ECLI:NL:RBDHA:2022:13644

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
09-034646-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige verkrachting van een kwetsbare vrouw door een man met psychisch en fysiek overwicht

Op 19 december 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die beschuldigd werd van meervoudige verkrachting van een kwetsbare vrouw. De verdachte, een man van in de veertig, heeft het slachtoffer, een jonge vrouw met een verstandelijke beperking, meermaals gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar zijn, ondanks enkele inconsistenties, en dat er voldoende steunbewijs aanwezig is in de vorm van berichten die de verdachte naar het slachtoffer heeft gestuurd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn psychisch en fysiek overwicht, en dat hij het slachtoffer heeft bedreigd en gechanteerd om seksuele handelingen te verrichten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 66 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest, en heeft een contactverbod opgelegd voor de duur van vijf jaar. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, die € 20.000,00 schadevergoeding vorderde, integraal toegewezen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/034646-22
Datum uitspraak: 19 december 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] ,
BRP- [adres 1]
op dit moment gedetineerd in [instelling 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 5 december 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P.M. Kampen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. H.J. Voors naar voren is gebracht.
[slachtoffer] , wettelijk vertegenwoordigd door haar curator, heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd. Ter terechtzitting heeft [naam] , persoonlijk begeleider, een schriftelijke verklaring voorgelezen en heeft mr. W.N. van der Voet, advocaat, het verzoek tot schadevergoeding nader toegelicht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na nadere omschrijving van de tenlastelegging op de terechtzitting van 9 november 2022 - ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 19 augustus 2015 tot en met 18 augustus 2020 te
Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp
[slachtoffer]
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het misbruik maken van verdachtes psychisch en/of fysiek overwicht op [slachtoffer] gelet op haar kwetsbaarheid en/of het leeftijdsverschil tussen hen,
- het dreigen [slachtoffer] zwart te maken en/of te verlinken bij haar begeleiders als ze niet met hem mee komt en/of,
- ( vervolgens) het duwen van het gezicht van [slachtoffer] naar zijn mond, losmaken van haar broek,
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] ,
te weten
- het betasten van de borsten van [slachtoffer] ,
- het brengen van zijn vinger(s) in de vagina van [slachtoffer] , althans het betasten van de vagina van [slachtoffer] en/of
- het brengen en/of heen en weer bewegen van zijn penis in de mond van [slachtoffer] ;
2
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 augustus 2015 tot en met 18 augustus 2020 te Delft, in elk geval in Nederland
[slachtoffer]
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het
- ( meermaals) misbruik maken van verdachtes psychisch en/of fysiek overwicht op [slachtoffer] gelet op haar kwetsbaarheid en/of het leeftijdsverschil tussen hen,
- ( meermaals) dreigen [slachtoffer] zwart te maken en/of het tegen de woongroep te zeggen als zij niet iets voor hem doet,
- het met [slachtoffer] in zijn auto rijden naar (de omgeving van) de [locatie] en/of een (afgelegen) parkeerplek en/of
- ( vervolgens) (meermaals) (met kracht) bewegen van de mond van [slachtoffer] naar zijn penis, (met kracht) losmaken en/of naar beneden trekken van haar broek en/of doorgaan met de (seksuele) handelingen terwijl [slachtoffer] aan het huilen is, hem wegduwt en/of zegt dat ze naar huis wil,
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] ,
te weten
(meermaals)
- het betasten van de borsten en/of vagina van [slachtoffer] ,
- het brengen van de hand van [slachtoffer] naar zijn, verdachtes, penis en/of (vervolgens) [slachtoffer] hem laten aftrekken,
- het brengen en/of heen en weer bewegen van zijn penis in de mond van [slachtoffer] en/of
- het brengen en/of heen en weer bewegen van zijn penis in de vagina van [slachtoffer] .

