ECLI:NL:RBDHA:2022:12705

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
NL22.8793
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om dwangsommen

In deze zaak heeft eiseres op 17 mei 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 15 oktober 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 24 juni 2022 de asielaanvraag ingewilligd, maar eiseres heeft desondanks haar beroep gehandhaafd. De rechtbank heeft vastgesteld dat met de inwilliging van de asielaanvraag aan het beroep tegemoet is gekomen, waardoor eiseres geen procesbelang meer heeft. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk verklaard.

Eiseres heeft daarnaast verzocht om zowel een rechterlijke als een bestuurlijke dwangsom vast te stellen en om vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om verweerder te verplichten een nieuw besluit te nemen, aangezien de asielaanvraag inmiddels is ingewilligd. De rechtbank heeft ook overwogen dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND van toepassing is, waardoor eiseres geen recht heeft op bestuurlijke dwangsommen.

De rechtbank heeft verder geconcludeerd dat de uitsluiting van de bestuurlijke dwangsomregeling in de Tijdelijke wet niet in strijd is met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel, omdat de procedure voor asielaanvragen niet ongunstiger is dan die voor soortgelijke nationale procedures. Eiseres heeft geen argumenten aangedragen die de rechtbank zouden doen afwijken van deze conclusie.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50, omdat eiseres het recht had om beroep in te stellen wegens het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.8793

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 17 mei 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 15 oktober 2021.
Bij besluit van 24 juni 2022 heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres ingewilligd.
Desgevraagd heeft eiseres medegedeeld dat het beroep wordt gehandhaafd.
Verweerder is niet ingegaan op het verzoek om een verweerschrift in te dienen.
Partijen hebben niet gereageerd op het voornemen van de rechtbank om zonder zitting uitspraak te doen. De rechtbank doet op grond van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiseres, stelt de rechtbank vast dat met de inwilliging van de asielaanvraag aan het beroep tegemoet is gekomen, zodat eiseres gelet op het bepaalde in artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft. Het beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
2. Eiseres heeft verzocht zowel een rechterlijke als een bestuurlijke dwangsom vast te stellen en heeft daarnaast verzocht verweerder te veroordelen tot vergoeding van de door eiseres gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt vast dat verweerder een besluit op de asielaanvraag heeft genomen. De rechtbank ziet geen aanleiding om verweerder op te dragen een (nieuw) besluit te nemen of om een andere handeling te verrichten. Daarom zal ook geen toepassing worden gegeven aan artikel 8:72, zesde lid, van de Awb.
3. De vraag ligt voor of eiseres (op grond van artikel 4:19 van de Awb) in beroep kan komen tegen de vaststelling van verweerder bij de inwilliging van de asielaanvraag dat hij aan eiseres geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd is. De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet) sluit uit dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb worden toegepast op besluiten op asielaanvragen. Om die reden kan verweerder aan eiseres geen bestuurlijke dwangsommen verbeuren. Eiseres stelt evenwel dat de Tijdelijke wet in zoverre onverbindend is wegens strijd met het Unierecht. Hierbij verwijst zij onder meer naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 22 april 2022. [1]
4. Bij de beoordeling van de verenigbaarheid van de hier aan de orde gestelde regeling met het Unierecht geldt dat het buiten toepassing stellen van de bestuurlijke dwangsomregeling niet mag resulteren in voor asielaanvragen ongunstiger procedurevoorschriften dan die welke gelden voor soortgelijke situaties naar nationaal recht (gelijkwaardigheidsbeginsel). Daarnaast mag de uitoefening van het door het Unierecht verleende recht op internationale bescherming in de praktijk niet onmogelijk of uiterst moeilijk worden gemaakt (doeltreffendheidsbeginsel).
5. In genoemde uitspraak van zittingsplaats ’s-Hertogenbosch is geconcludeerd tot de onverbindendheid van artikel 1 van de Tijdelijke wet, voor zover daarbij de toepassing van de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en artikel 8:55c van de Awb is uitgesloten voor besluiten op asielaanvragen. De rechtbank overweegt daartoe in de uitspraak dat bedoelde uitsluiting in strijd is met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel, omdat de voor de behandeling van asielaanvragen geldende procedureregels door deze uitsluiting ongunstiger zijn dan die voor soortgelijke (nationaalrechtelijke) procedures.
6. Deze rechtbank en zittingsplaats is bij uitspraak van 23 september 2022 [2] tot de conclusie gekomen dat soortgelijke nationaalrechtelijke procedures zich niet voordoen en dat artikel 1 van de Tijdelijke wet in zoverre dus niet in strijd is met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel. De rechtbank is ook tot de conclusie gekomen dat artikel 1 van de Tijdelijke wet in zoverre niet in strijd is met het doeltreffendheidsbeginsel, omdat de mogelijkheid bestaat om bij de rechter te klagen over de schending van de verplichting om binnen een vastgestelde termijn te beslissen en dat diens uitspraak kan worden afgedwongen middels een rechterlijke dwangsom. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om van dat oordeel af te wijken.
7. Nu artikel 1 van de Tijdelijke wet in dit geval de mogelijkheid van een bestuurlijke dwangsom uitsluit, kan eiseres met het beroep niet bereiken wat zij wil, zodat ook in zoverre het procesbelang ontbreekt.
8. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
9. Eiseres heeft vanwege het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag beroep kunnen instellen bij de rechtbank. De rechtbank ziet daarom aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 379,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50 (driehonderdnegenenzeventig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.