ECLI:NL:RBDHA:2022:12281

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
18 november 2022
Zaaknummer
09/172855-21 en 09/022087-22 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding en uitvoering van inbraken, drugshandel en wapenbezit met coördinerende rol van verdachte

Op 18 november 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere inbraken, drugshandel en wapenbezit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 januari 2021 samen met anderen een inbraak heeft gepleegd bij een juwelier in Boskoop, waarbij sieraden ter waarde van € 21.483,94 zijn weggenomen. De verdachte heeft een coördinerende rol gespeeld in de voorbereiding van deze inbraak, zoals blijkt uit WhatsApp-berichten waarin hij instructies gaf aan medeverdachten over de uitvoering van de inbraak. Daarnaast is de verdachte ook betrokken geweest bij een woninginbraak op 16 januari 2021, waarbij een geldbedrag is weggenomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 33 maanden voor zijn rol in deze misdrijven, maar heeft hem vrijgesproken van de tenlastelegging van het voorbereiden van een inbraak, omdat dit niet onder de strafbaarstelling van artikel 141a Sr valt. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan drugshandel en wapenbezit, waarbij verschillende wapens en munitie zijn aangetroffen in zijn woning en auto. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/172855-21 en 09/022087-22 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 18 november 2022
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
verblijfadres: [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 1 oktober 2021, 7 december 2021, 1 maart 2022, 18 mei 2022, 16 augustus 2022 (alle pro forma) en 4 november 2022 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F. de Vries en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. A.A. Boersma naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 09/172855-21:
1
hij op of omstreeks 2 januari 2021 te Boskoop, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere siera(a)d(en) (met een totale waarde van € 21.483,94,-), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] den Haag, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2
hij in of omstreeks de periode van 3 januari 2021 tot en met 15 februari 2021, te Benthuizen en/of Den Bosch, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk gelegenheid middelen en/of inlichtingen heeft verschaft tot het plegen van geweld tegen personen en/of goederen, door
- een of meerdere berichten te versturen waarin wordt gesproken over (onder andere) diverse ramkraken die in het land hebben plaatsgevonden (op welke wijze en wat de buit hierbij was) en/of over het aanschaffen van een elektrische handkar/heftruck voor het openbreken van een rolluik en/of over meerdere juweliers en dat [slachtoffer 2] in Den Bosch de beste optie / buit zou betekenen en/of over het aanschaffen van hulpmiddelen zoals snijwerende handschoenen en een hoofdkap en/of over een vluchtplan en/of over de aanschaf van een krik en/of
- diverse afbeeldingen te verzamelen en/of te delen omtrent de desbetreffende juwelier (zowel van het filiaal als het personeel en de sieraden) en/of heftrucks en een handstapelaar en/of een omgebouwde bestelauto en/of
- een bestelbus aan te schaffen en/of een bestelbus om te bouwen en/of voorhanden te hebben en/of
- een heftruck/handstapelaar aan te schaffen en/of voorhanden te hebben;
3
hij op of omstreeks 16 januari 2021 te Boskoop, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van (ongeveer) € 22.000,-, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
4
hij op of omstreeks 30 juni 2021 te Benthuizen, in elk geval in Nederland, van een of meer voorwerp(en), te weten een geldbedrag van (ongeveer) € 12.000,- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten voornoemd geldbedrag, was of wie bovenomschreven voorwerp, te weten voornoemd geldbedrag, voorhanden had,
en/of
een voorwerp, te weten (ongeveer) € 12.000,-, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat die voorwerpen/dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
parketnummer 09/022087-22:
1
hij op een of meerdere tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 15 januari 2021 tot en met 30 juni 2021 te Waddinxveen en/of Benthuizen en/of Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne, in elk geval (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 18 maart 2020 te Benthuizen, in elk geval in Nederland, van een of meer voorwerp(en), te weten een geldbedrag van (ongeveer) € 9.500,- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten voornoemd geldbedrag, was of wie bovenomschreven voorwerp, te weten voornoemd geldbedrag, voorhanden had, en/of een voorwerp, te weten (ongeveer) € 9.500,-, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat die voorwerpen/dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
3
hij op of omstreeks 18 maart 2020 te Benthuizen, in elk geval in Nederland,
- een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een (balletjes)pistool (merk/model: onbekend) voorhanden heeft gehad, en/of
- een of meerdere wapen(s) van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een of meerdere alarmpisto(o)l(en), en/of bijbehorende munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 140, althans een of meer knalpatronen, voorhanden heeft gehad,
en/of
hij op of omstreeks 30 juni 2021 te Benthuizen, in elk geval in Nederland, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 28, althans een of meer knalpatronen, voorhanden heeft gehad.