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, met dien verstande dat de pleegperiode volgens haar moet worden vastgesteld op 22 december 2016 tot en met 17 april 2019.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht de verdachte van de feiten 1 en 2 integraal vrij te spreken wegens gebrek aan bewijs. De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verklaringen van het slachtoffer onvoldoende betrouwbaar zijn en niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat er geen steunbewijs aanwezig is. Op specifieke standpunten zal de rechtbank hierna ingaan, voor zover dat nodig is.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in bijlage I opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verdachte [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) in de ten laste gelegde periode meermaals heeft verkracht.
Juridisch kader
Deze zaak betreft een zogeheten zedenzaak. Kenmerkend voor dit soort zaken is dat de verklaring van een betrokkene, die zegt dat een verdachte het ten laste gelegde zedenfeit heeft begaan, vaak tegenover die van een verdachte staat, die ontkent. Getuigen van de beweerde gebeurtenissen zijn er over het algemeen niet.
In artikel 342 lid 2 Sv is bepaald dat de strafrechter het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend kan baseren op de verklaring van één getuige of aangever. Deze bepaling betreft de tenlastelegging in haar geheel en niet slechts een onderdeel daarvan. Zij strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de strafrechter verbiedt om tot een bewezenverklaring te komen als de verklaring van één getuige over de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. In een geval als dit moet de strafrechter in de eerste plaats de betrouwbaarheid van de verklaringen van het vermeende slachtoffer beoordelen. Als dat het geval is, moet de strafrechter vervolgens beoordelen of er voldoende steunbewijs is voor die betrouwbaar geachte verklaringen.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat de ten laste gelegde seksuele gedragingen als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal. Wel is vereist dat de verklaringen van het vermeende slachtoffer op specifieke punten bevestiging moet vinden in ander bewijsmateriaal afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Daar staat tegenover dat tussen de verklaringen en het overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan.
De rechtbank zal hieronder eerst ingaan op de betrouwbaarheid van de verklaringen van het slachtoffer. Vervolgens komt de vraag aan de orde in hoeverre er ondersteuning bestaat voor die verklaringen.
Betrouwbaarheid verklaringen slachtoffer
Verklaringen moeten worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Het enkele feit dat in verklaringen op punten tegenstrijdigheden voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Dat kan immers te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, teweeggebracht onder invloed van emoties, ontstaan door het delict, tijdsverloop of de persoon van het slachtoffer. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar zijn. Zij heeft op drie verschillende momenten een verklaring afgelegd: (1) aan haar persoonlijk begeleider tijdens een gesprek op 10 juni 2021, (2) tijdens een studioverhoor afgelegd bij de politie op 5 augustus 2021 en (3) tijdens een studioverhoor bij de politie op 19 september 2022. De rechtbank constateert met partijen dat tussen die verklaringen verschillen zitten. Zo volgt uit het verslag opgesteld door haar persoonlijk begeleider en de aangifte gedaan door die begeleider dat het slachtoffer tweemaal is verkracht door de verdachte, waarbij beide keren sprake was van vaginale penetratie met de penis van de verdachte. Daarna heeft het slachtoffer zelf tijdens haar studioverhoren verklaard dat zij driemaal is verkracht, waarbij de eerste keer geen sprake was geweest van vaginale penetratie met de penis van de verdachte, maar de andere twee keren wel. Ook heeft zij eerst verklaard dat één van de verkrachtingen in het bos heeft plaatsgevonden, waarna ze later heeft verklaard dat dit in de auto bij een bos heeft plaatsgevonden. Naar het oordeel van de rechtbank zijn dit evenwel geen verschillen die afbreuk doen aan de kern van de verklaringen van het slachtoffer, die erop neerkomt dat de verdachte haar in zijn rode auto heeft verkracht. De verschillen zijn bovendien goed te verklaren door het tijdsverloop en het feit dat het slachtoffer gedurende een langere periode stelt te zijn misbruikt. Verder verliest de rechtbank niet uit het oog dat het slachtoffer (blijkens het aan de aangifte gehechte behandelplan) een IQ van 65 heeft, waardoor zij in sociaal-emotioneel opzicht nog een jong kind is. Zij functioneert op een leeftijd van ongeveer 4 jaar. Overigens stelt de rechtbank vast dat het slachtoffer zelf in beide studioverhoren consistent heeft verklaard over het aantal verkrachtingen en de omstandigheid dat er de eerste keer geen seks heeft plaatsgevonden.
