ECLI:NL:RBDHA:2022:12679
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verklaring van inschrijving voor EU-burger wegens onvoldoende bewijs van economische activiteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Bulgaarse eiseres en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verklaring van inschrijving als burger van de Unie, maar deze aanvraag werd op 17 december 2021 afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 30 juni 2022 ongegrond verklaard, waarna de eiseres beroep instelde. Tijdens de zitting op 16 november 2022 verscheen de eiseres niet, maar haar gemachtigde was aanwezig.
De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht had vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was overgelegd om aan te tonen dat de eiseres als economisch actieve Unieburger kon worden aangemerkt. De eiseres had geen relevante documenten overgelegd, zoals loonstroken en bankafschriften, die haar economische activiteit konden onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij voldeed aan de voorwaarden voor inschrijving als EU-burger.
Daarnaast werd overwogen dat de eiseres niet voldoende had onderbouwd waarom haar dienstverband niet als dubieus moest worden beschouwd. De rechtbank stelde vast dat de verklaringen van de eiseres en haar echtgenoot tegenstrijdig waren en dat de Staatssecretaris zich terecht op het standpunt had gesteld dat er onvoldoende gegevens beschikbaar waren om te beoordelen of de eiseres een economische niet-actieve Unieburger was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.