ECLI:NL:RBDHA:2022:13469

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
NL22.3571
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van homoseksuele vreemdeling en de beoordeling van geloofwaardigheid door de overheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was eerder afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de aanvraag als kennelijk ongegrond had bestempeld. De eiser, die homoseksueel is, heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, omdat de rechtbank van oordeel was dat de Staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom hij de homoseksualiteit van de eiser ongeloofwaardig vond.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat bij de beoordeling van asielaanvragen van lhbti-vreemdelingen rekening moet worden gehouden met het referentiekader van de vreemdeling en dat de geloofwaardigheid van de verklaringen van de vreemdeling integraal moet worden beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris niet voldoende had onderbouwd waarom de verklaringen van de eiser over zijn seksuele geaardheid niet geloofwaardig waren. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verklaringen van derden, die de seksuele geaardheid van de eiser bevestigden, niet voldoende waren meegewogen in de besluitvorming van de Staatssecretaris.

De rechtbank heeft de Staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij de referentiekader en de identiteitsgroei van de eiser in acht moeten worden genomen. De rechtbank heeft de proceskosten van de eiser vergoed tot een bedrag van € 1.518,00. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige en gemotiveerde beoordeling van asielaanvragen, vooral in gevallen waarin seksuele geaardheid een rol speelt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.3571
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H.A. Jeuring),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A. Hadfy Kovacs).

Procesverloop

Bij besluit van 24 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 2 juni 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Malwand-Baraki. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 25 maart 2019 een herhaalde asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij verder was gegroeid in zijn christelijke geloof en dat hij homoseksueel is. De aanvraag is afgewezen, maar de rechtbank heeft het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd voor zover dat betrekking had op de gestelde homoseksualiteit. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder het besluit op dat punt onvoldoende had gemotiveerd en daarom daarover een nieuw besluit moest nemen.
2. Dat heeft verweerder gedaan op 24 februari 2022. In dat besluit is de asielaanvraag opnieuw afgewezen als kennelijk ongegrond. Het komt er op neer dat verweerder niet geloofwaardig vindt dat eiser homoseksueel is. De rechtbank gaat dit besluit toetsen aan de hand van de argumenten die eiser daartegen heeft ingebracht. Het gaat er daarbij niet om of de rechtbank eisers asielrelaas geloofwaardig vindt: de rechtbank moet (en mag alleen) toetsen of verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom hij eisers gestelde
homoseksualiteit ongeloofwaardig vindt. Bij die toets zijn er aspecten die de rechtbank volledig mag toetsen en aspecten die de rechtbank niet volledig mag toetsen.
3.1.
Ten eerste is van belang wat het toetsingskader is. Het toetsingskader wordt in lhbti- zaken gevormd door de Werkinstructie (WI) 2019/17 en rechtspraak van de hoogste rechter in asielzaken.1
3.2.
Bij het horen en beslissen moet verweerder rekening houden met het referentiekader2 van de vreemdeling en moet verweerder in ieder geval de volgende thema’s betrekken:
  • i) privéleven;
  • ii) huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van lhbti-groepen in het land van herkomst;
  • iii) contact met lhbti’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie;
  • iv) discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst.
3.3.
Het zwaartepunt ligt bij het persoonlijke, authentieke verhaal dat een vreemdeling vertelt over en vanuit zijn eigen ervaringen.3 Als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar lhbti-gerichtheid niet wordt geaccepteerd en misschien zelfs strafbaar is, mag van een vreemdeling worden verwacht dat hij inzicht kan geven in een denkproces over wat het betekent om anders te zijn dan de maatschappij of wet verlangt en hoe hij daar invulling aan geeft.4
3.4.
Verder moet verweerder foto’s en andere informatie, waaronder verklaringen van derden, kenbaar bij zijn besluit betrekken en moet hij in zijn besluit uitleggen op welke manier rekening is gehouden met die informatie en waarom. Deze informatie kan namelijk dienen als ondersteunend bewijs, dat een ontoereikende verklaring van een vreemdeling op één van de thema’s kan compenseren. Dat is in het bijzonder het geval als het gaat om informatie van feitelijke aard of verklaringen van objectieve derden over feitelijk gedrag
.Verweerder moet een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling maken; hij moet de verklaringen van de vreemdeling over de verschillende thema’s in hun onderlinge samenhang én in het licht van eventuele andere informatie waarderen en wegen.5
4. De rechtbank gaat hierna eerst in op de beoordeling van eisers eigen verklaringen. Daarna komen de verklaringen van derden en andere informatie die eiser heeft ingediend, aan bod.
