ECLI:NL:RBOVE:2021:3609

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 september 2021
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
08.322830.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervalsing van tapverslagen door beëdigd tolk met gevolgen voor politieonderzoek

Op 27 september 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 61-jarige tolk, die werd beschuldigd van het vervalsen van tapverslagen. De verdachte, die als beëdigd tolk werkzaam was, heeft op 20 mei 2019 en 24 juni 2019 tapverslagen valselijk opgemaakt. Dit gebeurde in het kader van een politieonderzoek naar georganiseerde hennepteelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk cruciale informatie heeft weggelaten uit de tapverslagen, waardoor het politieonderzoek werd bemoeilijkt. De verdachte werd geconfronteerd met drie feiten: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, en meineed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan deze feiten, waarbij de valsheid in geschrift bestond uit het niet vermelden van zijn naam in de tapverslagen en het weglaten van essentiële informatie die van belang was voor het onderzoek. De rechtbank legde een taakstraf op van 100 uur, in plaats van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van de zaak op zijn leven. De uitspraak benadrukt het belang van integriteit en nauwkeurigheid in het werk van beëdigde tolken, vooral in strafrechtelijke onderzoeken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.322830.20 (P)
Datum vonnis: 27 september 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1960 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 september 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. H.J. Voors, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 13 september 2021, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 20 mei 2019 een tapverslag valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk dit als echt door anderen te doen gebruiken;
feit 2:op 24 juni 2019 tapverslagen valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk deze als echt door anderen te doen gebruiken;
feit 3:op 20 mei 2019 en op 24 juni 2019 meineed heeft gepleegd door als beëdigd tolk opzettelijk een valse verklaring af te leggen.
Voluit luidt de (gewijzigde) tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
Hij op of omstreeks 20 mei 2019 te Zwolle, althans in Nederland, een tapverslag, te weten een uitwerking van een (opgenomen) tapgesprek van 22 april 2019, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken of doen vervalsen, immers heeft verdachte toen en daar valselijk de inhoud van een tapgesprek uitgewerkt en/of informatie over/uit dit tapgesprek achtergehouden, door zijn naam of personalia niet te noemen in voornoemd tapverslag, zulks
met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen
gebruiken;
2.
Hij op of omstreeks 24 juni 2019 te Zwolle, althans in Nederland een of meer tapverslagen, te weten (telkens) een uitwerking van een (opgenomen) tapgesprek van 24 juni 2019, zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken of doen vervalsen, immers heeft verdachte toen en daar valselijk de inhoud van een tapgesprek uitgewerkt en/of informatie over/uit dit/deze tapgesprek(ken) achtergehouden,
- Door in het tapverslag van het gesprek van 24 juni 2021 om 19.08 uur onder meer weg te laten dat het in het gesprek gaat over morgen en/of over netten en/of over stoelen die maar één keer zijn gebruikt.
- Door in het tapverslag van het gesprek van 24 juni 2021 om 20.52 uur onder meer weg te laten dat het in het gesprek gesproken wordt over morgen en/of over drogen en/of over de namen [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] .
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3.
Hij op of omstreeks 20 mei 2019 en/of 24 juni 2019 te Zwolle, althans in Nederland, in het geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder belofte en/of ede vordert en/of daaraan rechtsgevolgen verbindt, schriftelijk, opzettelijk een valse verklaring en/of een verklaring (ten dele) in strijd met de waarheid heeft afgelegd, immers heeft hij, verdachte, in een door hem, verdachte, schriftelijk (een door een beëdigde tolk uitgewerkt tapverslag op 20 mei 2019 en/of opgemaakt op 24 juni 2019) in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven – gerelateerd:
- Verzuimd heeft een (opgenomen) tapgesprek van 22 april 2019 volledig en naar waarheid weer te geven door zijn naam weg te laten in het tapverslag en/of
- Door in het tapverslag van het gesprek van 24 juni 2021 om 19.08 uur onder meer weg te laten dat het in het gesprek gaat over morgen en/of over netten en/of over stoelen die maar één keer zijn gebruikt.