In de kern heeft het slachtoffer consistent verklaard, namelijk dat zij via een datingsite in contact kwam met de verdachte, die zich voordeed als ‘ [naam 1] ’, een man van in de 20 die bij de Marechaussee werkt. Ook heeft het slachtoffer eenduidig verklaard dat zij met de verdachte contact onderhield via verschillende berichtendiensten, waaronder Whatsapp, dat zij later met de verdachte heeft gevideobeld en dat hij haar bedreigde en chanteerde om tot een fysieke ontmoeting over te gaan. Na ongeveer een jaar heeft het slachtoffer de verdachte meerdere malen, met soms lange tussenpozen, in zijn rode auto in het echt ontmoet en heeft zij tegen haar wil in die auto seksuele handelingen moeten verrichten en ondergaan. De verdachte heeft zelf bevestigd dat hij met het slachtoffer contact heeft gehad en dat hij haar meerdere keren met zijn rode auto heeft opgehaald om af te spreken. Tot slot heeft het slachtoffer in de kern eenduidig verklaard over de wijze waarop zij tot de ten laste gelegde seksuele handelingen is bewogen. Het slachtoffer is naar het oordeel van de rechtbank in haar verklaringen authentiek en op onderdelen gedetailleerd geweest.
De rechtbank komt tot de tussenconclusie dat de door het slachtoffer afgelegde verklaringen tijdens de studioverhoren betrouwbaar zijn en in hun geheel kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
Steunbewijs
De volgende vraag die voorligt, is of de betrouwbaar geachte verklaringen van het slachtoffer in voldoende mate worden ondersteund door ander bewijsmateriaal afkomstig van een andere bron. De rechtbank beantwoordt ook die vraag bevestigend. De rechtbank ziet met name de (vanaf verschillende accounts) gestuurde berichten als dergelijk steunbewijs. De rechtbank zal daarom eerst ingaan op het verweer van de verdediging dat de verdachte die berichten niet heeft verstuurd, maar dat hij gehackt was.
De rechtbank verwerpt het verweer. Op geen enkele wijze heeft de verdediging aannemelijk gemaakt dat zowel de telefoon als de computer van de verdachte gehackt was. Bovendien bevat het strafdossier geen enkel aanknopingspunt om te veronderstellen dat dit het geval zou zijn geweest. Integendeel zelfs: de rechtbank stelt op basis van het strafdossier vast dat de Whatsappberichten, sms-berichten en berichten via social media accounts van de verdachte zelf afkomstig zijn. De verdachte heeft bekend het Instagramaccount [accountnaam 1] te hebben aangemaakt en daarmee de broer van het slachtoffer te hebben benaderd. Uit het strafdossier kan worden opgemaakt dat dit account kan worden gekoppeld aan de social media accounts [accountnaam 2] en [accountnaam 3] . Bovendien heeft het account [accountnaam 2] gebruikgemaakt van het IP-adres van de woning van verdachte. Verder zijn de accountnamen [accountnaam 4] en [accountnaam 5] beide een keer ingetypt op de telefoon van de verdachte en zijn er dreigende en seksueel getinte berichten aangetroffen op de telefoon van de verdachte die zijn verzonden aan het slachtoffer. In de inhoud van de verstuurde berichten ziet de rechtbank een treffende consistentie. Het gaat bijna telkens over ‘ [naam 1] ’ uit Mali die het slachtoffer wil helpen met onder andere verhuizen, maar boos en dreigend wordt als ze niet reageert of als haar broer en vrienden hem niet met haar in contact willen brengen. Daar komt bij dat sommige Whatsappberichten elkaar in de tijd direct opvolgen en gezamenlijk een gesprek vormen, terwijl de verdachte bekent sommige van die berichten wel en andere weer niet te hebben verstuurd. De rechtbank acht het hoogst onaannemelijk dat de verdachte en een vermeende hacker tegelijkertijd met het slachtoffer aan het Whatsappen waren.
