ECLI:NL:RBDHA:2022:12959
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th de Roos
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag en bestuurlijke dwangsom
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, ingediend op 4 september 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 18 augustus 2022 de asielaanvraag ingewilligd. Eiser heeft desondanks het beroep gehandhaafd. De rechtbank heeft het voornemen geuit om zonder zitting uitspraak te doen, waarop eiser niet heeft gereageerd, maar verweerder heeft hiermee ingestemd. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag niet-ontvankelijk is, omdat de asielaanvraag inmiddels is ingewilligd. Daarnaast is de vraag aan de orde of eiser in beroep kan komen tegen de vaststelling dat er geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd zijn. De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND sluit de toepassing van de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb uit voor besluiten op asielaanvragen. Eiser stelt dat deze wet in strijd is met het Unierecht.
De rechtbank overweegt dat het buiten toepassing laten van de bestuurlijke dwangsomregeling niet mag resulteren in ongunstiger procedurevoorschriften voor asielaanvragen dan voor soortgelijke nationale procedures. De rechtbank concludeert dat de Tijdelijke wet in dit geval de mogelijkheid van een bestuurlijke dwangsom uitsluit, waardoor eiser niet kan bereiken wat hij wil, en dat er in zoverre ook geen procesbelang meer is. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft verweerder wel veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 379,50, vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.