ECLI:NL:RBDHA:2022:12680

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
NL22.14678
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsdocument op basis van schijnrelatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 november 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser van Albanese nationaliteit en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen, maar deze aanvraag werd afgewezen op basis van de conclusie dat er sprake was van een schijnrelatie met zijn referente. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser en zijn referente tijdens een hoorzitting tegenstrijdige en ongeloofwaardige verklaringen hebben afgelegd, wat heeft geleid tot de afwijzing van de aanvraag. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de aanvraag te honoreren, en dat de hoorplicht niet was geschonden omdat de eiser niet substantieel inging op de tegenwerpingen van de verweerder. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.14678

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. N. van Bremen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Deniz).

Procesverloop

In het besluit van 17 december 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag eiser tot afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet,
waaruit het rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.
In het besluit van 30 juni 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 16 november 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaande kennisgeving niet ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Albanese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. Op
15 januari 2021 is eiser in Albanië in het huwelijk getreden met [naam] (referente). Sinds 14 november 2020 staat referente ingeschreven op het adres [adres]. Eiser beoogt verblijf bij referente en heeft daartoe op 1 juni 2021 een aanvraag tot afgifte van een zogenoemd artikel 9-document ingediend.
2. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat de aanvraag van eiser is afgewezen, omdat sprake is van een schijnrelatie/schijnhuwelijk tussen eiser en referente. Verweerder is tot die conclusie gekomen, omdat eiser en referente tijdens het gehoor van 8 november 2021 tegenstrijdig, onwetend en ongeloofwaardig hebben verklaard. Daarnaast is de aanvraag afgewezen omdat er aan referente geen verklaring van inschrijving voor burgers van de Unie afgegeven omdat onvoldoende gegevens zijn overgelegd om te beoordelen of referente als economisch actief of niet-actieve Unieburger in de zin van de zogenoemde Verblijfsrichtlijn kan worden aangemerkt.
3. Eiser betoogt dat verweerder zijn aanvraag ten onrechte heeft afgewezen op de grond dat aan referente geen verklaring van inschrijving voor burgers van de Unie afgegeven. In dit kader voert eiser aan dat het een declaratoir recht is om bij referente te wonen, welke ook al bestaat zonder officiële inschrijving. Verweerder had een nader, indringender onderzoek moeten uitvoeren naar zijn relatie met referente danwel meer gewicht moeten toekennen aan de door eiser overige aangevoerde omstandigheden.
3.1.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in haar uitspraak van 26 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2097, bepaald dat uit artikel 8.13, derde lid, aanhef en onder b, van het Vreemdelingenbesluit volgt dat een verklaring van inschrijving noodzakelijk is voor afgifte van een artikel 9-document en dat een dergelijk document terecht wordt geweigerd als er geen verklaring van inschrijving wordt overgelegd.
3.2.
In dit geval heeft eiser geen verklaring van inschrijving overgelegd omdat deze aan referente is geweigerd. Verweerder heeft dit dan ook ten grondslag kunnen leggen aan de afwijzing van eisers aanvraag.
3.3.
Het onder 3. weergegeven betoog van eiser faalt.
4. Eiser betoogt voorts dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat sprake is van een schijnhuwelijk.
4.1.
Eiser heeft in zijn gronden van beroep herhaald wat hij reeds in zijn gronden van bezwaar had aangevoerd. Een dergelijke herhaling in de gronden van beroep zonder nader te motiveren waarom het bestreden besluit, waarin op alle gronden die in de bezwaarfase zijn aangevoerd gemotiveerd is ingegaan, niet in stand kan blijven, is onvoldoende om tot gegrondverklaring van het beroep te komen. Een dergelijke herhaling is evenmin voldoende om het standpunt van verweerder dat sprake is van een schijnhuwelijk tussen eiser en referente voldoende gemotiveerd betwist te achten.
4.2.
Het onder 4. weergegeven betoog van eiser faalt.
5. Eiser voert aan dat verweerder hem had moeten horen in bezwaar over zijn huwelijk.
5.1.
Op grond van artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld te worden gehoord, voordat het bestuursorgaan op het bezwaar beslist.
Op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling, bijvoorbeeld de uitspraak van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918, volgt dat een bezwaar alleen ‘kennelijk’ ongegrond is als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een ander oordeel dan vervat in het primaire besluit.
5.2.
Zoals de Afdeling in de uitspraak van 6 juli 2022 heeft benadrukt, is de plicht om te horen afhankelijk van wat de vreemdeling in bezwaar heeft aangevoerd. Het is aan de vreemdeling om in bezwaar concreet toe te lichten waarom hij zich niet kan verenigen met het primaire besluit. Hoewel in het kader van familieleven van Unieburgers de hoorplicht temeer van belang is, rust er dus eerst nog wel een taak op de vreemdeling. In dit geval heeft eiser in bezwaar alleen gesteld dat hij een rechtsgeldig huwelijk heeft gesloten en werkelijk met referente samenwoont. Eiser is echter helemaal niet ingegaan op de tegenwerpingen van verweerder in het primaire besluit op grond waarvan hij tot de conclusie is gekomen dat sprake is van een schijnhuwelijk. Bovendien zijn eiser en referente uitvoerig gehoord in de aanvraagfase. Gelet hierop, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk was dat het bezwaar niet kon leiden tot een andersluidend besluit en dus dat sprake was van een kennelijk ongegrond bezwaar. Verweerder heeft daarom van het horen van eiser kunnen afzien. De beroepsgrond faalt.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Rademakers - Heins, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.