De rechtbank komt tot het oordeel dat deze feiten en omstandigheden redengevend zijn voor de conclusie dat alle berichten van de verdachte afkomstig zijn. De verdachte is er niet in geslaagd die redengevendheid te ontzenuwen. Hij heeft op kritische vragen van de rechtbank ter terechtzitting volstaan met de opmerking dat hij ‘het niet weet’ en dat ‘het gissen is’. Naar het oordeel van de rechtbank is het dan ook de verdachte zelf geweest die de berichten vanaf zijn telefoon en vanaf de verschillende accounts aan het slachtoffer, haar broer en vrienden heeft verstuurd.
De rechtbank is van oordeel dat deze berichten steun bieden aan de verklaringen van het slachtoffer. Zo stuurt de verdachte aan haar: ‘Zou een boel over willen doen maar dat kan helaas niet. Allermooiste was de eerste keer. Niets lukte maar het gevoel wat zo fijn met je.’ En: ‘ [verdachte] : Je haat me he; [slachtoffer] : Uhm ja met die gebeurtenissen wel ik kan die niet vergeten.’ Verder steunbewijs ziet de rechtbank in het berichtenverkeer tussen de broer van het slachtoffer en het Instagramaccount [accountnaam 4] . Vanuit dit account wordt het volgende bericht gestuurd: ‘Ik zat met je zus in Nootdorp in [instelling 2] . Als je wil doe haar dan de groetjes van me. En zeg maar dat ik de avonturen in het rode autootje mis met haar. Dan weet ze het wel.’ De verdachte heeft bekend dat hij het slachtoffer meerdere malen met een rode auto heeft opgezocht.
Al dit steunbewijs staat niet in een te ver verwijderd verband tot de concrete feiten waarvan de verdachte wordt verdacht. De conversaties via social media, sms en Whatsapp bieden namelijk direct steun voor de verklaringen van het slachtoffer over de dreigementen, de seksuele handelingen en het feit dat de verdachte haar familie en vrienden benaderde om haar onder druk te zetten.
Tussenconclusie
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van het slachtoffer in voldoende mate bevestiging vinden in steunbewijs dat van een andere bron afkomstig is. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het slachtoffer seksueel is binnengedrongen op de in de tenlastelegging omschreven wijzen. De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of dit seksueel binnendringen een strafrechtelijke verkrachting oplevert. Daarvoor is vereist dat de verdachte dwang op het slachtoffer heeft uitgeoefend.
Dwang door geweld en (bedreiging met) ‘andere feitelijkheden’
Voor de mate van geweld die vereist is in de zin van artikel 242 Sr en de mate en vorm van de psychische druk als andere feitelijkheid, bevat het strafdossier naar het oordeel van de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs.
De verdachte was ten tijde van de ten laste gelegde feiten begin 40 jaar oud en het slachtoffer 18/19 jaar oud. Dit leeftijdsverschil maakt al dat de verdachte een natuurlijk overwicht op haar had. Verder heeft het slachtoffer een IQ van 65, terwijl de verdachte een opleiding aan de hogeschool heeft genoten, hetgeen eveneens maakt dat er sprake is van overwicht. De verdachte heeft ook weet gehad van de kwetsbare positie van het slachtoffer. De verdachte bestuurde daarnaast de rode auto waarmee hij het slachtoffer opzocht, zodat zij ook in die zin van hem afhankelijk was. Ook stelt de rechtbank vast dat de ten laste gelegde dwanghandelingen steun vinden in de berichten verzonden via verschillende social media accounts aan vrienden van het slachtoffer en haar broer, alsmede de sms-berichten tussen het slachtoffer en de verdachte en tussen de broer van het slachtoffer en de verdachte. Uit al deze berichten volgt dat de verdachte heeft gedreigd het slachtoffer zwart te maken bij haar woongroep en haar te verlinken bij haar begeleiders als zij niet zou doen wat hij wilde, althans om haar te laten overplaatsen naar een gesloten groep (waarvan de verdachte wist dat het slachtoffer dat niet wilde), tenzij zij contact met hem opnam.