Eisers eigen verklaringen
5. In het bestreden besluit heeft verweerder aan eiser tegengeworpen dat hij tegenstrijdig, wisselend en/of vaag heeft verklaard over wezenlijke onderdelen van zijn asielrelaas, bijvoorbeeld het aantal relaties dat hij in Iran heeft gehad en over hoe lang deze relaties hebben geduurd. Ook heeft eiser tegenstrijdig verklaard over waar hij in Iran zijn partners ontmoette, over of hij in Iran wel of geen relatie heeft gehad met een meisje en over
1. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).
2 Bijvoorbeeld: opleidingsniveau, leeftijdsfase, cultuur, achtergrond.
3 ABRvS 24 november 2011, ECLI:NL:RVS:2021:2615.
4 ABRvS 19 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:556.
5 ABRvS 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1754.
het zoenincident waarbij eiser en zijn partner zouden zijn betrapt door de Iraanse politie. De informatie die eiser over het zoenincident heeft gegeven, is bovendien in strijd met algemeen bekende informatie over Iran. Daarnaast heeft eiser volgens verweerder vaag en summier verklaard over zijn relaties in Nederland.
6. Eiser heeft aangevoerd dat hij weet wat hij van binnen voelt, dat zijn geaardheid voor hem duidelijk is en dat hij daar ook duidelijk, niet tegenstrijdig en volledig over heeft verklaard. Voor zover sprake is van tegenstrijdige, wisselende, vage of summiere verklaringen is dat het gevolg van het feit dat eiser zich erg schaamt voor zijn homoseksualiteit en van de psychische problemen die hij heeft. Tijdens het aanvullend gehoor van 14 oktober 2021 was hij bovendien onder invloed van crystal meth. Door zijn drugsverleden heeft hij sowieso geheugenproblemen. Eén en ander blijkt uit zijn medisch dossier6, maar dat heeft verweerder buiten beschouwing gelaten. Dat hij weinig weet te vertellen over zijn relaties in Nederland is niet vreemd want het zijn vooral one night stands geweest.
7. De rechtbank oordeelt dat uit de door eiser ingediende medische informatie weliswaar kan worden afgeleid dat hij psychische problemen heeft en drugsverslaafd is (geweest), maar uit de medische stukken blijkt niet dat eiser daardoor niet in staat is duidelijk en volledig te verklaren. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het verslag van het aanvullend gehoor ook geen aanwijzingen bevat dat eiser – al dan niet
omdat hij zich schaamde of omdat hij onder invloed was van drugs – niet naar behoren heeft kunnen verklaren. Verweerder heeft er verder terecht op gewezen dat eiser dit anders had kunnen en moeten aangeven in de correcties en aanvullingen. Uit de gehoorverslagen blijkt wel dat eiser op verschillende momenten heeft aangegeven dat hij niet wist hoe hij iets moest zeggen en dat hij vergeetachtig was of concentratieproblemen had. Maar daar staat tegenover dat uit de verslagen ook blijkt dat de hoormedewerker daar rekening mee heeft gehouden, bijvoorbeeld door een vraag opnieuw te stellen of anders te verwoorden. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat eiser aan zijn verklaringen mag worden gehouden.
8. Vervolgens is de vraag welke (onderdelen van eisers) verklaringen verweerder aan hem tegenwerpt en of dat terecht is. Uit het bestreden besluit, waar het voornemen onderdeel van is, blijkt het volgende.
9.1.
