ECLI:NL:RBDHA:2022:12592

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
NL22.19644
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheid van Frankrijk onder het Dublin-systeem

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 november 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 30 september 2022, hield in dat de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling werd genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van het Dublin-systeem.

Tijdens de zitting in Breda heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij de eiser zijn standpunt heeft toegelicht. De rechtbank heeft overwogen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat inhoudt dat Nederland ervan uit mag gaan dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen nakomt. De eiser heeft niet kunnen aantonen dat dit niet het geval is, ondanks zijn beweringen over gebrek aan onderdak en medische hulp in Frankrijk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen bewijs heeft geleverd voor zijn claims en dat hij niet heeft aangetoond dat er een reëel risico bestaat op schending van zijn rechten bij overdracht aan Frankrijk. De rechtbank heeft daarom het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.19644
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.M. van Woensel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. I. Vugs).

Procesverloop

Bij besluit van 30 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 18 november 2022 op zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming. In geschil is of verweerder de verantwoordelijkheid voor de behandeling van eisers asielaanvraag aan zich had moeten trekken.
2. Als uitgangspunt geldt dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uit mag gaan dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen zal nakomen. [2] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit niet (langer) het geval is. Eiser is hier niet in geslaagd. Gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Jawo [3] , ligt de lat hiervoor hoog.
3. Eiser stelt geen onderdak en medische hulp te hebben gehad in Frankrijk. Vaststaat dat eiser dit niet heeft onderbouwd met documenten. Ook uit eisers eigen relaas is niet af te leiden dat eiser geen onderdak heeft gekregen in Frankrijk. [4] Verweerder stelt dan ook terecht dat niet is gebleken dat de problemen in Frankrijk zodanig structureel en ernstig zijn, dat bij overdracht aan Frankrijk op voorhand sprake is van een reëel risico op schending van artikel 4 van het Handvest [5] en artikel 3 van het EVRM. [6] Daarbij stelt verweerder terecht dat eiser bij voorkomende problemen dient te klagen bij de Franse autoriteiten. Niet is gebleken dat eiser dat geeft gedaan. Eiser heeft ter zitting gezegd dat hij te weinig hulp en begeleiding in Frankrijk heeft gekregen bij zijn transitie. Ook daarvoor geldt dat hij dit in Frankrijk bij de daarvoor geschikte instanties aan de orde moet stellen. Als eiser een medisch dossier heeft, kan hij toestemming geven aan verweerder om deze gegevens te delen met de Franse autoriteiten.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 november 2022 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie ook de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 april 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:816) en van 16 juni 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1256).
3.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.
4.Aanmeldgehoor Dublin van 22 april 2022, pagina 6.
5.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
6.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.