ECLI:NL:RBDHA:2022:13268

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
NL22.19180
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dublin-overdracht en interstatelijk vertrouwensbeginsel in asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 november 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit hebbende man, in beroep ging tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De staatssecretaris stelde dat Roemenië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser op basis van het Dublin-systeem. Eiser was het niet eens met dit besluit en voerde aan dat er in Roemenië een risico op indirect refoulement bestond, omdat hij daar mogelijk teruggestuurd zou worden naar Syrië. Hij verwees naar verschillende rapporten die de gebreken in de Roemeense asielprocedure onderbouwden, waaronder het AIDA-rapport.

De rechtbank heeft de zaak op 3 november 2022 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank overwoog dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat de asielprocedure in Roemenië zodanig gebrekkig was dat dit zou leiden tot een schending van artikel 3 van het EVRM. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris in zijn besluit terecht had uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Roemenië. Eiser had geen concrete aanknopingspunten aangedragen die erop wezen dat hij bij terugkeer naar Roemenië een reëel risico op schending van zijn rechten liep.

De rechtbank oordeelde verder dat de door eiser aangevoerde informatie over pushbacks in Roemenië niet relevant was voor zijn situatie, aangezien hij niet in de positie verkeerde van asielzoekers die zich aan de grens met Servië bevonden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan tegen deze uitspraak binnen een week hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.19180

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H.J. van Balen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Pourjalili).