In het kader van thema (ii) heeft verweerder aan eiser tegengeworpen dat hij tijdens het gehoor opvolgende aanvraag van 21 april 2021 heeft verklaard dat hij in Iran twee relaties met jongens heeft gehad die bij elkaar ongeveer vijf maanden hebben geduurd. Uit de correcties en aanvullingen op dit gehoor blijkt dat deze jongens [A] en [B] heetten. Tijdens het aanvullend gehoor heeft eiser verklaard dat hij in Iran één relatie heeft gehad (met [A] ) en dat deze relatie ongeveer drie jaar heeft geduurd. In de daarna ingediende zienswijze staat echter weer dat eiser twee relaties heeft gehad in Iran. Daarnaast heeft verweerder aan eiser tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over waar hij (meestal) afsprak met zijn partner(s): binnenshuis of buitenshuis. Ten slotte heeft verweerder aan eiser tegengeworpen dat hij in het eerste gehoor bij zijn eerste asielaanvraag, in het gehoor opvolgende aanvraag, in het aanvullend gehoor en in de correcties en
6 Het patiëntendossier van de huisarts d.d. 21 december 2021 (inclusief het huisartsenjournaal van 25 september 2015 tot 14 december 2021), een brief van de huisarts van 19 februari 2019 een uitnodiging d.d. 2 mei 2022 voor indicatiegesprek GGNet op 16 juni 2022.
aanvullingen op het aanvullend gehoor steeds iets anders verklaart op de vraag of hij in Iran een relatie heeft gehad met een meisje en zijn gevoelens daarbij.
9.2.
De rechtbank stelt vast dat eiser dit standpunt van verweerder heeft betwist door te wijzen op zijn medische problematiek en geheugenproblemen. Ook zouden er volgens eiser fouten zijn gemaakt door de tolk en door de hoormedewerker die het eerste gehoor heeft afgenomen. De rechtbank overweegt dat het hier gaat om tegenstrijdige en wisselende verklaringen op essentiële onderdelen van het asielrelaas. Eiser heeft hier geen logische verklaring voor gegeven. Ten aanzien van eisers gestelde medische en geheugenproblemen verwijst de rechtbank kortheidshalve naar overweging 7 van deze uitspraak. Dat de tolk en/of hoormedewerker fouten zouden hebben gemaakt, is door eiser verder niet onderbouwd. Dat eiser niet goed begreep wat de hoormedewerker bedoelde met “relatie”, is onvoldoende voor een ander oordeel. Verweerder heeft zich daarom op het standpunt mogen stellen dat deze tegenstrijdigheden en inconsistenties afbreuk doen aan de
geloofwaardigheid van eisers asielrelaas.
9.3.
Eveneens in het kader van thema (ii) heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Nederland relaties heeft gehad. Verweerder heeft in dit verband aan eiser tegengeworpen dat hij over zijn gestelde relaties met de mannen in Utrecht en Zutphen alleen heeft weten te vertellen waar hij ze ontmoette en dat ze seks hebben gehad. Over de relatie met [C] uit Deventer, waarvan eiser heeft verklaard dat dit zijn belangrijkste relatie in Nederland is (geweest), heeft eiser volgens verweerder ook vaag, summier en bevreemdingwekkend verklaard: eiser weet niet wanneer deze relatie is gestopt en verklaart vaag over zijn gevoelens daarna. Op basis van het overgelegde chatbericht kan bovendien ernstig worden betwijfeld of [C] wel een echte naam is.
9.4.
Voor wat betreft de mannen in Utrecht en Zutphen overweegt de rechtbank dat eiser in wisselende bewoordingen steeds heeft aangegeven dat dit one night stands waren. Dat eiser weinig over hen weet te vertellen, vindt de rechtbank daarom niet gek. Met betrekking tot de gestelde relatie met [C] oordeelt de rechtbank dat het feit dat eiser niet kon vertellen of deze relatie ten tijde van het chatgesprek nog bestond, niet zo belangrijk is als verweerder stelt. Eiser heeft namelijk verklaard dat de relatie is doodgebloed. Er is dus geen exact moment aan te wijzen dat de relatie is geëindigd.
10.1.
In het kader van thema (iv) heeft verweerder aan eiser tegengeworpen dat hij vaag en wisselend heeft verklaard over het moment waarop hij in een park in Teheran aan het zoenen was met zijn vriend. Hierbij gaat het er voor verweerder om dat eiser tijdens het gehoor opvolgende aanvraag heeft verklaard dat de politie hen heeft gezien en op hen af kwam en dat hij en zijn vriend moesten vluchten, maar dat hij tijdens het aanvullend gehoor heeft gezegd dat hij alleen maar denkt dat de politie hen heeft gezien en dat zijn vriend en hij niet hoefden te vluchten. Ook heeft verweerder eiser tegengeworpen dat uit zijn verklaringen tijdens het aanvullend gehoor kan worden opgemaakt dat de politie eiser en zijn vriend tot ongeveer 10 meter was genaderd, maar vervolgens niet heeft geprobeerd hen staande te houden of te achtervolgen. Verweerder vindt dat eiser hier geen logische verklaring voor heeft gegeven en heeft er daarbij op gewezen dat het verrichten van seksuele handelingen in het openbaar in Iran strafbaar is, dat dit extra geldt voor homoseksuele handelingen en dat eisers verklaring niet strookt met algemene informatie over Iran.
