ECLI:NL:RBDHA:2022:12748

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
C/09/627555 / FA RK 22-2131
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie na erkenning van buitenlandse uitspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie. De man, die in Marokko was veroordeeld tot het betalen van alimentatie voor zijn kinderen, verzocht de rechtbank om de bijdrage te verlagen naar nihil, met ingang van 1 januari 2021. De vrouw voerde verweer en stelde dat de Marokkaanse uitspraak rechtskracht had in Nederland, omdat deze al in België was erkend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op basis van de Alimentatieverordening, en dat het Nederlands recht van toepassing is op het verzoek. De rechtbank heeft de voorwaarden voor erkenning van de Marokkaanse uitspraak beoordeeld en geconcludeerd dat deze aan de eisen voldoet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man zijn inkomen had gewijzigd en dat hij niet meer in staat was om de eerder opgelegde alimentatie te voldoen. Na beoordeling van de draagkracht van de man, heeft de rechtbank de kinderalimentatie vastgesteld op € 50,- per maand, met ingang van 1 januari 2021. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 22-2131
Zaaknummer: C/09/627555
Datum beschikking: 28 november 2022

Alimentatie

Beschikking op het op 28 maart 2022 ingekomen verzoek van:

[naam01] ,

de man,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. B. Fresco in Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[naam02] ,

de vrouw,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. M. Kaouass in Amsterdam.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift ingekomen op 28 maart 2022;
  • het verweerschrift, ingekomen op 2 mei 2022;
  • het F9-formulier van 13 mei 2022 van de vrouw, met bijlage;
  • het F9-formulier van 24 oktober 2022 van de man, met bijlagen;
  • het e-mailbericht van 26 oktober 2022 van de vrouw, met bijlage.
De minderjarige [minderjarige01] is in de gelegenheid gesteld haar mening te geven over het verzoek.
Op 4 november 2022 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: De man, bijgestaan door zijn advocaat en de vrouw bijgestaan door haar advocaat.

Feiten

  • De man en de vrouw zijn met elkaar gehuwd geweest tot 8 januari 2013.
  • Zij zijn de ouders van de volgende nu nog minderjarige kinderen:
  • [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2006 in [geboorteplaats01] ;
  • [minderjarige02] , geboren op [geboortedatum02] 2010 in [geboorteplaats01] .
  • De kinderen verblijven feitelijk bij de vrouw.
  • De rechtbank in [plaats01] , Marokko, heeft bij uitspraak van 12 oktober 2011, onder meer de man veroordeelt tot betaling aan de vrouw van een onderhoudsbijdrage van 400 DHS voor elk kind en een huisvestingsvergoeding van 300 DHS per kind, vanaf de datum van die uitspraak tot de onderhoudsplicht wettelijk vervalt.
  • De rechtbank in [plaats02] , België, heeft bij uitspraak van 26 november 2020 onder meer verlof verleend voor de tenuitvoerlegging in België van de Marokkaanse uitspraak.

