Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1995 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Eiser heeft de gronden van beroep schriftelijk kenbaar gemaakt en ter zitting nader
toegelicht. Hij stelt allereerst dat gecontroleerd dient te worden of het voortraject op de
juiste wijze heeft plaatsgevonden.
3. Het is de rechtbank na bestudering van de stukken niet gebleken van onregelmatigheden in het voortraject. De beroepsgrond van eiser treft geen doel.
4. Eiser stelt dat het aanvullende terugkeerbesluit, genomen op 30 november 2022, mogelijk ondeugdelijk ten grondslag is gelegd aan de maatregel van bewaring.
5. De rechtbank stelt vast dat het aanvullende terugkeerbesluit van 30 november 2022 slechts is genomen om een land van terugkeer te vermelden, te weten Marokko. Bij besluit van 24 juli 2020 is aan eiser een terugkeerbesluit met inreisverbod opgelegd. Uit het aanvullende terugkeerbesluit volgt daarom geen nieuw rechtsgevolg en het besluit is ook niet ten overvloede genomen.
6. Vaststaat dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland, zodat verweerder op grond van artikel 59, eerste lid, onder a, van de Vw bevoegd is tot het opleggen van de maatregel van bewaring.
7. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware grondenvermeld dat eiser:
- 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;- 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;- 3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;- 3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;- 3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
en als lichte grondenvermeld dat eiser:
- 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;- 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
8. Eiser betwist in beroep de zware grond 3b. Hij voert hiertoe aan dat niet is gebleken dat hij in Nederland verbleef in de periode waarvan verweerder stelt dat hij zich aan het toezicht heeft onttrokken.
9. Verweerder heeft terecht de zware gronden 3a en 3b aan de maatregel van bewaring ten grondslag gelegd. Eiser heeft verklaard zijn paspoort in Marokko te hebben achtergelaten toen hij het land verliet.Verder heeft verweerder terecht overwogen dat eiser zich niet heeft gemeld bij de korpschef gedurende de periode april 2021 tot oktober 2021, waardoor hij zich aan het toezicht heeft onttrokken. Eisers stelling dat hij toen mogelijk niet in Nederland verbleef maakt dit niet anders. Deze zware gronden zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. Verweerder heeft op grond hiervan terecht een risico aangenomen dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.
10. Gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag liggen is het risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken gegeven. Verweerder heeft dan ook voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel in het geval van eiser doeltreffend zal zijn. Verweerder heeft eveneens voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken van omstandigheden die detentie voor eiser onredelijk bezwarend maken.
Voortvarendheid en zicht op uitzetting
11. Verweerder werkt voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser. Eiser is op 30 november 2022 in bewaring gesteld. Op 2 december 2022 is een LP-aanvraag ingevuld en verzonden aan de DIA.Op diezelfde dag heeft een vertrekgesprek plaatsgevonden. Op 6 december 2022 is de LP-aanvraag ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten.
12. Tot slot heeft verweerder voldoende gemotiveerd uiteengezet dat sprake is van zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdelingvan 14 november 2022.Verweerder heeft ter zitting nog toegelicht dat over de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 oktober 2022 122 LP’s zijn aangevraagd voor Marokkaanse vreemdelingen en dat inmiddels 25 LP’s zijn afgegeven. De enkele omstandigheid, zoals door eiser is aangevoerd, dat de Afdeling in de voorgenoemde uitspraak geen duidelijk onderscheid heeft gemaakt tussen gedocumenteerde en documentloze personen, vormt geen grond om te betwijfelen dat de Marokkaanse autoriteiten in eisers geval niet meewerken aan de uitzetting. Aanvullend merkt de rechtbank op dat volgens de toelichting van verweerder ter zitting een deel van de reeds afgegeven LP’s voor ongedocumenteerde Marokkaanse vreemdelingen bestemd was. Verweerder heeft ook nog verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, waar de rechtbank verweerder aanvullende vragen heeft gesteld.Daaruit volgt dat van de (destijds) elf verstrekte LP’s, zes van deze afgegeven zijn aan ongedocumenteerde Marokkaanse vreemdelingen. Gelet op de hierboven vermelde inlichtingen ziet de rechtbank geen aanleiding om gebruik te maken van de bevoegdheid, zoals neergelegd in de artikelen 8:28 en 8:31 van de Awb, zoals door eiser ter zitting is verzocht.
13. De maatregel van bewaring is terecht aan eiser opgelegd. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.