1.3.Bij het bestreden besluit is de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd. Aan de afwijzing ligt ten grondslag dat eiseres onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft over haar financiële situatie om te bepalen dat eiseres in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert. Zij heeft voor T op geld waardeerbare activiteiten verricht en hiermee inkomsten ontvangen op haar bankrekening. Over de hoeveelheid contant geld heeft eiseres tegenstrijdige verklaringen afgelegd.
Wat vinden eiseres en het college in beroep?
2. Eiseres stelt dat zij voldoende aannemelijk heeft gemaakt op welke wijze zij in haar levensonderhoud heeft voorzien en dat zij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. Zij heeft een overzicht overgelegd van inkomsten uit werkzaamheden als huishoudelijke hulp over de periode van oktober 2019 tot en met oktober 2020. Volgens dit overzicht heeft eiseres werkzaamheden verricht van gemiddeld 20 uur per week bij vier opdrachtgevers, waaronder T, B en twee anonieme opdrachtgevers. Haar inkomsten bedragen volgens het overzicht over oktober 2019 € 1.106,-, november 2019 € 1.104,-, december 2019 € 1.158,-, januari 2020 € 1.094,50, februari 2020 € 1.037,50, maart 2020 € 936,-, april 2020 € 979,50, mei € 1.081,-, juni 2020 € 1.062,-, juli € 1.026,-, augustus € 0,- september € 0,- en over oktober 2020 € 290,-.
3. Het college stelt zich op het standpunt dat de financiële situatie van eiseres nog steeds onduidelijk is omdat de toelichting van eiseres over hoe zij voorafgaand aan de aanvraag in haar levensonderhoud heeft voorzien, hoe zij haar vaste lasten heeft betaald en wat de aard en de omvang was van haar werkzaamheden als huishoudelijke hulp, die de bijschrijvingen van derden op haar bankrekening zouden moeten verklaren, niet geloofwaardig is. De toelichting is ongeloofwaardig omdat deze niet met objectieve en verifieerbare gegevens is onderbouwd en de verklaringen van eiseres over haar werkzaamheden en over de omvang van haar contante geld tegenstrijdig zijn.
Wat oordeelt de rechtbank?
4. In geval van (een afwijzing) van een aanvraag om bijstand loopt de door de bestuursrechter te beoordelen periode in beginsel van de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen tot en met de datum van het inhoudelijke besluit op de aanvraag. Dat betekent dat in dit geval de te beoordelen periode loopt van 18 september 2019 tot en met 13 november 2019.