- Door in het tapverslag van het gesprek van 24 juni 2021 om 20.52 uur onder meer weg te laten dat het in het gesprek gesproken wordt over morgen en/of over drogen en/of over de namen [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zijn verweer verwoord in de ter terechtzitting overgelegde pleitnota.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe allereerst aangevoerd dat het vereiste (voorwaardelijk) opzet op het valselijk opmaken van de tapverslagen niet kan worden bewezen. In essentie kloppen de tapverslagen. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de betreffende uitwerkingen geen bewijsbestemming hebben en dat verdachte de tapverslagen nooit heeft opgesteld met het oogmerk om deze naar derden toe te (doen) gebruiken.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman ook vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat nu er geen sprake is van valsheid in geschrifte, verdachte ook van de hem verweten meineed moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Verbalisant [verbalisant] heeft op 3 mei 2020 een proces-verbaal van bevindingen (inclusief bijlagen) opgemaakt en daarin onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
“(…) [verdachte] , (…) hielden (…) zich bezig met het vertalen van opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken van de verdachten (zogeheten tapgesprekken). (…)
Het onderzoek concentreerde zich rond hoofdverdachte [naam 5] . [naam 5] maakte gedurende het gehele onderzoek gebruik van één telefoonnummer, [telefoonnummer 1] . (…)
(…) Het gebelde nummer bleek te zijn [telefoonnummer 2] . Dit is het bij het onderzoeksteam Arcadia bekende telefoonnummer van de tolk [verdachte] . (…)
Inhoud eerste uitwerking tapgesprek verdachte [naam 5] en [verdachte]
Ik (…) zag dat het gesprek tussen [naam 5] en de gebruiker van dit nummer [telefoonnummer 2] als volgt was uitgewerkt:
Vertaling Arabisch gesprek op 20-05-2019 door tolk/vertaler ( [nummer] )
[naam 5] (SH) BUM [nummer]
Samenvatting
Sociaal gesprek.
[naam 5] belt voor een vriend van hem een vertaler voor de vertaling van documenten voor zijn vriend. De vertaler geeft aan dat het beter is dat de vriend zelf belt in verband met de spelling van de namen.
EG
(…) Ik zag dat het tolknummer [nummer] het tolknummer is dat werd gebruikt door [verdachte] . Het is mij bekend dat de afkorting ‘SH’ staat voor ‘stemherkenning’, dat de afkorting ‘BUM’ staat voor ‘belt uit met’, dat de afkorting [nummer] ’staat voor ‘onbekende man met het nummer eindigend op [nummer] ’ en dat de afkorting EG staat voor ‘einde gesprek’. (…)
Bijlage 2
Vertaling Arabisch gesprek door tolk [nummer] , op 9 juli 2019:
starttijd gesprek 22/04/2019
BUM [verdachte] (NG)
(…)
[naam 5] , ik heb meerdere malen papieren bij jou vertaald. (…)
Bijlage 3
Datum: 22-04-2019 21:04:2016 Gebelde: [telefoonnummer 2]
(…)
Het gesprek wordt vanuit het Arabisch naar het Nederlands vertaald door [nummer]
[naam 5] (SH, NG, M) BUM [nummer] [verdachte] (NG, A) (…) [2]
Verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] hebben op 3 december 2020 een proces-verbaal van verhoor (inclusief bijlagen) opgemaakt en verwijzen daarin naar tapgesprekken van 24 juni 2021. In deze tapgesprekken staat het volgende, zakelijk weergegeven, vermeld:
Annotatie
Vertaling Arabisch gesprek op 24-06-2019 door vertaler/tolk ( [nummer] ), starttijd 19:08:01 [naam 5] (NG) WGD [nummer]
Samenvatting
[nummer] vraagt aan [naam 5] om alle spullen vanavond klaar te hebben voor morgen zoals cartoon dozen en stoelen. [naam 5] zegt dat hij alles reeds in de schuur heeft en dat hij zal [naam 7] vragen om zij klaar te zetten. [nummer] zegt dat de cartoon dozen horen nieuwe te zijn. [naam 5] zegt hierop tegen [nummer] dat hij langs de Gamma kan gaan om twee pakjes cartoon dozen te kopen en de overige spullen heeft hij in de schuur. EG.
(…)
Annotatie
Vertaling Arabisch gesprek op 24-06-2019 door vertaler/tolk ( [nummer] ), starttijd 20:52:57 [naam 5] (SH) WGD [naam 6] (NG)
Samenvatting
[naam 6] vraagt of [naam 5] handschoenen en kleding heeft. [naam 5] geeft aan dat hij
handschoenen heeft maar geen kleding. [naam 6] reageert verontwaardigt en zegt dat hij voordat hij naar Gamma ging vroeg hij aan [naam 5] wat hij moet meenemen bij de Gamma en toen zei [naam 5] dat hij alles reeds heeft en nu pas nadat hij Gamma verlaten heeft zegt [naam 5] dat hij wel handschoenen heeft maar geen kleding. Sorry zegt [naam 5] . Ik heb het vergeten. Tenslotte zegt [naam 6] dat hij schaars, handschoenen, sensoren en schaal nodig heeft. Hierop zegt [naam 5] dat hij deze aan [naam 7] zal geven om het mee te nemen. EG.
