ECLI:NL:RBDHA:2022:12283

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
18 november 2022
Zaaknummer
UTR 22/1604
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke doorhaling van inschrijving in het Register beëdigde tolken en vertalers wegens verdenking van schending van de geheimhoudingsplicht

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2022, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres, die als tolk was ingeschreven in het Register beëdigde tolken en vertalers, behandeld. Eiseres had haar inschrijving tijdelijk doorgehaald zien worden door de Minister van Justitie en Veiligheid, vanwege verdenking van het schenden van de geheimhoudingsplicht tijdens haar werkzaamheden als tolk. De voorzieningenrechter oordeelt dat de verweerder bevoegd was om de inschrijving tijdelijk door te halen, gezien de ernstige verdenking die uit een politie-rapport naar voren kwam. Eiseres had als tolk informatie gedeeld die de geheimhouding in gevaar bracht, wat een wezenlijk onderdeel van haar functie is. De voorzieningenrechter concludeert dat het besluit van de verweerder niet onevenredig is, ondanks de grote impact op de financiële situatie van eiseres. De rechtbank weegt het algemeen belang van de geheimhoudingsplicht zwaarder dan de persoonlijke belangen van eiseres. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 22/1604 en UTR 22/1606
uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 juni 2022 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiseres/verzoekster] , eiseres/verzoekster

(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),
en

De Minister van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. D.E.S. Tomeij).

Procesverloop

In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres/verzoekster (hierna eiseres). Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep van eiseres daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
Verweerder heeft op 3 november 2021 de inschrijvingen van eiseres in het Register beëdigde tolken en vertalers (hierna het register) tijdelijk doorgehaald en bepaald dat eiseres hangende de strafrechtelijke procedure geen nieuw verzoek tot inschrijving als tolk en/of vertaler in het register kan indienen. Met het bestreden besluit van 22 maart 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 mei 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Inleiding
1. Eiseres stond als tolk Nederlands – Tamil en Engels – Tamil ingeschreven in het Register beëdigde tolken en vertalers. Zij heeft als tolk voor een periode tapgesprekken bij de politie moeten vertalen. Op 2 november 2021 is bij verweerder een melding binnengekomen van de politie Den Haag dat eiseres als verdachte was aangemerkt vanwege het schenden van de geheimhoudingsplicht. Deze schending zou in de periode dat zij tapgesprekken vertaalde hebben plaatsgevonden. Op basis van die melding heeft verweerder de inschrijvingen van eiseres tijdelijk doorgehaald. Daarnaast is bepaald dat zij hangende de strafrechtelijke procedure geen nieuw verzoek tot inschrijving als tolk in het register kan indienen. Eiseres is het hier niet mee eens en heeft daarom een verzoek om voorlopige voorziening ingediend en beroep ingesteld.
Spoedeisend belang
2. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige voorziening als een spoedeisend belang dat vereist, ook wel ‘onverwijlde spoed’ genoemd. Daarvan is hier sprake. Eiseres heeft namelijk aannemelijk gemaakt dat de inkomsten van haar gezin voornamelijk voortkwamen uit het geld dat zij kon verdienen dankzij de inschrijving in het register. Omdat zij nu niet meer ingeschreven staat, heeft dat gevolgen voor de financiële situatie van haar gezin. Zij heeft daarom een spoedeisend belang bij deze voorlopige voorziening.
Rapport van de politie
3. De politie heeft op 4 oktober 2021 een rapport opgemaakt over de verdenking van eiseres van het schenden van de geheimhoudingsplicht. In dit rapport staat dat eiseres in de periode van 18 tot 28 juni 2021 werkzaam was als tolk binnen een onderzoeksteam. Deze samenwerking is op 1 juli 2021 stop gezet. Bij dit onderzoek werden gesprekken van een persoon (hierna subject 1) afgeluisterd. Op 2 juli 2021 werd subject 1 gebeld door zijn broer. Zijn broer vertelde dat hij gebeld werd door een persoon die waarschuwde dat zijn broer “goed moet opletten”, “daar niet mag bellen” en “zijn telefoonnummer moet veranderen”. Subject 1 heeft het betreffende telefoonnummer nagebeld en een vrouw aan de lijn gekregen die verklaarde dat er in de [restaurant] een vrouw was gekomen die haar telefoon vergeten was en met haar telefoon gebeld had. Uit de beveiligingsbeelden van de [restaurant] in [plaats] komt naar voren dat eiseres de telefoon van een baliemedewerkster leent en daarna met de telefoon belt. Eiseres heeft een bekennende verklaring afgelegd en verteld dat zij uit frustratie de waarschuwing aan de broer heeft doorgegeven. Volgens de politie wist eiseres uit hoofde van haar functie dat subject 1 getapt werd. Door tegen de broer te zeggen dat subject 1 zijn telefoonnummer moest veranderen heeft zij het opsporingsonderzoek in gevaar gebracht en haar kennis gedeeld met derden terwijl zij uit hoofde van haar functie deze informatie niet met derden mag delen.
