In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsdocument EU/EER. Eiser, geboren in 1988 en van Albanese nationaliteit, had een aanvraag ingediend op basis van zijn huwelijk met een Roemeense Unieburger. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die twijfels had over de oprechtheid van het huwelijk en concludeerde dat er sprake was van een schijnhuwelijk. Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat eiser geen procesbelang meer had bij zijn beroep, aangezien hij en zijn partner sinds 2019 feitelijk gescheiden waren. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag niet inhoudelijk kon worden behandeld, omdat eiser geen belang had bij de uitkomst van de procedure. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit plaatsvond. Eiser kan echter het oordeel van de Staatssecretaris over het schijnhuwelijk in andere lopende procedures betwisten.