Procesverloop

Bij besluit van 19 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 3 november 2022 op zitting behandeld. Eiser was hierbij aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.E. Abdulrahman. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1993 en heeft de Syrische nationaliteit.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. Volgens hem is Roemenië verantwoordelijk voor de behandeling daarvan [1] .
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Hij verzoekt allereerst zijn zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen. Daarnaast is verweerder ten onrechte uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Roemenië. Ter onderbouwing verwijst eiser naar een update van het AIDA-rapport dat is gepubliceerd in mei 2022 (hierna AIDA-rapport 2022). Bij de asielprocedure in Roemenië zijn eisers verklaringen door de tolk vervalst en staat door veel gebreken in de asielprocedure de asielweigering nu vast. Roemenië zal hem terugsturen naar Syrië, waardoor er indirect refoulement dreigt. Verder verwijst eiser naar een update van het AIDA-rapport dat is gepubliceerd in april 2021 (hierna AIDA-rapport 2021) waarin wordt gerapporteerd over de vele pushbacks door Roemenië.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Verzoek om zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen
4. Eisers verzoek om wat in zijn zienswijze is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen, wordt niet gehonoreerd. Verweerder is in het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan op hetgeen eiser in de zienswijze heeft aangevoerd. Voor zover hij in beroep niet heeft geconcretiseerd op welke punten de motivering van het bestreden besluit ontoereikend is, kan de enkele herhaling van de zienswijze in beroep niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. [2]
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid ten opzichte van Roemenië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit heeft de hoogste bestuursrechter bevestigd in de uitspraak van 29 juli 2021 [3] en 31 augustus 2022 [4] . Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet langer kan.
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is eiser daar niet in geslaagd. Eiser heeft met zijn verklaringen niet aannemelijk gemaakt dat de asielprocedure in Roemenië zodanig onder de maat is dat er bij overdracht sprake zal zijn van schending van artikel 3 van het EVRM [5] en artikel 4 van het Handvest. Eiser heeft zijn stelling dat in Roemenië zijn verklaringen door een vijandige tolk opzettelijk verkeerd zijn vertaald, niet onderbouwd. De enkele omstandigheid dat in de vertaling van de verklaringen van eiser staat dat hij heeft gezegd dat er niets zou kunnen gebeuren door de burgeroorlog als hij wordt gerekruteerd voor het leger, heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden om eiser te volgen in deze stelling. De rechtbank overweegt daarbij dat uit het AIDA-rapport 2022 volgt dat de tolken de nodige training missen en dat soms gebruik wordt gemaakt van dubbele vertolking, maar dat dit rapport geen steun biedt voor de stelling van eiser dat tolken moedwillig verkeerde vertalingen opnemen. Verweerder stelt bovendien terecht dat het op de weg van eiser lag om zijn gehoor na afname te controleren en eventueel een klacht in te dienen bij de Roemeense autoriteiten indien er sprake zou zijn van vertaal- of communicatiefouten. Voor zover eiser betoogt dat hij pas veel later de vertaling heeft gekregen volgt de rechtbank dit niet, nu in de vertaling van het gehoorverslag staat dat eiser zijn handtekening hieronder heeft gezet en dat een kopie is overgelegd aan eiser. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel moet er vanuit worden gegaan dat dit ook daadwerkelijk is gebeurd. Eiser heeft het tegendeel ook niet aannemelijk gemaakt. Verweerder stelt zich verder terecht op het standpunt dat eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag in Roemenië rechtsmiddelen had kunnen aanwenden, maar dit heeft nagelaten. Indien de asielprocedure van eiser ondertussen is beëindigd, heeft hij volgens het AIDA-rapport 2022 nog de mogelijkheid een opvolgende aanvraag in te dienen.
Indirect refoulement
6. Eiser betoogt verder dat door overdracht aan Roemenië indirect refoulement dreigt. Hij stelt zich op het standpunt dat in Roemenië een ander beschermingsbeleid wordt gevoerd ten aanzien van Syriërs dan in Nederland en dat hij als gevolg daarvan het risico loopt te worden uitgezet naar Syrië.
6.1.
De hoogste bestuursrechter heeft in de uitspraak van 6 juli 2022 [6] geoordeeld dat het aan de vreemdeling is om aan te tonen dat hij bij terugkeer naar het land van herkomst risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM vanwege indirect refoulement. Om aan deze bewijslast te voldoen moet de vreemdeling in eerste instantie algemene informatie overleggen waaruit voldoende concrete aanknopingspunten volgen dat het beschermingsbeleid in de verantwoordelijke lidstaat evident en fundamenteel verschilt met het beleid dat door de Nederlandse autoriteiten wordt gevoerd. Daarnaast dient de vreemdeling aanknopingspunten naar voren te brengen waaruit blijkt dat niet alleen het bestuursorgaan maar ook de rechter in de verantwoordelijke lidstaat hem niet zal beschermen tegen refoulement.
6.2.
Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten aangevoerd waaruit blijkt dat Roemenië een ander beschermingsbeleid hanteert voor Syrische vreemdelingen. Hij heeft alleen een besluit overgelegd waaruit volgt dat zijn asielaanvraag is afgewezen. De rechtbank overweegt verder dat eiser geen beroep heeft ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag in Roemenië, zodat er ook geen concrete aanknopingspunten zijn dat de rechter in Roemenië hem niet zal beschermen tegen refoulement. Gelet hierop heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij een reëel risico loopt op indirect refoulement bij overdracht aan Roemenië.
Pushbacks door Roemenië
7. Ten aanzien van het betoog van eiser over de pushbacks door Roemenië, overweegt de rechtbank dat volgens rechtspraak van de hoogste bestuursrechter moet worden geoordeeld dat pushbacks in zijn algemeenheid een fundamentele systeemfout in de asielprocedure zijn in de zin van artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening, die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt [7] . De door eiser overgelegde informatie ziet echter op pushbacks van asielzoekers die zich op het grensgebied met Servië bevinden. Eiser bevindt zich niet in die situatie. De door eiser overgelegde informatie biedt geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de systeemfout in de asielprocedure van Roemenië als gevolg van pushbacks ook relevant is voor Dublinclaimanten. Vast staat dat Roemenië de terugname van eiser heeft geaccepteerd en dat eiser dus in het kader van de Dublinverordening gereguleerd zal worden overgedragen aan Roemenië. De pushbacks aan de buitengrenzen van Roemenië staan dus niet in de weg aan overdracht van eiser naar Roemenië.
Opschorting Dublin overdracht door Roemenië
8. De rechtbank volgt eiser ten slotte niet in zijn betoog dat Nederland verplicht is de behandeling van de asielaanvraag aan zich te trekken, omdat Roemenië de overdracht van inkomende Dublinclaimanten heeft opgeschort vanwege de toestroom van Oekraïense vluchtelingen. De hoogste bestuursrechter heeft hierover overwogen dat deze opschorting niet relevant is voor het overdrachtsbesluit, maar enkel voor de feitelijke overdracht. [8]
Wat is de conclusie?
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie artikel 20, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2169.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 29 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1645.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 31 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2521
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1864.
7.Zie de uitspraak van de Afdeling van 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1043.
8.Zie de uitspraak van de Afdeling van 31 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1520.