Bestreden besluit
4. Volgens verweerder geeft de melding van de politie voldoende aanleiding om de inschrijvingen van eiseres tijdelijk, hangende het strafrechtelijk onderzoek, door te halen. Uit deze melding blijkt dat eiseres zich schuldig zou hebben gemaakt aan schending van het ambtsgeheim. Verweerder dient uit te gaan van deze melding. Met deze gedragingen is gebleken van ernstige feiten of omstandigheden die de integriteit of vakbekwaamheid van de beëdigde tolk betreffen. Op grond van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv) mag verweerder in dat geval de inschrijving (tijdelijk) doorhalen. De bescherming van de belangen vanuit de Wbtv weegt zwaarder dan het belang van eiseres om ingeschreven te blijven in het register. Hierbij weegt mee dat geheimhouding een wezenlijk onderdeel van het tolken betreft. Gelet op het strafbare feit waar eiseres van verdacht wordt vindt verweerder het niet langer verantwoord om eiseres ingeschreven te laten staan in het register. Ook het tijdelijk niet kunnen indienen van een verzoek om inschrijving in het register is hierdoor gerechtvaardigd. Verder heeft verweerder overwogen dat artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is geschonden in de voorbereidingsfase van het besluit. Eiseres heeft namelijk ten onrechte geen zienswijze in kunnen dienen voordat een besluit werd genomen. Omdat eiseres in bezwaar haar belangen wel voldoende naar voren heeft kunnen brengen, heeft verweerder dit gebrek gepasseerd met artikel 6:22 van de Awb.
Standpunt eiseres
5. Eiseres voert aan dat het besluit niet proportioneel is. Eiseres is op dit moment slechts verdachte waardoor van de onschuldpresumptie moet worden uitgegaan. Het kan nog lang duren voordat de strafzaak is afgedaan. Op dit moment is er immers nog geen sprake van voortgang in de strafrechtelijke procedure. Het is dan onevenredig om de inschrijving van eiseres gedurende die hele procedure door te halen. Hierbij is ook van belang dat eiseres nooit een bekennende verklaring heeft afgelegd, zoals de politie wel stelt. Zij heeft alleen verklaard dat het ‘een bekend nummer’ was. Ze heeft geen geheime informatie gedeeld met een derde, en zelfs als dit wel het geval is geweest dan was dit niet opzettelijk waardoor ze in de strafrechtelijke procedure zal worden vrijgesproken. Dit had uit de verhoren ook kunnen blijken, maar verweerder heeft die ten onrechte niet opgevraagd. Verweerder heeft met verschillende belangen van eiseres onvoldoende rekening gehouden. Eiseres werkt al 12 jaar als vertaler en is nooit eerder met politie en justitie in aanraking gekomen. Zij heeft als gevolg van de doorhaling geen inkomen meer, terwijl zij de kostwinner is in haar huishouden. Daarnaast heeft zij ernstige nachtmerries en slapeloze nachten van deze situatie. Bovendien zijn de zaken rondom de opdracht waarbij het feit zou zijn gepleegd erg rommelig verlopen. Verzoekster werd namelijk bij tapwerkzaamheden ingezet terwijl zij daar geen ervaring mee had en er ook geen cursus voor had gevolgd. Verder heeft eiseres gewezen op een zaak van de klachtencommissie, waar in een vergelijkbare situatie slechts tot een maand doorhaling werd geadviseerd, en een strafzaak waarin rekening is gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de tolk en slechts een taakstraf is opgelegd. [1] Tot slot heeft verweerder geen rekening gehouden met het algemeen belang dat er is bij het schrappen van de doorhaling, aangezien eiseres een van de weinige tolken in de taal Tamil is die op dit moment breed inzetbaar is.