(…)
Vertaling Arabisch gesprek op 24-06-2019 door tolk [nummer] , 19:08:00 starttijd
(..)
[nummer] [naam 5] (SH, M) WGD [nummer] Uday (SH, U)
(…)
M: Ik ga ze nu voor je regelen (…) wat betreft de netten (…)
M: We hebben stoelen die maar één keer zijn gebruikt. (…)
(…)
Vertaling Arabisch gesprek door tolk [nummer] , op 28-06-2019, starttijd 20:52:57
[naam 5] (NG) WGD [naam 6] (NG)
(…)
[naam 6] : Ik zal [naam 1] en [naam 2] bij mij morgen laten komen, in de ochtend! En [naam 7]
natuurlijk en [naam 3] en [naam 4] (…)
[naam 5] : Heb jij deze, hoe heet het alweer, dat ding wat wij gebruiken om te laten drogen; [3]
Verbalisant [verbalisant] heeft op 7 augustus 2020 een proces-verbaal van bevindingen (inclusief bijlagen) opgemaakt en onder meer, het volgende verklaard:
Gesprek 1:
Sessie 18401, Product ID 1000779386999,gesprek vond plaats op 24-06-2019 19:08 uur ,
duur 00:01:53 uur
-Het productnummer kwam 31 keer voor. Dit zijn 31 handelingen die bestaan uit meerdere
keren: “Product geopend”, “Afspelen product begonnen”, “Product gewijzigd” en “Product gesloten”
-Verdachte heeft het gesprek/product 8 keer geopend tussen 19:34 - 21:44 uur, waarna hij
ook de actie “Afspelen product begonnen” heeft verricht. (…)
Gesprek 2:
Sessie 18445, Product ID 1000779448471,gesprek vond plaats op 24-06-2019 20:52 uur,
duur 00:02:47 uur
-Het productnummer kwam 24 keer voor. Dit zijn 24 handelingen die bestaan uit meerdere
keren: “Product geopend”, ’’Afspelen product begonnen”, “Product gewijzigd” en “Product gesloten”
-Verdachte heeft het gesprek/product 5 keer geopend tussen 21:11 - 21:53 uur, waarna hij
ook de actie “Afspelen product begonnen” heeft verricht. (…)
Bijlage 1
Gespreksverslag, 24-06-2019, 19:08:00, sessienummer: 18401, het gesprek wordt vanuit het Arabisch naar het Nederlands vertaald door [nummer] .
(…)
M: Ik ga ze nu voor je regelen (…) wat betreft de netten en jullie zorgen voor de dozen, toch? (…)
M: We hebben stoelen die maar één keer zijn gebruikt. (…)
U: Niet stoelen maar dozen. (…)
Bijlage 2
Gespreksverslag, 24-06-2019, 20:52:57, sessienummer: 18445, het gesprek wordt vanuit het Arabisch naar het Nederlands vertaald door [nummer] .
(…)
U: Ik laat [naam 1] en [naam 2] morgenochtend bij me komen en [naam 7] natuurlijk. [naam 3] en [naam 4] zijn dan ook bij me. (…)
M: Goed. Heb je de datgene ehhh, hoe heet het alweer, datgene waar we op hangen/leggen gebracht? [4]
De verdachte heeft ter terechtzitting van 13 september 2021, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
“(…) Het klopt dat het een feit van algemene bekendheid is dat wanneer een tolk persoonlijk bekend is met een persoon van het onderzoek, hij hier melding van moet maken bij de leiding. (…) Het was mij bekend dat de door mij uitgewerkte tapverslagen als bewijs zouden kunnen worden gebruikt in het strafrechtelijk onderzoek naar de verdachten in de betreffende strafzaak. (…) Ik wist dat er de volgende dag, op 25 juni 2019, een actiedag zou zijn. [5]
[verbalisant] , hoofdagent, heeft op 13 september 2021 een getuigenverklaring afgelegd ter terechtzitting en onder meer het navolgende verklaard, zakelijk weergegeven:
“(…) Op 24 juni 2019, op de avond voor de actiedag, heb ik met verdachte besproken dat hij mij bijzonderheden persoonlijk zou moeten melden. (…) Alles wat maar met de zaak te maken heeft, kan zo’n bijzonderheid zijn. Bijvoorbeeld als verdachten de volgende dag ergens anders naar toe gaan. (…) Alle namen die in de tapgesprekken worden genoemd moeten in een samenvatting terugkomen. De strekking van hetgeen gezegd is moet duidelijk zijn. Hans of Piet is daarom natuurlijk van groot belang. [6]
Verbalisant [verbalisant] heeft op 31 juli 2020 een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en onder meer het volgende verklaard:
Op donderdag 20 juli 2020 had ik telefonisch contact met [naam 8] , medewerkster van het bureau Wbtv en zij vertelde mij het volgende omtrent de tolk en zijn inschrijving:
- De tolk is inschreven bij het Wbtv onder nummer [nummer] en dat het nummer [nummer] een
nummer is dat de politie gegenereerd heeft.