Toen de verdachte seksuele handelingen bij het slachtoffer verrichtte, heeft zij zich daar meermalen tegen verzet. Zij heeft dit zowel verbaal als fysiek gedaan. De rechtbank slaat in het bijzonder acht op de volgende onderdelen van de verklaringen van het slachtoffer:
  • toen de verdachte vroeg of zij hem wilde pijpen, heeft zij nee gezegd, waarna hij haar hoofd naar zijn penis heeft geduwd;
  • toen de verdachte vroeg of zij aan zijn penis wilde trekken, heeft zij nee gezegd, waarna hij haar hand pakte en daarmee trekkende bewegingen maakte;
  • toen de verdachte vroeg of zij seks wilde, heeft zei nee gezegd. De verdachte raakte haar aan, maar zij duwde hem weg. De verdachte trok aan haar en deed haar broek naar beneden en duwde zijn piemel in haar vagina;
  • tijdens de derde ontmoeting zei het slachtoffer de hele tijd nee en duwde de verdachte weg. De verdachte trok aan haar en zette meer kracht. Het was een klein gevecht, maar de verdachte deed uiteindelijk haar broek naar beneden en had seks met haar;
  • het slachtoffer moest huilen toen de verdachte seks met haar had en heeft gezegd dat ze naar huis wilde.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte het slachtoffer heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen. Niet alleen door haar fysiek daartoe te dwingen, maar ook door misbruik te maken van de overmacht die hij (lichamelijk en geestelijk) op haar had. Aldus heeft de verdachte een situatie laten ontstaan waar het slachtoffer redelijkerwijs geen weerstand tegen kon bieden. De rechtbank concludeert op basis van dit alles dat de verdachte met de ten laste gelegde dwang opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer seksuele handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Daarmee kunnen de aan de verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend worden bewezen.
Pleegperiode
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de verklaringen van het slachtoffer, de verkrachtingen hebben plaatsgevonden in de periode dat zij verbleef bij [instelling 2] in Nootdorp en in Delft. De rechtbank leidt uit het strafdossier af dat dit de periode van 22 december 2016 tot en met 17 april 2019 is geweest. De rechtbank zal de pleegperiode in de bewezenverklaring dan ook beperken tot die periode.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij in de periode van
22 december 2016 tot en met 17 april 2019te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp [slachtoffer] door een andere feitelijkheid en bedreiging met een andere feitelijkheid, te weten
- het misbruik maken van verdachtes psychisch en fysiek overwicht op [slachtoffer] gelet op haar kwetsbaarheid en het leeftijdsverschil tussen hen,
- het dreigen [slachtoffer] zwart te maken en te verlinken bij haar begeleiders als ze niet met hem mee komt en,
- ( vervolgens) het losmaken van haar broek,
heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] ,
te weten
- het betasten van de borsten van [slachtoffer] ,
- het brengen van zijn vingers in de vagina van [slachtoffer]
enhet betasten van de vagina van [slachtoffer] en
- het brengen en heen en weer bewegen van zijn penis in de mond van [slachtoffer] ;
2
hij op tijdstippen in de periode van
22 december 2016 tot en met 17 april 2019te Delft
[slachtoffer] door geweld of een andere feitelijkheid en bedreiging met een andere feitelijkheid, te weten het
- meermaals misbruik maken van verdachtes psychisch en fysiek overwicht op [slachtoffer] gelet op haar kwetsbaarheid en het leeftijdsverschil tussen hen,
- meermaals dreigen [slachtoffer] zwart te maken en het tegen de woongroep te zeggen als zij niet iets voor hem doet,
- het met [slachtoffer] in zijn auto rijden naar (de omgeving van) de [locatie] en/of een (afgelegen) parkeerplek en
- vervolgens meermaals met kracht bewegen van de mond van [slachtoffer] naar zijn penis, met kracht losmaken en naar beneden trekken van haar broek en doorgaan met de seksuele handelingen terwijl [slachtoffer] aan het huilen is, hem wegduwt en zegt dat ze naar huis wil,
heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , te weten meermaals
- het betasten van de borsten en vagina van [slachtoffer] ,
- het brengen van de hand van [slachtoffer] naar zijn, verdachtes, penis en (vervolgens) [slachtoffer] hem laten aftrekken,
- het brengen en heen en weer bewegen van zijn penis in de mond van [slachtoffer] en
- het brengen en heen en weer bewegen van zijn penis in de vagina van [slachtoffer] .