Verzoek en verweer

De man verzoekt, indien de Marokkaanse uitspraak van 12 oktober 2011 geacht wordt rechtskracht te hebben, met wijziging in zoverre van voormelde uitspraak de bijdrage van de man in de kosten van opvoeding en levensonderhoud van de kinderen te bepalen op nihil met ingang van 1 januari 2021, dan wel op nihil met ingang van een zodanige datum als de rechtbank juist acht, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw voert verweer dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de moeder en de kinderen in Nederland wonen komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe op grond van artikel 3 sub b van de Alimentatieverordening (nr. 4/2009 van de Raad van de Europese Unie van 18 december 2008).
Op grond van artikel 15 van de Alimentatieverordening (nr. 4/2009 van de Raad van de Europese Unie van 18 december 2008) in verbinding met artikel 3 van het Haags Protocol van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen, is Nederlands recht van toepassing op het verzoek. Onderhoudsverplichtingen worden namelijk op basis van de hoofdregel – vastgelegd in artikel 3 van het Haags Protocol – beheerst door het recht van de staat waar de onderhoudsgerechtigden – de kinderen – hun gewone verblijfplaats hebben.
Inhoudelijke beoordeling
De man verzoekt, indien de Marokkaanse uitspraak van 12 oktober 2011 van de rechtbank [plaats01] , Marokko, rechtskracht heeft, een wijziging van de kinderalimentatie. De man stelt in eerste instantie dat de Marokkaanse uitspraak geen rechtskracht heeft, omdat hij niet aanwezig was op de zitting en omdat de Marokkaanse rechter een kinderalimentatie heeft vastgesteld voor de kinderen na hun 21e levensjaar, wat in strijd is met de Nederlandse wet.
De vrouw meent dat de uitspraak van de Marokkaanse rechter rechtskracht heeft in Nederland. De vrouw beroept zich er op dat de Marokkaanse uitspraak al in België is erkend en dat die Belgische uitspraak door Nederland moet worden erkend. Daarom, zo stelt de vrouw, staat de Nederlandse rechter niet meer vrij om een oordeel te geven over de erkenning van de Marokkaanse uitspraak. Subsidiair stelt de vrouw dat de Marokkaanse uitspraak in Nederland moet worden erkend. Partijen hebben gezamenlijk een echtscheidingsverzoek ingediend bij rechtbank [plaats01] . Ook waren beide partijen aanwezig op de tweede zitting. Rechtbank [plaats01] was bevoegd kennis te nemen van het echtscheidingsverzoek met nevenvoorzieningen, omdat partijen in Marokko zijn gehuwd, beiden de Marokkaanse nationaliteit hebben en beiden de bevoegdheid van de Marokkaanse rechter niet hebben betwist, aldus de vrouw.
De rechter stelt voorop dat zij niet gebonden is aan de erkenning in België van de Marokkaanse uitspraak. De rechtbank in België heeft in zijn uitspraak van 26 november 2020 immers alleen verlof verleend voor de tenuitvoerlegging in België van die Marokkaanse uitspraak. Dat verlof kan zich niet uitstrekken tot Nederland en daartoe is ook niet door de Belgische rechtbank besloten.
De rechtbank dient daarom zelfstandig te beoordelen of voormelde uitspraak van de Marokkaanse rechter van 12 oktober 2011 in Nederland kan worden erkend. De erkenning en tenuitvoerlegging van Marokkaanse beslissingen over een onderhoudsbijdrage wordt beheerst door het commune internationale privaatrecht, te weten artikel 431 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Op grond van artikel 431 Rv kunnen beslissingen die zijn gegeven door de rechter van een vreemde staat niet in Nederland ten uitvoer worden gelegd, tenzij deze tenuitvoerlegging haar grondslag vindt in een verdrag of in een wettelijke bepaling, zoals bedoeld in artikel 985 of artikel 993 Rv. Tussen Marokko en Nederland bestaat geen verdrag op het punt van de erkenning en tenuitvoerlegging van Marokkaanse beslissingen over een onderhoudsbijdrage.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 26 september 2014 (ECLI:NL:HR:2014:2838) de voorwaarden voor de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen naar commuun internationaal privaatrecht volgens artikel 431 Rv uiteengezet. Een buitenlandse beslissing moet in beginsel worden erkend, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:
a.
de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven berust op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is;
De concrete vraag bij deze voorwaarde is of de Marokkaanse rechter naar internationale maatstaven bevoegd is. De bevoegdheidsgronden die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar zijn, zijn kenbaar uit internationale verdragen. Alhoewel de Alimentatieverordening hier niet van toepassing is, bevat deze wel algemeen erkende uitgangspunten waaraan een bredere gelding kan worden toegekend. Om die reden sluit de rechtbank ten aanzien van de bevoegdheid aan bij de Alimentatieverordening. Gekeken naar de bevoegdheidsgronden van de Alimentatieverordening kwam de Marokkaanse rechter bij de onderhavige beslissing rechtsmacht toe, omdat het alimentatieverzoek een nevenverzoek was in de echtscheidingsprocedure en de man in de procedure is verschenen zonder de bevoegdheid van de Marokkaanse rechter te betwisten. De man heeft weliswaar betwist dat hij is verschenen, maar zowel uit de uitspraak zelf als uit de proces-verbalen blijkt dat hij is verschenen. Bovendien volgt ook uit het verzoek dat het een gezamenlijk verzoek was.
de buitenlandse beslissing is tot stand gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging;
De rechtbank ziet geen aanleiding voor de conclusie dat de rechtspleging in Marokko met onvoldoende waarborgen was omkleed. De man is blijkbaar naar behoren opgeroepen. Dat leidt de rechtbank af uit het feit dat hij in de procedure is verschenen.
de erkenning van de buitenlandse beslissing is niet in strijd met de Nederlandse openbare orde en;
Van strijd met de openbare orde is pas sprake indien het buitenlandse rechtsfeit in strijd is met de materieelrechtelijke beginselen van de juridische, sociale en morele aard, die in de Nederlandse rechtsgemeenschap voor fundamenteel wordt gehouden. De man heeft op de zitting gesteld dat hij op grond van de Marokkaanse beslissing de kinderen in hun levensonderhoud zou moeten zien tot zij 25 jaar oud zijn. Naar Nederlands recht geldt de alimentatieverplichting in beginsel tot de leeftijd van 21. Dat de Nederlandse wet op dit punt afwijkt van het Marokkaanse recht betekent evenwel niet dat er in zodanige mate sprake is van strijd met fundamentele Nederlandse rechtsbeginselen dat de Marokkaanse beslissing niet erkend zou kunnen worden. Naar het oordeel van de rechtbank maakt deze afwijking niet dat de Marokkaanse beslissing met betrekking tot de kinderalimentatie in strijd is met de Nederlandse openbare orde.
de buitenlandse beslissing is niet onverenigbaar met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter, dan wel met een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits die eerdere beslissing voor erkenning in Nederland vatbaar is.
Voorafgaande aan de beslissing van de Marokkaanse rechter is niet over de alimentatie beslist. Van onverenigbaarheid met een eerdere beslissing kan daarom geen sprake zijn.
Nu aldus aan de voorwaarden voor erkenning is voldaan kan de Marokkaanse beslissing ook in Nederland ten uitvoer worden gelegd. Omdat sprake is van een geldige, eerdere beslissing dient de rechtbank te onderzoeken of deze kan en moet worden gewijzigd.

