In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Nigeriaanse man, had een aanvraag ingediend om in Nederland te verblijven bij zijn partner, Ifeoma Blessing Igboanugo. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen op basis van het vermoeden dat de relatie tussen eiser en referente een schijnrelatie is, bedoeld om gebruik te maken van het recht op vrij verkeer en verblijf in de EU. Dit vermoeden is gebaseerd op tegenstrijdige verklaringen van eiser en referente over hun relatie en hun persoonlijke omstandigheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende redenen had om nader onderzoek in te stellen naar de relatie, gezien de indicatoren van misbruik van de richtlijn. Eiser heeft betoogd dat het onderzoek onrechtmatig was, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris in redelijkheid tot zijn besluit kon komen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, omdat er inmiddels uitspraak was gedaan in de bodemprocedure. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag op goede gronden heeft afgewezen en dat er geen proceskosten hoeven te worden vergoed.