ECLI:NL:RBDHA:2022:12705
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om dwangsommen
In deze zaak heeft eiseres op 17 mei 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 15 oktober 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 24 juni 2022 de asielaanvraag ingewilligd, maar eiseres heeft desondanks haar beroep gehandhaafd. De rechtbank heeft vastgesteld dat met de inwilliging van de asielaanvraag aan het beroep tegemoet is gekomen, waardoor eiseres geen procesbelang meer heeft. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft daarnaast verzocht om zowel een rechterlijke als een bestuurlijke dwangsom vast te stellen en om vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om verweerder te verplichten een nieuw besluit te nemen, aangezien de asielaanvraag inmiddels is ingewilligd. De rechtbank heeft ook overwogen dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND van toepassing is, waardoor eiseres geen recht heeft op bestuurlijke dwangsommen.
De rechtbank heeft verder geconcludeerd dat de uitsluiting van de bestuurlijke dwangsomregeling in de Tijdelijke wet niet in strijd is met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel, omdat de procedure voor asielaanvragen niet ongunstiger is dan die voor soortgelijke nationale procedures. Eiseres heeft geen argumenten aangedragen die de rechtbank zouden doen afwijken van deze conclusie.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50, omdat eiseres het recht had om beroep in te stellen wegens het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.