10.2.
10.3.
De rechtbank overweegt dat eiser tijdens het gehoor opvolgende aanvraag het volgende heeft verklaard over de betrapping door de politie:
“Ik was een keer met mijn relatie in het park aan het zoenen. De politie heeft ons van een
afstand gezien en is op ons afgekomen maar we zijn heel snel gevlucht.(…)”.
10.4.
Tijdens het aanvullend gehoor heeft eiser hierover verklaard:
“We waren aan het zoenen, toen zag de politie ons. We zijn gaan vluchten om niet in
handen van de politie te komen.
(…)
We zijn snel vertrokken. ”
Verder heeft eiser verklaard dat de politie niet achter hen aan heeft gezeten, dat hij zich kan herinneren dat de politie met de auto in het park aan het rondrijden was en:
“Ik denk dat ze het gezien hadden, daarom werden we bang en zijn we er vandoor gegaan.”
10.5.
De rechtbank overweegt dat deze verklaringen van eiser misschien kort zijn, maar niet vaag en/of tegenstrijdig. Eiser heeft verklaard dat zijn vriend en hij zijn gevlucht, dat ze snel zijn vertrokken en dan ze er vandoor zijn gegaan. Gelet op de context waarin eiser dit heeft gezegd, lijkt het er meer op dat eisers steeds hetzelfde heeft bedoeld. De rechtbank vindt het feit dat eiser niet zeker weet of de politie hen heeft gezien, niet zo belangrijk als verweerder het vindt. Hoe zou eiser dat zeker kunnen weten? Voor wat betreft het punt dat eiser niet heeft kunnen uitleggen waarom de politie hen niet heeft staande gehouden of achtervolgd, is de rechtbank van oordeel dat eiser terecht heeft aangevoerd dat hij niet kan weten welke afweging de politie heeft gemaakt. De conclusie is dat verweerder de verklaringen van eiser over het zoenincident niet tegen hem heeft mogen gebruiken.
Tussenconclusie
11. Verweerder heeft aan eiser mogen tegenwerpen dat zijn verklaringen over thema (ii) deels tegenstrijdig, wisselend en/of vaag zijn en dat het hier gaat over wezenlijke onderdelen van zijn asielrelaas. Verweerder heeft mogen overwegen dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas. Het voorgaande geldt niet voor eisers verklaringen ten aanzien van zijn one night stands en [C] en ten aanzien van eisers verklaringen over het zoenincident (thema (iv)).
12. De rechtbank overweegt verder dat uit de verslagen van de gehoren blijkt dat eiser ook is bevraagd over de andere thema’s. Omdat verweerder daarover niets heeft opgenomen in het bestreden besluit gaat de rechtbank er van uit dat verweerder eisers verklaringen op die thema’s geloofwaardig vindt. Maar verweerder heeft de verklaringen van eiser die hij geloofwaardig vindt niet afgewogen tegen de ongeloofwaardig geachte verklaringen. Dit is in strijd met het uitgangspunt van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling. Dit betekent dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. Het beroep is gegrond en verweerder moet een nieuwe beslissing nemen op eisers asielaanvraag.
Referentiekader en identiteitsgroei
13. Eiser heeft ook gesteld dat verweerder te weinig aandacht heeft gehad voor zijn referentiekader en de identiteitsgroei die hij heeft doorgemaakt sinds zijn komst naar Nederland.
15. De rechtbank geeft eiser hierin gelijk. Weliswaar heeft eiser deze punten pas tijdens de zitting voor het eerst naar voren gebracht, maar verweerder had in ieder geval eisers referentiekader ambtshalve (kenbaar) bij zijn besluitvorming moeten betrekken. In aanmerking genomen dat iemands leeftijd mede bepalend is voor zijn of haar referentiekader, dat eiser op zijn 18e (dus als jongvolwassene) naar Nederland is gevlucht en inmiddels 26 jaar oud is, lijkt het de rechtbank niet onlogisch om in dit verband (ook) te kijken naar eisers gestelde identiteitsgroei. Ook dit kan onderdeel zijn van of van invloed zijn op eisers referentiekader. Dat eiser al langer “uit de kast is”, zoals verweerder ter zitting heeft aangevoerd, is onvoldoende voor een ander oordeel. Ook op dit punt is het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Verweerder moet eisers referentiekader betrekken bij het nieuwe besluit en zal daarbij ook aandacht moeten besteden aan de gestelde identiteitsgroei.