Voor de leesbaarheid zal hierna de dagvaarding met parketnummer 09/172855-21 worden aangeduid als dagvaarding 1 en de dagvaarding met parketnummer 09/022087-22 als dagvaarding 2. Wanneer wordt verwezen naar de feiten, zal eerst het nummer van de dagvaarding worden vermeld en daaropvolgend het nummer van het ten laste gelegde feit (met andere woorden: feit 1.1 is dagvaarding 1, feit 1).

3.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van feit 1.2, omdat – kort gezegd – de strafbaarstelling van artikel 141a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is niet is bedoeld om ook voorbereiding van ramkraken strafbaar te stellen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verwerping van het verweer, omdat geen sprake is van een schending van de beginselen van een goede procesorde.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 167, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) aan het Openbaar Ministerie (hierna: OM) de bevoegdheid is toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing van het OM om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor inhoudelijke rechterlijke toetsing. Slechts in uitzonderlijke gevallen is plaats voor een niet-ontvankelijkverklaring van het OM in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde.
Zo'n uitzonderlijk geval doet zich voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet nadat door het Openbaar Ministerie gedane, of aan het Openbaar Ministerie toe te rekenen, uitlatingen (of daarmee gelijk te stellen gedragingen) bij de verdachte het gerechtvaardigde vertrouwen hebben gewekt dat hij niet (verder) zal worden vervolgd. Ook doet zo’n uitzonderlijk geval zich voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet terwijl geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn (HR 6 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4280).
Dat in dit geval sprake zou zijn van zo’n uitzonderlijk geval, is gesteld noch gebleken. De beslissing van het OM tot het vervolgen van de verdachte voor het strafbare feit omschreven in artikel 141a Sr valt binnen de ruime bevoegdheid die aan het OM is toegekend, en is op zichzelf bezien dan ook niet onverenigbaar met de beginselen van een goede procesorde. De rechtbank verwerpt het verweer.
Onder punt 5 van dit vonnis zal de rechtbank nader ingaan op de vraag of de gedragingen die in de tenlastelegging zijn vermeld kunnen worden gekwalificeerd als een misdrijf in de zin van artikel 141a Sr.

4.De bewijsbeslissing

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van de hem onder 1.4 en 2.2 ten laste gelegde witwasfeiten. Indien de rechtbank de officier van justitie ontvankelijk acht in de vervolging van feit 1.2, heeft de raadsman subsidiair verzocht de verdachte daarvan vrij te spreken. De raadsman zich ten aanzien van het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal hierna onder 4.3 de standpunten van de verdediging, voor zover relevant, nader bespreken.
4.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
4.3.1
Inleiding
De verdachte wordt – kort gezegd – verdacht van betrokkenheid bij verschillende inbraken (en voorbereiding van een inbraak), drugshandel, witwassen en wapenbezit. Een aantal van deze feiten zou hij in vereniging hebben gepleegd met de medeverdachte, [medeverdachte 1] . De zaak tegen de verdachte is aan het rollen gekomen door aangetroffen WhatsApp-berichten in de telefoon van [medeverdachte 2] in het onderzoek naar de inbraak bij de juwelier in Boskoop (feit 1.1). De verdachte heeft zich grotendeels op zijn zwijgrecht beroepen.
Centraal staat de vraag of de telefoonnummers waarvan de politie vermoedt dat deze aan de verdachte toebehoren, ook daadwerkelijk aan hem te koppelen zijn. De rechtbank zal daar onder 4.3.2 nader op ingaan. Daarna zal de rechtbank de inbraakfeiten bespreken (4.3.3 tot en met 4.3.5), vervolgens de verdenking van drugshandel (4.3.6) en tot slot zal de rechtbank ingaan op de verdenkingen van wapenbezit (4.3.7) en witwassen (4.3.8).
4.3.2
Telefoonnummers eindigend op [telefoonnummer 1] , [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] en IMEI-nummer [nummer 1]
In het onderzoek van de politie is een verdenking komen te rusten op de persoon die gebruik maakte van de telefoonnummers + [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] . De rechtbank komt tot de conclusie dat deze twee telefoonnummers gebruikt werden door de verdachte. Daarvoor is het volgende redengevend.