Wettelijke basis
6. Op grond van de Wbtv kan de inschrijving in het register worden doorgehaald als is gebleken van ernstige feiten of omstandigheden, de integriteit of de vakbekwaamheid van de tolk of vertaler betreffende. [2] Bij de beschikking tot doorhaling van de inschrijving wordt ook bepaald binnen welke periode geen nieuw verzoek tot inschrijving in het register kan worden gedaan. [3] Daarnaast is in de Wbtv bepaald dat hangende het onderzoek of er reden is tot doorhaling over te gaan, de inschrijving van een beëdigd tolk of vertaler tijdelijk kan worden doorgehaald. [4]
Bevoegdheid doorhalen
7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder bevoegd was om tot doorhaling van de inschrijvingen van eiseres over te gaan. Uit het rapport van de politie van 4 oktober 2021 volgt dat eiseres ervan verdacht wordt een derde te hebben geïnformeerd over een lopend onderzoek waar zij als tolk bij betrokken was. Verweerder mocht van de informatie uit dat rapport uitgaan. In beginsel mag verweerder immers uitgaan van de juistheid van een door een inspecteur van politie op ambtseed of -belofte opgesteld en ondertekend rapport, en daarnaast zijn de bevindingen in het rapport duidelijk opgeschreven en volgt hieruit logischerwijs de verdenking van eiseres. Als een tolk of vertaler een derde informeert over een lopend onderzoek, betekent dit schending van zijn of haar geheimhoudingsplicht. Omdat geheimhouding een belangrijk onderdeel is van het vak tolk, zijn dit ernstige feiten of omstandigheden die de integriteit of vakbekwaamheid van een tolk betreffen zoals bedoeld in de Wbtv. Daarnaast is de voorzieningenrechter van oordeel dat uit het rapport voldoende aanwijzingen volgen om te kunnen spreken van een ernstige verdenking, waardoor verweerder hangende het strafrechtelijke onderzoek de bevoegdheid had om tot tijdelijke doorhaling over te gaan. Hierbij is van belang dat volgens het rapport in een tapgesprek te horen is geweest dat een vrouw bepaalde informatie zou hebben doorgegeven, dat eiseres op camerabeelden te zien is geweest en dat zij een bekennende verklaring heeft afgelegd, dat zij uit frustratie een waarschuwing aan de broer van subject 1 had gegeven. Dat verweerder niet van het rapport uit had mogen gaan en de verhoren had moeten opvragen heeft eiseres onvoldoende onderbouwd. De enkele ontkenning van wat in het rapport staat en de stelling dat zij zou hebben verklaard dat ‘het een bekend nummer was’ is onvoldoende om te twijfelen aan de inhoud van het rapport. Het was daarom aan eiseres om met stukken te onderbouwen waarom verweerder niet van het rapport uit mocht gaan. Aangezien zij na haar aanhouding als verdachte gehoord is, had zij zelf de processen-verbaal van de verhoren kunnen opvragen teneinde deze te overleggen als tegenbewijs. [5] Gesteld noch gebleken is dat dit voor haar onmogelijk was. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet aan de onschuldpresumptie voorbij is gegaan. Nergens blijkt uit dat verweerder eiseres schuldig acht aan een strafbaar feit. Verweerder heeft de bevoegdheid om hangende het strafonderzoek de inschrijving tijdelijk door te halen. Met het gebruik maken van deze bevoegdheid wordt de onschuldpresumptie dan ook niet geschonden.
