ECLI:NL:RBDHA:2022:12495
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op handhavingsverzoek
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen van verweerder op een handhavingsverzoek van 11 februari 2021. Eiser heeft op 17 september 2021 beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft eerder, op 3 maart 2022, het beroep buiten zitting niet-ontvankelijk verklaard. Dit gebeurde omdat de rechtbank van oordeel was dat een brief van 25 mei 2021 van verweerder als een beslissing op het handhavingsverzoek van eiser werd beschouwd. Eiser heeft hiertegen verzet aangetekend, wat op 5 juli 2022 gegrond werd verklaard. Hierdoor verviel de eerdere uitspraak en werd het onderzoek hervat.
Eiser had verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen illegale activiteiten op een bouwplaats. Verweerder heeft in zijn verweerschrift gesteld dat de brief van 25 mei 2021 een besluit op het handhavingsverzoek was. De rechtbank oordeelt dat deze brief inderdaad als een besluit kan worden beschouwd, ondanks het ontbreken van een rechtsmiddelenclausule. Hierdoor heeft eiser niet voldaan aan de voorwaarden van de artikelen 6:2 en 6:12 van de Awb, wat leidt tot de conclusie dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er bestaat geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten aan eiser. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, en is openbaar uitgesproken op 23 november 2022.