ECLI:NL:RBDHA:2022:1418
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig beslissen op handhavingsverzoek door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag
In deze zaak heeft eiser op 17 september 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag op zijn handhavingsverzoek van 11 februari 2021. De rechtbank heeft verweerder verzocht om binnen twee weken te reageren op de vraag of de termijn voor het nemen van een besluit was verstreken, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft echter niet voldaan aan de voorwaarden van artikelen 6:2 en 6:12 van de Awb, omdat verweerder op 25 mei 2021 al had beslist op het handhavingsverzoek. Hierdoor is het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 25 mei 2021, doorgezonden aan verweerder ter behandeling als bezwaar. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, en is openbaar uitgesproken op 3 maart 2022. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.