Uit onderzoek naar de historische gegevens van het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 1] bleek dat de zendmast aan de Omleidingsweg 457 in Benthuizen verreweg het meest werd aangestraald. De zendmast is gelegen vlakbij de [adres 1] in Benthuizen, waar de vriendin en kinderen van de verdachte woonden. De verdachte verbleef daar naar eigen opgave ook: in december 2017 heeft hij dit in een verdachtenverhoor verklaard en ook in 25 mei 2019 deed de verdachte op dat adres voor een wijkagent open en bevestigde hij daar te wonen. [2]
Het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 1] bleek te zijn gebruikt in een gsm met IMEI-nummer [nummer 1] vanaf 30 november 2020 tot en met 14 december 2020, na welke datum het nummer niet langer actief werd gebruikt. Vanaf 14 december 2020 werd in hetzelfde toestel gebruik gemaakt van het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 2] . [3] Het gebruik van dat telefoonnummer liep door tot 18 januari 2021, waarna in de gsm gebruik werd gemaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] , op naam van [medeverdachte 3] , de vriendin van de verdachte. De zogenaamde thuismast van dat laatste nummer bleek ook de Omleidingsweg in Benthuizen te zijn. [4] Het doosje van de gsm met het bovengenoemde IMEI-nummer werd op 30 juni 2021 aangetroffen bij de doorzoeking van de woning op de [adres 1] . [5]
In de telefoon van [medeverdachte 2] werd een gewist WhatsAppbericht aangetroffen, geschreven op 2 januari 2021 door de gebruiker met het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 1] , met als inhoud: “me maak zorgen die fout meer door ik” “bij daar snellie” “etc paspoort” “de in toen v”. [6] De rechtbank interpreteert de berichten als volgt: “ik maak me meer zorgen door die fout daar bij snellie, paspoort etc. In de v toen”. Op 27 december 2020 is [medeverdachte 2] in de nacht gecontroleerd op de snelweg in een Volvo. Hij zat toen in de auto met de verdachte, [medeverdachte 1] (de medeverdachte) en [medeverdachte 4] . In de auto lagen paspoorten afkomstig van een inbraak in Heerenveen. [7]
Nu de telefoon met het IMEI-nummer eindigend op [nummer 1] en daarin gebruikte telefoonnummers eindigend op [telefoonnummer 1] , [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] te herleiden zijn naar de verdachte, komt de rechtbank tot de conclusie dat die telefoon bij de verdachte in gebruik was.
In verband met de hierna te bespreken feiten is nog van belang dat er ook WhatsApp-berichten zijn aangetroffen die zijn verstuurd en ontvangen door het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 1] na 14 december 2020, de datum waarop dat telefoonnummer niet langer actief was. Uit onderzoek van de politie is gebleken dat een WhatsApp-account moet worden ingesteld met een telefoonnummer. Na activatie daarvan hoeft het telefoonnummer niet meer in gebruik te zijn en kan het account nog steeds gebruikt worden op de telefoon waarop het account geactiveerd is. Het vervangen van een simkaart heeft geen invloed op het account. [8]
4.3.3
Inbraak juwelier Boskoop (feit 1.1)
De feitelijke toedracht
In de nacht van 2 januari 2021 werd een inbraak gepleegd bij [slachtoffer 1] den Haag aan de [adres 2] in Boskoop. Het inbraakalarm ging af om 04.07 uur en bij aankomst zag de aangever dat het rolluik was geforceerd door middel van een krik. [9] Na inventarisatie bleken zo’n 165 sieraden te zijn weggenomen, ter waarde van € 21.483,94. [10]
Van de inbraak zijn zowel door de beveiligingscamera’s in de winkel als door een getuige buiten filmopnames gemaakt, die zijn uitgekeken door de politie. Op de camerabeelden van de winkel is te zien dat een man (hierna: V1) een glazen deur inslaat met een moker. De man draagt een lamp op zijn hoofd. Daarna slaat de man in de winkel glazen vitrines in en stopt hij goederen uit de vitrines in een rugzak. Op een gegeven moment verschijnt een weekendtas in beeld, die een tweede, niet zichtbare persoon (hierna: V2) onder het rolluik door richting de winkel schuift. V1 bukt en duwt de rugzak onder het rolluik door. Daarna loopt hij weer terug naar de vitrines en maakt hij met zijn hand schuivende bewegingen richting de weekendtas die hij in zijn hand houdt. [11]