- De tolk werd op 03/10/2012 beëdigd en dat hij tot op heden een beëdigd tolk betreft
- Dat het bureau Wbtv op dit moment niet per direct de beschikking heeft over de akte van
beëdiging, maar dat deze destijds bij inschrijving door hen op echtheid is gecontroleerd en
vervolgens is gearchiveerd. [7]
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde valsheid in geschrift
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 20 mei 2019 valsheid in geschrift heeft gepleegd door een tapverslag valselijk op te maken. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het door verdachte op 20 mei 2019 uitgewerkte (opgenomen) tapgesprek van 22 april 2019, tussen [naam 5] (hoofdverdachte in het politieonderzoek) en hem, blijkt dat verdachte zijn naam niet heeft vermeld. In plaats daarvan heeft hij zichzelf aangeduid met ‘
[nummer]’(onbekende man met nummer eindigend op) en vertaler. Uit de letterlijke vertaling van dit gesprek door een andere tolk kan worden opgemaakt dat de gebelde (verdachte) zich heeft voorgesteld met ‘ [verdachte] ’. Tevens is daaruit op te maken dat er door de hoofdverdachte wordt gezegd dat beiden elkaar kennen en dat de hoofdverdachte meerdere keren papieren door ‘ [verdachte] ’ heeft laten vertalen. Nu het een feit van algemene bekendheid is dat verdachte hiervan melding had moeten maken bij de leiding van het onderzoek, zoals hij ook ter zitting heeft verklaard, maar dit niet heeft gedaan, kan het niet anders zijn dan dat verdachte doelbewust zijn naam niet heeft vermeld om daarmee te verhullen dat hij gespreksdeelnemer was aan het gesprek tussen de hoofdverdachte en hem. Nu een tapverslag voorts essentiële informatie dient te bevatten, waaronder de in de tapgesprekken genoemde namen, en door weglating van die informatie een onjuist beeld ontstaat, is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte dit tapverslag valselijk heeft opgemaakt. Dat verdachte in de uitwerking wel de laatste vier cijfers van zijn door de politie gegenereerde tolkennummer heeft genoteerd en het geen zakelijk gesprek in de zin van de betreffende strafzaak betrof, maakt dit niet anders.
Een tapverslag als dit is een geschrift dat dient tot bewijs van enig feit. Verdachte wist ook, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard [8] , dat de uitwerkingen van een (opgenomen) tapgesprek zouden kunnen worden gebruikt in het strafrechtelijke onderzoek naar de verdachten in de betreffende strafzaak. Het onderhavige tapverslag is als ware het echt en onvervalst door verdachte opgeslagen in het politieregistratiesysteem van de Nederlandse politie, ‘Summ-IT’ genaamd. De tapcoördinator was niet op de hoogte van de valsheid, waarmee de (mogelijke) misleiding en de mogelijkheid van enig nadeel is gegeven. Hieruit volgt ook dat het oogmerk om deze uitwerking als echt en onvervalst, door of richting derden, te (doen) gebruiken, aanwezig was.
De rechtbank is op grond van hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift.
Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde valsheid in geschrift
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 24 juni 2019 valsheid in geschrift heeft gepleegd door een tweetal tapverslagen valselijk op te maken. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de door verdachte op 24 juni 2019 uitgewerkte tapverslagen van de tapgesprekken om 19.08 uur en om 20.52 uur en de vertalingen van die tapgesprekken door een tweetal andere (onafhankelijke) tolken, blijkt dat verdachte in zijn uitwerkingen onder meer heeft weggelaten:
- dat het in het eerste gesprek gaat over netten en over stoelen die maar één keer zijn gebruikt en,
- dat hij in het tweede gesprek de genoemde woorden ‘morgen’ en ‘drogen’ en de namen van medeverdachten heeft weggelaten.
Het betreft hier informatie waarvan hij wist of kon weten, dat deze cruciaal zou kunnen zijn voor het politieonderzoek naar – kort gezegd – hennepteelt in georganiseerd verband. De rechtbank komt tot deze conclusie gelet op het feit dat verdachte vanaf februari 2019 tot en met 24 juni 2019 wekelijks betrokken was als tolk bij dit onderzoek en hij aldus wetenschap heeft verkregen over wie en wat voorwerp van dat onderzoek waren. Dit geldt te meer nu hij op 24 juni 2019 door hoofdagent [verbalisant] was geïnstrueerd op die avond, de avond voor de geplande actiedag, bijzonderheden persoonlijk te melden. Verdachte heeft weersproken dat [verbalisant] hem deze specifieke instructie heeft gegeven. De rechtbank acht deze verklaring echter niet aannemelijk aangezien getuige [verbalisant] ter terechtzitting op 13 september 2021 gedetailleerd en consistent heeft verklaard over de betreffende avond. Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting erkend op de hoogte te zijn geweest van deze actiedag. [9]
Door het weglaten van de cruciale woorden ‘morgen’ en ‘drogen’ en daarnaast de namen van de verdachten heeft verdachte de context van hetgeen is besproken tussen de verdachten over wat er die volgende morgen (op de actiedag) zou plaatsvinden, eruit gehaald. Nu ook een samenvatting essentiële informatie dient te bevatten, waaronder de in de tapgesprekken genoemde namen, zoals [verbalisant] ter terechtzitting expliciet heeft toegelicht, heeft verdachte door deze voor het onderzoek belangrijke drugsgerelateerde informatie niet te vermelden, met name ook met het oog op de geplande ‘instap’ daags daarna, een onjuist, onwaar beeld laten ontstaan van de bewegingen en activiteiten van de personen die in dat onderzoek (mogelijk) als verdachte kunnen worden aangemerkt. Met zijn handelwijze, bezien tegen de achtergrond van de hiervoor aangehaalde instructie van [verbalisant] op 24 juni 2019, heeft verdachte het de opsporingsambtenaren onmogelijk gemaakt om het belang van de verklaringen van de deelnemers aan de tapgesprekken in het licht van de verdenkingen in het kader van het al langer lopende strafrechtelijke onderzoek en de daags daarna geplande actiedag te onderkennen en op adequate wijze (mee) te wegen. Bij deze stand van zaken kan de vraag of verdachte deze tapgesprekken al dan niet heeft mogen samenvatten en of dit wel of niet in lijn was met de prioriteit die er op dat moment aan gegeven werd door de tapcoördinator, in het midden blijven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte hiermee de tapverslagen valselijk heeft opgemaakt.
Zoals hierboven ook onder de bewijsoverweging ten aanzien van het eerste feit staat omschreven, is de rechtbank van oordeel dat ook tapverslagen als deze, geschriften zijn die dienen tot bewijs van enig feit. Verdachte wist dat de uitwerkingen zouden kunnen worden gebruikt in het strafrechtelijke onderzoek naar de verdachten in de betreffende strafzaak. De onderhavige tapverslagen zijn als waren zij echt en onvervalst door verdachte opgeslagen in het politieregistratiesysteem. De tapcoördinator was niet op de hoogte van de valsheid, waarmee de misleiding en de mogelijkheid van enig nadeel is gegeven. Uit het voorgaande volgt ook dat het oogmerk om deze uitwerking als echt en onvervalst richting derden te (doen) gebruiken, aanwezig was.
De rechtbank is op grond van hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift.
Ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde meineed
Op grond van de in de bewijsmiddelen weergegeven feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich op 20 mei 2019 en 24 juni 2019 schuldig heeft gemaakt aan meineed door als beëdigd tolk opzettelijk een valse verklaring in strijd met de waarheid af te leggen.
Om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde meineed te kunnen komen moeten alle bestanddelen van de delictsomschrijving van artikel 207, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht (Sr) vervuld worden. Ten aanzien van de vervulling van het bestanddeel ‘gevallen waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert of daaraan rechtsgevolgen verbindt’ overweegt de rechtbank ambtshalve het navolgende.
