10.5.De rechtbank overweegt dat deze verklaringen van eiser misschien kort zijn, maar niet vaag en/of tegenstrijdig. Eiser heeft verklaard dat zijn vriend en hij zijn gevlucht, dat ze snel zijn vertrokken en dan ze er vandoor zijn gegaan. Gelet op de context waarin eiser dit heeft gezegd, lijkt het er meer op dat eisers steeds hetzelfde heeft bedoeld. De rechtbank vindt het feit dat eiser niet zeker weet of de politie hen heeft gezien, niet zo belangrijk als verweerder het vindt. Hoe zou eiser dat zeker kunnen weten? Voor wat betreft het punt dat eiser niet heeft kunnen uitleggen waarom de politie hen niet heeft staande gehouden of achtervolgd, is de rechtbank van oordeel dat eiser terecht heeft aangevoerd dat hij niet kan weten welke afweging de politie heeft gemaakt. De conclusie is dat verweerder de verklaringen van eiser over het zoenincident niet tegen hem heeft mogen gebruiken.
11. Verweerder heeft aan eiser mogen tegenwerpen dat zijn verklaringen over thema (ii) deels tegenstrijdig, wisselend en/of vaag zijn en dat het hier gaat over wezenlijke onderdelen van zijn asielrelaas. Verweerder heeft mogen overwegen dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas. Het voorgaande geldt niet voor eisers verklaringen ten aanzien van zijn one night stands en [C] en ten aanzien van eisers verklaringen over het zoenincident (thema (iv)).
12. De rechtbank overweegt verder dat uit de verslagen van de gehoren blijkt dat eiser ook is bevraagd over de andere thema’s. Omdat verweerder daarover niets heeft opgenomen in het bestreden besluit gaat de rechtbank er van uit dat verweerder eisers verklaringen op die thema’s geloofwaardig vindt. Maar verweerder heeft de verklaringen van eiser die hij geloofwaardig vindt niet afgewogen tegen de ongeloofwaardig geachte verklaringen. Dit is in strijd met het uitgangspunt van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling. Dit betekent dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. Het beroep is gegrond en verweerder moet een nieuwe beslissing nemen op eisers asielaanvraag.
Referentiekader en identiteitsgroei
13. Eiser heeft ook gesteld dat verweerder te weinig aandacht heeft gehad voor zijn referentiekader en de identiteitsgroei die hij heeft doorgemaakt sinds zijn komst naar Nederland.
15. De rechtbank geeft eiser hierin gelijk. Weliswaar heeft eiser deze punten pas tijdens de zitting voor het eerst naar voren gebracht, maar verweerder had in ieder geval eisers referentiekader ambtshalve (kenbaar) bij zijn besluitvorming moeten betrekken. In aanmerking genomen dat iemands leeftijd mede bepalend is voor zijn of haar referentiekader, dat eiser op zijn 18e (dus als jongvolwassene) naar Nederland is gevlucht en inmiddels 26 jaar oud is, lijkt het de rechtbank niet onlogisch om in dit verband (ook) te kijken naar eisers gestelde identiteitsgroei. Ook dit kan onderdeel zijn van of van invloed zijn op eisers referentiekader. Dat eiser al langer “uit de kast is”, zoals verweerder ter zitting heeft aangevoerd, is onvoldoende voor een ander oordeel. Ook op dit punt is het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Verweerder moet eisers referentiekader betrekken bij het nieuwe besluit en zal daarbij ook aandacht moeten besteden aan de gestelde identiteitsgroei.
Verklaringen van derden en andere informatie
16. Eiser heeft verschillende schriftelijke verklaringen ingebracht van de heer [D] van de organisatie [organisatie 1] . [D] heeft ook tijdens de zitting een verklaring afgelegd, net als de heer [E] , eisers buddy bij het [organisatie 2] . Verder heeft eiser schriftelijke verklaringen ingebracht van de heer [F] en de heer [G] van het [organisatie 2] en van de heer [H] van [organisatie 1] . Eiser heeft gesteld dat zijn verklaringen in combinatie met de ingediende foto’s en overige informatie zijn seksuele geaardheid aannemelijk maken. Hij heeft er daarbij op gewezen dat hij een buddy heeft bij het [organisatie 2] en dat het [organisatie 2] dat niet doet als iemand niet homoseksueel is.
17. De rechtbank wil één ding voorop stellen: verweerder heeft ter zitting gesteld dat de verklaringen van [D] , [E] en andere derden onvoldoende gewicht in de schaal leggen omdat zij betrokken zijn bij lhbti-belangenorganisaties en daarom niet of minder objectief zijn, maar dat is flauwekul. Verweerder heeft daarbij de vergelijking gemaakt met andere zaken, waarin bijvoorbeeld de partner van een vreemdeling een verklaring heeft afgelegd. Niet valt in te zien dat een verklaring van iemand die betrokken is bij een lhbti- belangenorganisatie minder objectief is dan een verklaring van een partner. Dit zal in ieder individueel geval moeten worden beoordeeld.
18. In het bestreden besluit heeft verweerder zich – samengevat – op het standpunt gesteld dat uit de in overweging 15 genoemde verklaringen alleen blijkt dat eiser contact heeft met de lhbti-gemeenschap en betrokken is bij activiteiten van [organisatie 1] en het [organisatie 2] . Dit weegt niet op tegen eisers ongeloofwaardige verklaringen.
19. De rechtbank oordeelt dat uit overweging 5 tot en met 14 van deze uitspraak volgt dat verweerder eisers asielrelaas opnieuw moet beoordelen. Verweerder zal daarbij ook de verklaringen van derden, waaronder de verklaringen van [D] en [E] tijdens de zitting, en andere door eiser ingediende informatie moeten betrekken.
20. De rechtbank overweegt in dit verband verder dat eisers ongeloofwaardig bevonden verklaringen betrekking hebben op slechts één thema (thema (ii)). Uit de rechtspraak van de ABRvS volgt dat verklaringen van derden een ontoereikende verklaring van een vreemdeling op één van de thema’s kunnen compenseren. Dat is in het bijzonder het geval waar het gaat om informatie van feitelijke aard of verklaringen van objectieve derden over feitelijk gedrag. De rechtbank stelt vast dat de informatie die eiser heeft ingebracht (deels) feitelijk van aard is en (mede) betrekking op door derden waargenomen feitelijk gedrag,
zoals eisers betrokkenheid bij activiteiten. Ten slotte overweegt de rechtbank dat uit de rechtspraak volgt dat “zachte” informatie (zoals de gaydar van [E] ) ook een rol kan spelen bij de beoordeling.
22. Het beroep is gegrond, de rechtbank vernietigd het bestreden besluit en verweerder moet een nieuwe beslissing nemen op eisers asielaanvraag. Eisers andere beroepsgronden laat de rechtbank verder buiten beschouwing.
23. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten. De rechtbank ziet ook geen reden om zelf in de zaak te voorzien, omdat het op de weg van verweerder ligt om het bestreden besluit te baseren op een deugdelijk onderzoek en deugdelijk te motiveren. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen omdat onzeker is wanneer het door verweerder te verrichten onderzoek kan worden afgerond. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
21. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser zijn proceskosten vergoed. De rechtbank stelt deze kosten vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).