggen: 'met ons systeem is niets mis gegaan' en 'ik
benvan [bedrijf] en jij moet 80.000 euro betalen' en 'jij moet betalen' en 'als je naar de politie gaat is het probleem nog niet opgelost' en dichtbij [slachtoffer] te staan en te zeggen: 'je gaat betalen anders heb je een groot probleem', en
- aldus een bedreigende en intimiderende overtalsituatie te doen ontstaan, en
- vervolgens naar het [Theehuis] te gaan om geld op te eisen en op te halen;
2.
hij op 1 maart 2022 te Rotterdam een geldbedrag (van in totaal
11.050) voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat dat geldbedrag - middellijk of onmiddellijk- afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om in geval van bewezenverklaring er rekening mee te houden dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van toepassing is, dat het een oude zaak betreft en dat, als er al sprake zou zijn van een strafrechtelijk relevante rol van de verdachte bij feit 1, dit een zeer beperkte is geweest.
De raadsman heeft in overweging gegeven om bij strafoplegging een lage geldboete of een (voorwaardelijke) taakstraf van zeer beperkte duur op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan afpersing. Deze georganiseerde afpersing door een soort incassoploeg vond plaats in de illegale gokwereld. De verdachte en zijn mededaders hebben er misbruik van gemaakt dat het slachtoffer zichzelf in een kwetsbare situatie had gebracht door zich in die wereld te mengen. Zij hebben hem door dreiging met geweld een groot geldbedrag afhandig gemaakt. Daarbij had de verdachte, in elk geval bij het incident van 24 september 2019, een aanvoerende rol.
Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een groot geldbedrag. Door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie te onttrekken en daaraan een schijnbaar legale herkomst te verschaffen, wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast. Bovendien bevordert het handelen van de verdachte het plegen van delicten omdat zonder het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden, het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 6 december 2022. Hieruit blijkt dat de verdachte niet recentelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Voor toepassing van artikel 63 Sr, zoals door de raadsman verzocht, ziet de rechtbank in het strafblad van de verdachte geen aanleiding.
In strafmatigende zin weegt de rechtbank mee dat de afpersing van [slachtoffer] ongeveer drie jaar geleden heeft plaatsgevonden. Ook het gegeven dat het een relatief minder ernstige vorm van afpersing betreft, nu daadwerkelijk geweld en/of concrete verbale bedreigingen zijn uitgebleven, werkt strafmatigend en leidt tot een afwijking van de eis.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1 genoemde geldbedrag zal worden verbeurdverklaard.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft teruggave van het inbeslaggenomen geld verzocht.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genoemde geldbedrag verbeurdverklaren. Dit geldbedrag is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit geldbedrag aan verdachte toebehoort en het onder 2 bewezenverklaarde feit met betrekking tot dit geldbedrag is begaan.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33a, 57, 312, 317 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
ten aanzien van feit 2:
witwassen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
5 (VIJF) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurdhet op de beslaglijst onder 1 genoemde geldbedrag, te weten:
een geldbedrag van € 11.050,00.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.P. Sno, voorzitter,
mr. D. Gruijters, rechter,
mr. L. Mundt, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.A.F. Tromp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 december 2022.