Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[eiser], eiser,
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Zo is benoemd dat het geboorteland van eiser Marokko is en dat zijn nationaliteit Marokkaans is. Voorts is in het besluit opgenomen
‘Betrokkene heeft nog familie in Marokko, maar kan niet aan de juiste documenten komen.’. Het was dan ook niet nodig om een aanvullend terugkeerbesluit te nemen met dat doel. Er hebben zich sindsdien geen wijzigingen voorgedaan in eisers verblijfsrechtelijke positie en evenmin is gebleken dat eiser sinds 2020 de Europese Unie heeft verlaten. Het terugkeerbesluit van 26 oktober 2020 geldt dus nog steeds. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het aanvullend terugkeerbesluit onverplicht en ten overvloede is genomen en geen nieuwe rechtsgevolgen in het leven roept. Het is dus geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht, zodat de rechtbank onbevoegd is kennis te nemen van het beroep voor zover dat is gericht tegen het aanvullende terugkeerbesluit. De beroepsgrond tegen het terugkeerbesluit behoeft dan ook verder geen bespreking.
2 september 2022 van 110 vreemdelingen de nationaliteit hebben bevestigd. Vooralsnog heeft dit in 3 gevallen geleid tot gedwongen vertrek met behulp van een lp. In enkele gevallen weigerde de vreemdeling de PCR-test en dat is een vereiste om terugkeer mogelijk te maken, waardoor de lp niet gebruikt kon worden voor (gedwongen) vertrek.
1. Betrof het bij de bevestiging van de Marokkaanse nationaliteit van 110 vreemdelingen
2. Zijn er van de 11 verstrekte lp’s ook lp's verstrekt aan ongedocumenteerde vreemdelingen?
3. Zijn er onder de 3 gevallen die geleid hebben tot gedwongen vertrek met een lp ook ongedocumenteerde vreemdelingen?
De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding om aan te nemen dat er geen enkele kans bestaat dat de Marokkaanse autoriteiten aan eiser een lp zullen verstrekken. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Beslissing
- verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het beroep tegen bestreden besluit 1;
D.K. Bloemers, griffier.
Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 1 gaat, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.