Op de camerabeelden van de getuige is te zien dat een persoon op een scooter zit en tegen het rolluik van de juwelier aan staat. De persoon heeft een breekijzer in zijn rechterhand en slaat hiermee een aantal malen op het rolluik van de juwelier, terwijl het rolluik al deels omhoog staat. Ook draagt hij een mondkapje voor zijn gezicht. Vervolgens komt een tweede persoon in beeld met een hoofdlampje op zijn hoofd, die plaatsneemt op de scooter. Daarna rijden de verdachten weg. [12]
Uit het forensisch onderzoek is gebleken dat het rolluik voor een deel omhoog was gewrikt en er een krik onder het rolluik stond. In de winkel waren vier glazen vitrines verbroken en er lag glas en enkele sieraden op de grond. In en voor de winkel werden meerdere bloedsporen gevonden. [13] Een viertal gevonden bloedsporen bleken na onderzoek overeen te komen met het DNA-databankprofiel van [medeverdachte 2] . [14]
De onderlinge rolverdeling
In een WhatsApp-gesprek, gevonden op de telefoon van [medeverdachte 1] , is het volgende (verwijderde) WhatsAppgesprek teruggehaald tussen ‘ [alias 1] ’ (gebruikersnaam [medeverdachte 1] ) en ‘ [alias 1] ’ met telefoonnummer [telefoonnummer 1] . De tussen haakjes weergegeven tekst is de interpretatie van de rechtbank.
03:32 uur [alias 1] : staan paraat mijn motoren soldaten (mijn motoren staan paraat soldaten)
is weg de het dood op (het is dood op de weg)
aan de hand niks (niks aan de hand)
04:07 uur [alias 1] : staat klaar alles (alles staat klaar)
04:25 uur [alias 1] : de toebus in blijf (blijf in de toebus)
06:08 uur [alias 1] : onder verstop ze in die laadruimte (verstop ze onder in die laadruimte)
06:08 uur [alias 1] : me handschoenen neem mee laat alles en hier ik mondkapje ook (laat alles hier, me handschoenen neem ik mee, mondkapje ook)
06:09 uur [alias 1] : buddy in verstop ja die alles (ja verstop alles in die buddy). [15]
Met de telefoon van [medeverdachte 1] is op 2 januari 2021 om 03:54 uur een gesprek gevoerd waarbij de zendmast wordt gebruikt waar onder andere de [slachtoffer 1] den Haag binnen valt. [16]
Tijdens de doorzoeking van 30 juni 2021 in de woning aan de [adres 3] te Waddinxveen (het woonadres van [medeverdachte 1] ), werden in een plantenpot verschillende sieraden gevonden. [17] De aldaar inbeslaggenomen sieraden [18] werden aan de aangever [slachtoffer 1] den Haag getoond, die daarop verklaarde dat hij precies zo’n hartje met een 14 karaat steen in zijn winkel had liggen als occasion en dat het goed mogelijk is dat deze bij de inbraak is meegenomen. [19]
In de mobiele telefoon van [medeverdachte 2] werden chatgesprekken gevonden tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] (telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 1] ) op 2 januari 2021:
[verdachte] : Niks aan de hand, ze zijn daar nog foto's aan het maken.
Maak je armen en handen schoon. Heb je binnen of buiten gelekt
[medeverdachte 2] : Ik zag buiten maar heb over spoortje aarde gegooid
[verdachte] : Beter, geen stress niks aan de hand.
Mochten ze komen zeg je, he was dronken en heb buiten gevochten of dat je dit met je jas verloren bent. Verhaal is altijd een goede bevestiging
Belangrijk is als missie geslaagd is, zijn niet voor niets geweest
Die bij de deur rechts waren de dikste
Ze poepte in broek, hij belde mij 100 x, laat me ophalen. Heb gelijk gebeld om hem te laten halen.
Ik zei ga in die bus slapen, hij was bang en zei nog tegen jou als hij je roept niet altijd luisteren.
Totdat die keihard slaat en bonkt op torrie. Gewoon doorgaan.
[medeverdachte 2] : Ik bleef doorgaan
[verdachte] : Lekker. Dat wil ik horen. Moet zodat ze ons niet uitlachen. Ze moeten horen wie wij zijn. Zwaar geschut, motoren alles in huis.
[medeverdachte 2] : Alleen nu die lekkage verkloot
[verdachte] : Ja man klote, echt klote vriend. Voortaan die speciale hand ding. Die band ging snel omhoog.
