In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een onroerende zaak, een wasstraat, door de heffingsambtenaar van de gemeente Zoetermeer. De waarde was vastgesteld op € 581.000 per 1 januari 2020, voor het tijdvak van 1 januari 2021 tot 1 januari 2022. Eiseres, de eigenaar van de onroerende zaak, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, wat resulteerde in een ongegrondverklaring door de verweerder op 23 juli 2021. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 1 november 2022 heeft eiseres betoogd dat de waarde te hoog is vastgesteld, mede vanwege de coronamaatregelen die hebben geleid tot een sluiting van vier maanden. Eiseres stelde een waarde van € 299.000 voor, terwijl verweerder de waarde verdedigde door te wijzen op een kapitalisatiefactor van 10,1 en een huurwaarde van € 65.795. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met het leegstandsrisico en het waardedrukkende effect van de coronamaatregelen. De rechtbank oordeelde dat de door verweerder vastgestelde waarde aannemelijk was, mede op basis van marktcijfers en een gemiddelde huurwaarde.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de waarde van de onroerende zaak niet te hoog is vastgesteld en heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.