Verklaringen van derden en andere informatie
16. Eiser heeft verschillende schriftelijke verklaringen ingebracht van de heer [D] van de organisatie [organisatie 1] . [D] heeft ook tijdens de zitting een verklaring afgelegd, net als de heer [E] , eisers buddy bij het [organisatie 2] . Verder heeft eiser schriftelijke verklaringen ingebracht van de heer [F] en de heer [G] van het [organisatie 2] en van de heer [H] van [organisatie 1] . Eiser heeft gesteld dat zijn verklaringen in combinatie met de ingediende foto’s en overige informatie zijn seksuele geaardheid aannemelijk maken. Hij heeft er daarbij op gewezen dat hij een buddy heeft bij het [organisatie 2] en dat het [organisatie 2] dat niet doet als iemand niet homoseksueel is.
17. De rechtbank wil één ding voorop stellen: verweerder heeft ter zitting gesteld dat de verklaringen van [D] , [E] en andere derden onvoldoende gewicht in de schaal leggen omdat zij betrokken zijn bij lhbti-belangenorganisaties en daarom niet of minder objectief zijn, maar dat is flauwekul. Verweerder heeft daarbij de vergelijking gemaakt met andere zaken, waarin bijvoorbeeld de partner van een vreemdeling een verklaring heeft afgelegd. Niet valt in te zien dat een verklaring van iemand die betrokken is bij een lhbti- belangenorganisatie minder objectief is dan een verklaring van een partner. Dit zal in ieder individueel geval moeten worden beoordeeld.
18. In het bestreden besluit heeft verweerder zich – samengevat – op het standpunt gesteld dat uit de in overweging 15 genoemde verklaringen alleen blijkt dat eiser contact heeft met de lhbti-gemeenschap en betrokken is bij activiteiten van [organisatie 1] en het [organisatie 2] . Dit weegt niet op tegen eisers ongeloofwaardige verklaringen.
19. De rechtbank oordeelt dat uit overweging 5 tot en met 14 van deze uitspraak volgt dat verweerder eisers asielrelaas opnieuw moet beoordelen. Verweerder zal daarbij ook de verklaringen van derden, waaronder de verklaringen van [D] en [E] tijdens de zitting, en andere door eiser ingediende informatie moeten betrekken.
20. De rechtbank overweegt in dit verband verder dat eisers ongeloofwaardig bevonden verklaringen betrekking hebben op slechts één thema (thema (ii)). Uit de rechtspraak van de ABRvS volgt dat verklaringen van derden een ontoereikende verklaring van een vreemdeling op één van de thema’s kunnen compenseren. Dat is in het bijzonder het geval waar het gaat om informatie van feitelijke aard of verklaringen van objectieve derden over feitelijk gedrag. De rechtbank stelt vast dat de informatie die eiser heeft ingebracht (deels) feitelijk van aard is en (mede) betrekking op door derden waargenomen feitelijk gedrag,
zoals eisers betrokkenheid bij activiteiten. Ten slotte overweegt de rechtbank dat uit de rechtspraak volgt dat “zachte” informatie (zoals de gaydar van [E] ) ook een rol kan spelen bij de beoordeling.
Conclusie
22. Het beroep is gegrond, de rechtbank vernietigd het bestreden besluit en verweerder moet een nieuwe beslissing nemen op eisers asielaanvraag. Eisers andere beroepsgronden laat de rechtbank verder buiten beschouwing.
23. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten. De rechtbank ziet ook geen reden om zelf in de zaak te voorzien, omdat het op de weg van verweerder ligt om het bestreden besluit te baseren op een deugdelijk onderzoek en deugdelijk te motiveren. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen omdat onzeker is wanneer het door verweerder te verrichten onderzoek kan worden afgerond. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
21. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser zijn proceskosten vergoed. De rechtbank stelt deze kosten vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 juni 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.