In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 3 maart 2021, wordt de asielaanvraag van eiser, een Nigeriaanse nationaliteit bezittende man, behandeld. Eiser had op 29 december 2020 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij niet is gehoord met behulp van een registertolk en dat er geen vereiste spoed was voor de afhandeling van zijn aanvraag.
Tijdens de zitting op 12 februari 2021, waarbij partijen via een telefoonverbinding waren vertegenwoordigd, heeft de rechtbank overwogen dat er geen wettelijke termijn was die het noodzakelijk maakte om eiser zonder registertolk te horen. De rechtbank concludeert dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de wet, maar dat dit gebrek niet heeft geleid tot benadeling van eiser. De rechtbank oordeelt dat de Italiaanse autoriteiten tijdig op het terugnameverzoek hebben gereageerd en dat er geen reden is om aan te nemen dat Italië zijn verdragsverplichtingen niet zal nakomen.
Eiser heeft geen overtuigend bewijs geleverd dat zijn terugkeer naar Italië in strijd zou zijn met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens of het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank wijst het beroep van eiser af en veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.068,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.