Verdachte is op de voet van artikel 13 Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv) op 3 oktober 2012 als tolk beëdigd. Hij heeft hierbij ten overstaan van de rechter beloofd dan wel gezworen om zijn werk als tolk/vertaler eerlijk, nauwgezet en onpartijdig uit te voeren en zich bij de uitoefening van zijn vertaalwerkzaamheden ook te zullen gedragen zoals een beëdigd tolk/vertaler betaamt.
De rechtbank heeft zich de vraag gesteld of de Wbtv (op grond waarvan verdachte beëdigd is) en een vertaling van een tolk, het bestanddeel ‘gevallen waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert of daaraan rechtsgevolgen verbindt’ kan vervullen. Om dit bestanddeel te kunnen vervullen moet er sprake zijn van ofwel een wettelijk voorschrift dat een verklaring onder ede vordert, ofwel een wettelijk voorschrift dat rechtsgevolgen aan een verklaring onder ede verbindt.
Artikel 28 (eerste lid) in samenhang met artikel 13 Wbtv schrijft dwingend voor dat een aantal instanties, waaronder de politie, in het kader van het strafrecht uitsluitend gebruik mogen maken van beëdigde tolken of vertalers.
Een vertaling door een tolk van een verklaring of (zoals in dit geval) van een tapgesprek kan dan misschien niet door de wet, en ook niet door het meest alledaagse spraakgebruik, een ‘verklaring’ van de tolk worden genoemd, als artikel 207 Sr niet van toepassing zou zijn zou een opzettelijk onjuist vertalen zonder strafrechtelijke sanctie blijven. Dat is wat de rechtbank betreft ongewenst. In de vertolking moet daarom opgesloten worden geacht de verklaring van de tolk dat het vertaalde zakelijk aldus heeft geluid. [10]
De eed die wordt afgelegd als tolk moet worden beschouwd als een promissoire eed. Dit is een eed waarbij de eed zelf nog niet een schending van vertrouwen oplevert maar deze door het afleggen van de opvolgende verklaring in het leven treedt. Een promissoire eed en de schending daarvan kunnen om deze reden in tijd zeer uiteen liggen.
Het indirect door artikel 207 Sr beschermde belang in samenhang met art. 13 Wbtv verlangt dat erop vertrouwd moet kunnen worden dat de vertaling van de beëdigde tolk in ieder geval de cruciale gegevens bevat die in het brondocument of brongesprek voorkomen. Gelet op het belang voor het opsporingsonderzoek van een correcte weergave in het Nederlands van in ieder geval cruciale of essentiële gegevens die in communicatie in een vreemde taal worden vermeld, moet op de integriteit en kwaliteit van vertaalwerkzaamheden door een beëdigde tolk vertrouwd kunnen worden.
Aldus is de rechtbank van oordeel dat zich hier voordoet een geval waarin een wettelijk voorschrift een beëdigde verklaring vordert, de politie verplicht om in voorkomend geval een overeenkomstig de wet beëdigde tolk in te schakelen, zodat het desbetreffende bestanddeel van de in artikel 207 Sr vervatte delictsomschrijving is vervuld.
In het licht van het hiervoor geformuleerde uitgangspunt overweegt de rechtbank ten aanzien van de vervulling van het bestanddeel ‘opzettelijk een valse verklaring afleggen’ het navolgende.
Ten aanzien van het eerste gedachtestreepje kan worden vastgesteld dat verdachte, gelet op de hiervoor onder feit 1 beschreven feiten en omstandigheden, met het niet benoemen van zijn naam in het tapverslag op 20 mei 2019, heeft willen verhullen dat hij gespreksdeelnemer was van het gesprek tussen de hoofdverdachte en hemzelf. Verdachte heeft hiermee een valse verklaring afgelegd en zijn opzet was daar ook opgericht.
Voor wat betreft het tweede en derde gedachtestreepje overweegt de rechtbank als volgt.