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straf en maatregel

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 66 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Bovendien heeft de officier van justitie gevorderd dat er op grond van artikel 38v Sr een contactverbod met het slachtoffer wordt opgelegd voor de duur van 5 jaren, met per overtreding een hechtenis van 2 weken met een maximum van 6 maanden.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft een kwetsbare verstandelijk beperkte vrouw meermaals verkracht. Naar eigen zeggen wist de verdachte van haar kwetsbaarheid. Dat hij daarvan misbruik heeft gemaakt, rekent de rechtbank hem zwaar aan. De verdachte heeft het slachtoffer tijdens het seksueel misbruik met geweld en (bedreigingen met) andere feitelijkheden gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen. Daarnaast heeft de verdachte het slachtoffer nog eens langdurig gechanteerd door haar voor te spiegelen dat hij haar zou zwartmaken bij haar woongroep door naaktfoto’s van het slachtoffer te sturen aan haar begeleiders. Op deze wijze zou de verdachte ervoor willen zorgen dat het slachtoffer weer naar een gesloten instelling moest; iets waarvan de verdachte wist dat het slachtoffer dat niet wilde. Bovendien moest niet alleen het slachtoffer, maar ook familie en vrienden van haar het ontgelden. De verdachte benaderde hen via nepaccounts op social media om zo het slachtoffer indirect nog verder onder druk te zetten.
De verdachte heeft hiermee op grove wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen en de naïviteit van het slachtoffer. De verdachte heeft met zijn handelen ook ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. De verdachte heeft alleen oog gehad voor zijn eigen seksuele behoeften. Het is algemeen bekend dat verkrachting voor slachtoffers een schokkende, beangstigende en vernederende gebeurtenis is, die langdurige psychische en emotionele schade tot gevolg kan hebben. Dat geldt nog meer bij kwetsbare slachtoffers, zoals in dit geval. Dat de impact op het slachtoffer groot is, blijkt bijzonder pijnlijk uit de schriftelijke slachtofferverklaring die een persoonlijk begeleider van het slachtoffer ter terechtzitting heeft voorgelezen. Het slachtoffer kampt op dit moment nog steeds met ernstige psychische problemen die zodanig ernstig zijn dat behandelaars vanwege de fragiele gemoedstoestand van het slachtoffer nog geen aanvang durven maken met de behandeling daarvan. Haar leven wordt nu door angst beheerst en zal nooit meer hetzelfde worden. De verdachte heeft in de eigen woorden van het slachtoffer ‘alles in haar geprobeerd kapot te maken’. De rechtbank rekent het de verdachte ook aan dat hij ter terechtzitting geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn daden heeft genomen. Integendeel: de verdachte heeft steeds ontkend. Verder heeft de verdachte geen openheid van zaken gegeven. Daarom zijn vragen die niet alleen bij de rechtbank, maar ook bij het slachtoffer leven (in het bijzonder de beweegredenen) onbeantwoord gebleven.
