ECLI:NL:RBDHA:2022:1418

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
23 februari 2022
Zaaknummer
21_6120
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet tijdig beslissen op handhavingsverzoek door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag

In deze zaak heeft eiser op 17 september 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag op zijn handhavingsverzoek van 11 februari 2021. De rechtbank heeft verweerder verzocht om binnen twee weken te reageren op de vraag of de termijn voor het nemen van een besluit was verstreken, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft echter niet voldaan aan de voorwaarden van artikelen 6:2 en 6:12 van de Awb, omdat verweerder op 25 mei 2021 al had beslist op het handhavingsverzoek. Hierdoor is het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 25 mei 2021, doorgezonden aan verweerder ter behandeling als bezwaar. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, en is openbaar uitgesproken op 3 maart 2022. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

Rechtbank DeN haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/6120

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder.

Procesverloop

Bij brief van 17 september 2021 heeft eiser bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen van verweerder op zijn handhavingsverzoek van 11 februari 2021.
Bij brief van 21 september 2021 heeft de rechtbank verweerder, onder andere, verzocht, binnen twee weken na de dagtekening van de brief, mede te delen of de termijn waarbinnen in deze procedure een besluit moet worden genomen is verstreken. Verweerder heeft hier niet op gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Daartegen kan op grond van artikel 8:1, eerste lid, van de Awb, beroep worden ingesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
3. De rechtbank is, in tegenstelling tot eiser, van oordeel dat de brief van verweerder van
25 mei 2021 een beslissing is op het handhavingsverzoek van eiser. De omstandigheid dat een rechtsmiddelenclausule ontbreekt onder de beslissing van 25 mei 2021, maakt niet dat geen sprake is van een beslissing. De rechtbank merkt in dit verband op dat de brief van
25 mei 2021 geen ruimte biedt voor twijfel aan het besluitkarakter ervan gelet op het feit dat uit de inhoud kan worden afgeleid dat het gaat om een reactie op het handhavingsverzoek van eiser.
4. Nu verweerder reeds op 25 mei 2021 heeft beslist op het verzoek van eiser, heeft eiser met het op 17 september 2021 instellen van het beroep niet tijdig beslissen niet voldaan aan de voorwaarden van artikelen 6:2 en 6:12 van de Awb. Het beroep niet tijdig beslissen is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Het beroep wordt voor zover gericht tegen het besluit van 25 mei 2021 ter behandeling als bezwaar doorgezonden aan verweerder.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van
F.J.M. van den Berg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
3 maart 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij aan de rechtbank verzoeken omtrent het verzet te worden gehoord.