Nu verdachte, terwijl hij ervan op de hoogte was wie en wat voorwerp van het onderzoek waren en dat binnen 24 uur tot actie zou worden overgegaan, essentiële informatie voor het onderzoek heeft achtergehouden, heeft hij ’een zodanig vertekend beeld van de werkelijkheid gegeven dat naar het oordeel van de rechtbank het wél verklaarde het karakter van onwaarheid heeft verkregen en een valse verklaring oplevert. Dat zijn opzet ook was gericht op het substantiële belang van de door hem weggelaten feiten en er geen sprake was van een vergissing blijkt tevens uit de loggingen in het Audit Train Rapport, waarin staat omschreven dat verdachte voornoemde gesprekken wel 8 respectievelijk 5 keer heeft geopend en is begonnen met afspelen. Ten tijde van het opmaken van de tapverslagen moet verdachte zich er dan ten volle bewust van zijn geweest dat hij in strijd met de waarheid heeft verklaard. De stelling dat verdachte last had van een verminderde concentratie toen hij de tapverslagen opmaakte en dat er daardoor mogelijk fouten in staan, volgt de rechtbank dan ook niet.
De rechtbank is op grond van hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meineed.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 20 mei 2019 te Zwolle een tapverslag, te weten een uitwerking van een opgenomen tapgesprek van 22 april 2019, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte toen en daar valselijk de inhoud van een tapgesprek uitgewerkt en informatie uit dit tapgesprek achtergehouden door zijn naam niet te noemen in voornoemd tapverslag, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst door anderen te doen gebruiken;
2.
hij op 24 juni 2019 te Zwolle tapverslagen, te weten telkens een uitwerking van een tapgesprek van 24 juni 2019, zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, telkens valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte toen en daar valselijk de inhoud van een tapgesprek uitgewerkt en informatie uit deze tapgesprekken achtergehouden,
- door in het tapverslag van het gesprek van 24 juni 2019 om 19.08 uur onder meer weg te laten dat het in het gesprek gaat over netten en over stoelen die maar één keer zijn gebruikt.
- door in het tapverslag van het gesprek van 24 juni 2019 om 20.52 uur onder meer weg te laten dat het in het gesprek gesproken wordt over ‘morgen’ en over ‘drogen’ en over de namen [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] en [naam 4] .
zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst door anderen te doen gebruiken;
3.
hij op 20 mei 2019 en 24 juni 2019 te Zwolle in het geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder belofte en/of ede vordert, schriftelijk, opzettelijk een valse verklaring en een verklaring (ten dele) in strijd met de waarheid heeft afgelegd, immers heeft hij, verdachte, in strijd met de waarheid:
- verzuimd een (opgenomen) tapgesprek van 22 april 2019 volledig en naar waarheid weer te geven door zijn naam weg te laten in het tapverslag en
- in het tapverslag van het gesprek van 24 juni 2019 om 19.08 uur onder meer weggelaten dat het in het gesprek gaat over netten en over stoelen die maar één keer zijn gebruikt.
- in het tapverslag van het gesprek van 24 juni 2019 om 20.52 uur onder meer weggelaten dat in het gesprek gesproken wordt over morgen en over drogen en over de namen [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] en [naam 4] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 207 en 225 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
valsheid in geschrift
feit 2
het misdrijf:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
feit 3
het misdrijf
: in de gevallen, waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert, schriftelijk, persoonlijk, opzettelijk een valse verklaring onder ede afleggen, meermalen gepleegd
De rechtbank is van oordeel dat hier ten aanzien van de feiten 1 en 3, voor zover feit 3 betrekking heeft op hetgeen onder feit 1 ten laste van verdachte bewezen is verklaard, alsmede ten aanzien van de feiten 2 en 3, voor zover feit 3 betrekking heeft op hetgeen onder feit 2 ten laste van verdachte bewezen is verklaard, telkens sprake is van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 Sr.