Kinderalimentatie

Wijziging van omstandigheden
Op grond van artikel 1:401 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud bij latere rechterlijke uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen.
De man heeft gesteld dat zijn inkomen is gewijzigd en dat hij hierdoor de eerder opgelegde kinderalimentatie niet meer kan voldoen. De vrouw heeft aangevoerd dat de man niet gemotiveerd heeft gesteld dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden en heeft verzocht het verzoek af te wijzen. De rechtbank overweegt dat de man voldoende heeft aangetoond dat zijn inkomen op dit moment aanzienlijk lager is dan in oktober 2011. Om deze reden ziet de rechtbank aanleiding om de onderhoudsbijdrage opnieuw te berekenen.
Draagkracht
De man heeft onbetwist gesteld dat hij op dit moment recht heeft op een Belgische invaliditeitsuitkering gelijk aan de invaliditeitsuitkering die hij in 2021 ontving. Ook heeft de man onbetwist gesteld dat beslag is gelegd op zijn uitkering vanwege de alimentatieschuld en dat daarom zijn gehele uitkering wordt ingehouden. Er wordt in België geen beslagvrije voet gehanteerd. Op basis van de door de man overgelegde uitkeringsspecificatie stelt de rechtbank vast dat de man een inkomen onder het minimum van € 1.470,- per maand ontvangt. De rechtbank past vervolgens de Tremanormen toe, waaruit volgt dat, voor zover het inkomen lager is dan € 1.470,- per maand, er wordt uitgegaan van een minimumdraagkracht van € 25,- per maand voor één kind en € 50,- voor twee of meer kinderen.
Op de zitting heeft de vrouw aangevoerd dat rekening gehouden moet worden met het inkomen van de nieuwe partner van de man. Er is evenwel niet gebleken van feiten op basis waarvan de echtgenote als stiefouder mede draagplichtig is jegens de kinderen.
Omdat ]de draagkracht van de man de beperkende factor is, zal de rechtbank de draagkracht van de vrouw niet verder bespreken en beoordelen.
Gezien al het voorgaande wijzigt de rechtbank de kinderalimentatie in die zin dat de man, naar zijn maximale draagkracht, € 50,- per maand aan de vrouw betaalt.
Ingangsdatum
De man heeft verzocht de kinderalimentatie te wijzigen per 1 januari 2021. De vrouw heeft hier tegen deze ingangsdatum geen zelfstandig verweer gevoerd. De rechtbank zal de kinderalimentatie daarom per die datum wijzigen.
Conclusie
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande bepalen dat de man, met ingang van 1 januari 2021, € 50,- per maand aan kinderalimentatie aan de vrouw dient te betalen. De rechtbank zal het meer of anders verzochte afwijzen.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beslissing van de Marokkaanse rechter van de rechtbank in [plaats01] van 12 oktober 2011 – :
*
bepaalt de door de man aan de vrouw, met ingang van 1 januari 2021, te betalen kinderalimentatie voor:
  • [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2006 in [geboorteplaats01] ;
  • [minderjarige02] , geboren op [geboortedatum02] 2010 in [geboorteplaats01] ,
op € 50,- per maand, telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Emmens, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. S. Sadiqi als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 28 november 2022.