Gelet op het voorgaande is oplegging van een langdurige gevangenisstraf de enige passende strafrechtelijke reactie op de bewezen verklaarde feiten.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 4 mei 2022, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank het rapport van 15 april 2022 van Reclassering Nederland gelezen. De reclassering signaleert dat de verdachte zijn aandeel in de strafzaak niet erkent. Hij legt de situatie buiten zichzelf en ziet zichzelf als slachtoffer. Om deze reden kon het delictscenario niet worden besproken met de verdachte en kon het recidiverisico niet worden ingeschat. Wel stelt de reclassering vast dat zij de grenzeloosheid en geraffineerdheid waarmee de verdachte te werk is gegaan, zeer zorgelijk acht. De indruk bestaat dan dat de verdachte met zijn (proces)houding geen verantwoordelijkheid wil nemen en herhaaldelijk tot zorgelijk gedrag is overgegaan en daarbij onvoldoende stil heeft gestaan bij de consequenties van zijn handelen voor het slachtoffer en voor zijn sociale omgeving. Volgens de reclassering kan er in dit geval gezien de pleegperiode niet gesproken worden van een situationele toedracht van het ten laste gelegde, aangezien de verdachte langere tijd contact onderhield met het slachtoffer. Gelet op de ernst van de gepleegde feiten ziet de reclassering aanleiding om in te zetten op interventies in het kader van risicomanagement. Zij adviseert bij bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld enkele bijzondere voorwaarden.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf rekening gehouden met de ernst van de bewezen verklaarde feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de wettelijke strafmaxima. Verder heeft de rechtbank gekeken naar wat strafrechters in Nederlands als uitgangspunt in een verkrachtingszaak opleggen. Voor een enkele verkrachting met licht geweld of met een daarmee vergelijkende mate van dwang geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van 36 maanden. De rechtbank ziet met de officier van justitie redenen om ten nadele van de verdachte van dit uitgangspunt af te wijken. De rechtbank acht in dit geval de volgende omstandigheden strafverhogend:
  • het misbruik heeft plaatsgevonden over een langere periode;
  • de verdachte had het slachtoffer in die periode volledig in zijn greep;
  • er was sprake was van fysiek en mentaal overwicht;
  • het gaat om een kwetsbaar slachtoffer;
  • de verdachte stelde alles in het werk om met het slachtoffer in contact te komen en te blijven;
  • ook haar familie en vrienden zijn hierbij betrokken;
  • de verdachte heeft het slachtoffer driemaal verkracht, in zijn rode auto, waarvan eenmaal zonder condoom, zodat het risico bestond dat het slachtoffer ongewenst zwanger zou worden of een SOA zou oplopen;
  • de verkrachtingen hebben bijzonder schadelijke gevolgen voor het slachtoffer gehad;
  • het strafdossier beperkt zich niet alleen tot het slachtoffer, maar lijkt ook aanwijzingen te bevatten dat de verdachte op grotere schaal interesse heeft in jonge vrouwen en met hen via Whatsapp contact heeft gezocht dan wel geprobeerd te zoeken.
De rechtbank heeft goed gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die uit het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting duidelijk zijn geworden. Die wegen echter niet op tegen de ernst van de bewezen verklaarde feiten in combinatie met de genoemde strafverhogende factoren. Gelet op dit alles ziet de rechtbank geen reden om af te wijken van de eis van de officier van justitie. De rechtbank acht dan ook oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 66 maanden passend en geboden. Het voorarrest zal hiervan worden afgetrokken. Gelet op de duur van de gevangenisstraf komt de rechtbank niet toe aan oplegging van bijzondere voorwaarden zoals de reclassering die heeft geadviseerd.