De delicten staan weliswaar in verschillende titels van het Wetboek van Strafrecht en de strekkingen van de desbetreffende strafbepalingen lopen enigszins uiteen, maar de bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt. Nu ook de hoofdstraffen gelijk zijn, kwalificeert de rechtbank het bewezenverklaarde meervoudig.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een taakstraf van 200 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 100 dagen hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de strafmaat verzocht om oplegging van een geheel voorwaardelijke straf nu de gevolgen van onderhavige strafzaak, zowel fysiek, psychisch als financieel, inmiddels aanzienlijk zijn geweest voor verdachte,
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift en meineed door als beëdigde tolk opzettelijk tapverslagen vals op te maken. Het opmaken van valse tapverslagen heeft niet alleen nadelige gevolgen voor de Districtsrecherche Twente gehad, maar voor het gehele strafrechtelijke apparaat. Door bovengenoemde gedragingen kon niet worden uitgesloten dat verdachte vanuit zijn kennis aan de hoofdverdachte het onderzoek heeft beïnvloed en mogelijk meer verkeerde uitwerkingen van tapgesprekken had geproduceerd. Dit heeft het onderzoek en de Districtsrecherche Twente grote financiële- en vertragingsschade berokkend. De rechtbank tilt zwaar aan deze feiten. Het plegen van meineed ondermijnt daarnaast het algemeen belang in ernstige mate. Indien een tolk/vertaler, zoals verdachte, op de bij de wet voorgeschreven wijze belooft zijn werk eerlijk, nauwgezet en onpartijdig uit te voeren en zich daarbij behoorlijk zal gedragen, ligt daarin de waarborg besloten dat ook daadwerkelijk conform de waarheid een document zal worden vertaald. Dit belang is bij strafrechtelijke opsporingsonderzoeken nog groter, juist nu politie en justitie voor vertaalwerkzaamheden zoals in deze zaak voor de vertaling van tapgesprekken zijn aangewezen op een overeenkomstig de Wbtv beëdigde en geregistreerde tolk en blindelings erop moeten kunnen vertrouwen dat deze tolk de tapgesprekken correct vertaalt en, in geval van een samenvattende vertaling, essentiële gegevens daarin vermeldt.
Persoon van de verdachte
Verdachte is een 61-jarige man die, blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 juli 2021, nooit eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Verdachte is jarenlang als beëdigd tolk/vertaler actief geweest en er zijn geen aanwijzingen voor overige onregelmatigheden voor wat betreft de overige door verdachte – als beëdigde tolk – uitgewerkte tapgesprekken.
Reclassering Nederland heeft in haar rapportage van 30 augustus 2021 geadviseerd een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, aangezien zij geen indicatie ziet voor interventies of toezicht. Het recidiverisico schat zij, gelet op verdachtes leeftijd, zijn blanco strafblad en de uitsluiting van zijn werkzaamheden bij de politie, als laag in. Zij heeft daarbij benadrukt dat de gevolgen van onderhavige zaak inmiddels aanzienlijk zijn geweest voor verdachte. Met de uitschrijving als tolk uit het politieregister, is niet alleen een groot deel van zijn werk (60%) definitief weg gevallen, maar heeft hij door alle spanningen ook fysieke klachten ontwikkeld. Daarnaast zal een veroordeling tot gevolg hebben dat verdachte uitgeschreven gaat worden bij het algemeen tolkenregister wat ontegenzeggelijk van invloed zal zijn op de aard en omvang van de tolk- en vertaalwerkzaamheden die hij nog zal mogen uitvoeren. De financiële gevolgen zullen dan nog groter worden. Onderhavige zaak heeft daarom veel impact op verdachte.
Strafoplegging
In de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht wordt in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden passend geacht voor het plegen van meineed.
De rechtbank zal bij het bepalen van de straf rekening houden met hetgeen de reclassering in haar rapport heeft omschreven met betrekking tot de grote psychische en financiële schade die verdachte lijdt ten gevolge van deze zaak. De gevolgen van de enkele vaststelling dat de rechtbank valsheid in geschrift en meineed bewezen acht, zijn voor verdachte dusdanig zwaar dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf onnodig veel leed toevoegt. De rechtbank ziet in deze omstandigheden aanleiding om als strafmodaliteit te kiezen voor een taakstraf. Gelet op de ernst van het feit acht de rechtbank een taakstraf van 100 uren passend en geboden. De rechtbank heeft bij het opleggen van de straf uitdrukkelijk rekening gehouden met de persoon van de verdachte, waardoor zij uitkomt op een andere straf dan door de officier van justitie is geëist.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 22c, 22d en 55 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
valsheid in geschrift
feit 2, het misdrijf:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
feit 3, het misdrijf:
in de gevallen, waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert, schriftelijk, persoonlijk, opzettelijk een valse verklaring onder ede afleggen, meermalen gepleegd
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Manuel, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. R. ter Haar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W. Verhagen griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 september 2021.
Buiten staat
mr. R. ter Haar is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district IJsselland met nummer PL0600-2020280748 (Evervis). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina’s 81, 84 – 85.
3.Pagina’s 55, 56 en 61.
4.Pagina’s 103 - 105 en 111.
5.Zie het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 september 2021.
6.Zie het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 september 2021.
7.Pagina 86.
8.Zie het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 september 2021.
9.Zie het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 september 2021.
10.Prof. mr. A.J. Machielse ant. 11 op art. 207 Sr in NLR.