ECLI:NL:RBDHA:2022:13468
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen eigen bijdrage in opvangkosten asielzoeker en de toepassing van het unierechtelijk evenredigheidsbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een asielzoeker, eiseres, en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), verweerder. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder waarin werd vastgesteld dat zij een eigen bijdrage van € 5.663,33 verschuldigd is voor haar opvang. Dit besluit is genomen op basis van de veronderstelling dat eiseres, na de uitbetaling van een dwangsom van € 15.000,00 door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), over voldoende eigen vermogen beschikt. Eiseres betwistte de zorgvuldigheid van de besluitvorming en stelde dat de dwangsom niet als vermogen moet worden aangemerkt, omdat deze een immateriële schadevergoeding zou zijn.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 19 maart 2019 in een opvangvoorziening verblijft en dat zij op 31 januari 2022 een dwangsom heeft ontvangen. Eiseres voerde aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met haar financiële situatie en dat de eigen bijdrage onevenredig is. Verweerder daarentegen stelde dat hij aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan en dat eiseres niet heeft onderbouwd waarom de eigen bijdrage in haar geval onredelijk zou zijn. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om de berekening van het vermogen van eiseres in twijfel te trekken en dat de eigen bijdrage terecht was vastgesteld.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen proceskostenveroordeling nodig was. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.