Evenredigheid
8. De rechtbank is van oordeel dat het besluit van verweerder niet onevenredig is. Verweerder heeft alle relevante belangen meegewogen en heeft het algemeen belang kunnen laten prevaleren. Het belang dat verweerder nastreeft is groot. Het gaat hierbij om het belang om zorg te dragen voor een register met tolken en vertalers waarbij de afnemers er van uit moeten kunnen gaan dat geheimhouding gewaarborgd is. Geheimhouding betreft immers een wezenlijk onderdeel van het tolken. De voorzieningenrechter begrijpt dat de doorhaling grote gevolgen heeft voor eiseres. Zij kan hierdoor immers haar werk niet meer uitoefenen, terwijl dit haar broodwinning is en ze dit werk al jarenlang doet. Dit belang heeft verweerder echter minder zwaar mogen laten wegen dan het algemene belang dat de geheimhoudingsplicht van tolken gewaarborgd is. Ook de omstandigheid dat de zaken rondom de tapwerkzaamheden van eiseres rommelig zouden zijn verlopen heeft verweerder gezien de ernst van de gedraging waar eiseres van verdacht wordt onvoldoende mogen vinden om haar belang te laten prevaleren. De uitspraak van de klachtencommissie waar eiseres naar heeft verwezen verandert dat niet. Uit die uitspraak komt met name naar voren dat het mogelijk is om de inschrijving tijdelijk door te halen voor een vooraf bepaalde periode. Dat maakt echter niet dat verweerder dat in deze zaak ook had moeten doen. Het gaat niet om vergelijkbare zaken. De strafzaak waar eiseres naar heeft verwezen maakt ook niet dat verweerder dit besluit niet heeft kunnen nemen. Zoals tijdens de zitting is besproken blijkt uit de uitspraak dat ook in die zaak de inschrijving in het register is doorgehaald. Verweerder heeft dat desgevraagd bevestigd. Dat een strafzaak lang kan duren betekent ook niet dat verweerder hangende het strafonderzoek de inschrijving niet heeft mogen doorhalen. Artikel 9, derde lid, van de Wbtv is er namelijk juist voor bedoeld om hangende een (straf)onderzoek de inschrijving door te halen totdat duidelijk is wat de uitkomst van het onderzoek is. Gezien de aard van hetgeen de tolk wordt verweten kan het namelijk noodzakelijk zijn om te voorkomen dat deze persoon gedurende het onderzoek nog als tolk of vertaler optreedt. [6] De wetgever heeft hierbij dus al meegewogen dat het onderzoek enige tijd kan duren. Gezien de aard van hetgeen eiseres wordt verweten, namelijk schending van de geheimhoudingsplicht, is dit echter gerechtvaardigd. Hierbij overweegt de voorzieningenrechter ook dat op het moment van het besluit en van de zitting er geen sprake is van dusdanig tijdsverloop dat tijdelijke doorhaling onevenredig is. Bovendien heeft verweerder op zitting aangegeven dat er regelmatig contact is geweest met de politie en dat daaruit bleek dat het strafrechtelijke onderzoek nog loopt. Volgens verweerder bestaat de mogelijkheid om opheffing van de tijdelijke doorhaling te verzoeken. De voorzieningenrechter merkt op dat deze opheffingsmogelijkheid opmerkelijk is, aangezien hier geen expliciete wettelijke grondslag voor bestaat. Volgens verweerder is dit echter wel staande – zij het zeldzame – praktijk, waardoor eiseres deze mogelijkheid heeft als het strafonderzoek nog lang zou duren. Tot slot is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder het waarborgen van de geheimhoudingsplicht van tolken en vertalers zwaarder heeft mogen laten wegen dan het algemene belang dat bestaat bij het in het register hebben van voldoende tolken in de taal Tamil.
Horen
9. Eiseres betoogt verder nog dat zij ten onrechte niet vooraf aan het primaire besluit is gehoord en dat daarmee artikel 22 van de Wbtv is geschonden. De voorzieningenrechter overweegt hierover allereerst dat dit artikel slechts van toepassing is in zaken waarbij een klacht is ingediend en de klachtencommissie moet adviseren. Dat is hier niet aan de orde. De rechtbank begrijpt dit daarom als een beroep op artikel 4:8 van de Awb. Zoals verweerder in het bestreden besluit al heeft overwogen, is het niet horen van eiseres vooraf aan het primaire besluit hersteld in bezwaar. Daar heeft immers een hoorzitting plaatsgevonden waar eiseres gehoord is. Eiseres heeft op dit punt geen nadere argumenten aangedragen op grond waarvan aan de rechtmatigheid van het besluit moet worden getwijfeld. De beroepsgrond slaagt dan ook niet.
Conclusie
10. De voorzieningenrechter concludeert dat het beroep ongegrond is. Verweerder had de bevoegdheid de inschrijving van eiseres tijdelijk door te halen en te bepalen dat zij gedurende het strafonderzoek geen nieuw verzoek tot inschrijving in het register heeft mogen doen. Daarnaast is het besluit niet onevenredig. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen. Eiseres krijgt daarom ook het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Rechtbank Overijssel 27 september 2021 (ECLI:NL:RBOVE:2021:3609).
2.Artikel 9, eerste lid, van de Wbtv.
3.Artikel 9, tweede lid, van de Wbtv.
4.Artikel 9, derde lid, van de Wbtv.
5.Op grond van artikel 30 e.v. van het Wetboek van Strafvordering.
6.Kamerstukken II 2004-2005, 29 936. nr.3, blz. 17. Zie ook Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 12 februari 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:419).