De rechtbank zal verder het verzoek afwijzen van de verdediging om de voorlopige hechtenis vanwege het ontbreken van ernstige bezwaren op te heffen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De op te leggen maatregel ex artikel 38v Sr
Voorts zal de rechtbank, ter beveiliging van de maatschappij en het voorkomen van strafbare feiten, aan de verdachte een maatregel ex artikel 38v Sr opleggen, te weten een contactverbod met [slachtoffer] voor de duur van 5 jaar. Dit houdt in het verbod om direct of indirect contact met haar op te nemen, op straffe van hechtenis voor de duur van twee weken bij elke overtreding van deze maatregel met een maximum van zes maanden.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] , wettelijk vertegenwoordigd door haar [curator] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van € 20.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 15.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. In de eerste plaats vanwege de bepleite vrijspraak en in de tweede plaats omdat de door de advocaat van de benadeelde partij genoemde bandbreedte een diffuus beeld vertoont van toegewezen bedragen. De verdediging heeft de rechtbank subsidiair verzocht aan te sluiten bij het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 7 december 2021 (ECLI:NL:GHSHE:2021:3655), waarin een bedrag van € 5.000,00 is toegewezen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, op grond van artikel 6:106 lid 1 BW slechts een vergoeding voor immateriële schade kan worden toegekend, indien de benadeelde partij in eer of goede naam of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Degene die zich hierop beroept, zal een en ander voldoende concreet moeten onderbouwen. In een enkel geval kunnen de aard en de ernst van de normschending echter meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon ook zonder onderbouwing kan worden aangenomen. De rechtbank is van oordeel dat daarvan in deze zaak sprake is. Daartoe wijst zij erop dat de verdachte een kwetsbare jonge vrouw op geraffineerde wijze tot drie keer toe heeft verkracht. Het ligt zo voor de hand dat de psychische gevolgen hiervan voor de benadeelde partij ernstig zijn, dat de rechtbank een aantasting in de persoon aanneemt. Dit betekent dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de bewezen verklaarde feiten.
Op grond van het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal de geleden immateriële schade naar billijkheid – en in het bijzonder gelet op de geraffineerde werkwijze van de verdachte en de pijnlijk duidelijk geworden gevolgen voor het slachtoffer – vaststellen op een bedrag van € 20.000,00. Dit betekent dat de vordering integraal wordt toegewezen. De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 17 april 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De verdachte zal voor de bewezen verklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan haar is toegebracht. De rechtbank zal ten behoeve van het slachtoffer aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 20.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 april 2019 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald.

8.Het in beslag genomen voorwerp

Op de beslaglijst van 16 februari 2022 staat het volgende voorwerp:
1 STK Telefoontoestel (omschrijving 2720881, Samsung).
8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring van de telefoon gevorderd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de in beslag genomen telefoon verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar aangezien dit voorwerp aan de verdachte toebehoort en aangezien vast is komen te staan dat de bewezen verklaarde feiten met behulp van dit voorwerp zijn begaan. De telefoon is immers gebruikt bij de uitoefening van de dwang richting het slachtoffer, aangezien de berichten vanaf deze telefoon naar het slachtoffer zijn verzonden. Uit het strafdossier volgt verder dat op deze telefoon andere berichten zijn aangetroffen die de verdachte heeft gestuurd naar het slachtoffer en haar familie en vrienden.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33a, 36f, 38v, 57 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
verkrachting;
ten aanzien van feit 2:
verkrachting, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
66 (zesenzestig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst afhet verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis;
legt op de
maatregeldat de veroordeelde voor de duur van
5 jarenop geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] ;
beveelt dat vervangende hechtende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 2 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, tot een maximum van 6 maanden;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij geheel toe tot een bedrag van € 20.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 april 2019 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 20.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 april 2019 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 135 dagen. De toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten:
1. STK Telefoontoestel (omschrijving 2720881, Samsung).
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, voorzitter,
mr. L.C. Bannink, rechter,
mr. D.L.S. Ceulen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.H. Stein en mr. M. van Haalem, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 december 2022.