ECLI:NL:RBDHA:2022:12680
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsdocument op basis van schijnrelatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 november 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser van Albanese nationaliteit en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen, maar deze aanvraag werd afgewezen op basis van de conclusie dat er sprake was van een schijnrelatie met zijn referente. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser en zijn referente tijdens een hoorzitting tegenstrijdige en ongeloofwaardige verklaringen hebben afgelegd, wat heeft geleid tot de afwijzing van de aanvraag. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de aanvraag te honoreren, en dat de hoorplicht niet was geschonden omdat de eiser niet substantieel inging op de tegenwerpingen van de verweerder. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af.