In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Syrische vrouw, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met het doel gezinshereniging. De aanvraag was eerder afgewezen, maar de rechtbank had in een eerdere uitspraak op 10 december 2018 geoordeeld dat de afwijzing niet deugde en verweerder had opgedragen een nieuw besluit te nemen. In het bestreden besluit van 17 maart 2022 bleef verweerder echter bij de eerdere afwijzing, wat leidde tot het indienen van beroep door eiseres. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet alle relevante feiten en omstandigheden had betrokken in zijn besluitvorming en dat de belangenafweging niet deugdelijk was uitgevoerd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, waarbij verweerder werd opgedragen binnen acht weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd een dwangsom opgelegd wegens de lange duur van de procedure.