[medeverdachte 2] : Hij schreeuwde
[verdachte] : Doorgaan. Laat hem schreeuwen, alles moet mee. Daarna plankgas [alias 1] snelste. Weet je hoe hard die kanker ding rijdt.
[verdachte] : Perfect. Ik was in die bos, wou net aanzetten, vliegt die politie fucking door die bos. Lag onder de glijbaan, die vuile rat zou me bellen
Weet je hoeveel politie, sirenes, ze vlogen vanuit Waddinxveen naar Boskoop. Echt geluk in die bos.
[medeverdachte 2] : Ik zei geef me is bagga maar hij hoorde daar nou niet.
[verdachte] : Hij zei ik werd 10 minuten gefilmd. [20]
Uit de meldkamergegevens is gebleken dat een surveillanceauto specifiek de opdracht kreeg vanaf Waddinxveen via het Waddinxveense bos naar Boskoop te rijden. [21]
Op de telefoon van [medeverdachte 1] werd nog een gesprek aangetroffen tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] op 5 januari 2021:
[medeverdachte 1] appt naar [verdachte] : Ey wanneer wou je die ding weg doen.
[verdachte] appt naar [medeverdachte 1] : Blaka gaat kijken hoe of wat.
[verdachte] appt naar [medeverdachte 1] : heb alles aan Blaka gegeven. Auto’s leeggehaald.
[verdachte] appt naar [medeverdachte 1] : kon veel beter. Dit is niks broer. Als jij dan daarom spacet, je word
roekeloos.
[verdachte] appt naar [medeverdachte 1] : dit is niks voor juwelier. Wallah.
[verdachte] appt naar [medeverdachte 1] : Je moet nog blij zijn dat die had kunnen pakken. Anders was er zero.
[medeverdachte 1] appt naar [verdachte] : broer, alles veiligheid dove. Mattie ik dacht popo. Beter weg dan bajes broer. [22]
Tijdens de doorzoeking van 30 juni 2021 in de woning aan de [adres 3] te Waddinxveen (het woonadres van [medeverdachte 1] ), werden in een plantenpot verschillende sieraden gevonden. [23] De aldaar inbeslaggenomen sieraden [24] werden aan de aangever [slachtoffer 1] den Haag getoond, die daarop verklaarde dat hij precies zo’n hartje met een 14 karaat steen in zijn winkel had liggen als occasion en dat het goed mogelijk is dat deze bij de inbraak is meegenomen. [25]
Tussenconclusie rol [medeverdachte 1]
Op basis van de hierboven weergegeven chatgesprekken, tezamen en in samenhang met de overige bewijsmiddelen bezien, concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 1] de persoon moet zijn geweest op de camerabeelden buiten de juwelier is vastgelegd.
De rol van de verdachte in de voorbereiding
Uit de chatgesprekken die zijn aangetroffen op de telefoon van [medeverdachte 1] blijkt dat [verdachte] op 22 december 2020 [medeverdachte 1] naar het adres Waddinxveense [adres 4] heeft gestuurd om iets op te halen. Even later stuurt [medeverdachte 1] dat het ding groot is en zwaar weegt. De huurder van een loods op dat adres bleek [naam 1] . [26] Uit onderzoek van de politie bleek dat [naam 1] op 10 december 2020 een advertentie op Marktplaats had geplaatst van een ‘dommekracht 5 ton of 10 ton’. Op de advertentie werd gereageerd door twee personen, waaronder op 21 december 2020 door een persoon met de gebruikersnaam ‘ [alias 2] ’, met bijbehorend e-mailadres [e-mailaddres 1] . Op basis van de foto’s van de verkochte krik en de gebruikte krik bij de inbraak, kwam de politie tot de conclusie dat de krik die bij de inbraak bij de juwelier is gebruikt dezelfde krik is, zij het dan met een aangelaste aanpassing en een deels andere kleur verf. [27] [verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij gebruikmaakt van het bovengenoemde emailadres. [28]
Op 28 december 2020 stuurde [verdachte] via WhatsApp naar [medeverdachte 2] : “lamp [adres 5] Voorburg”. De bewoner van die woning verklaarde tegenover de politie dat hij rond die datum een hoofdlamp via Marktplaats had verkocht. [29]
Conclusie ten aanzien van de rol van de verdachte
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de hierboven genoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af. [verdachte] heeft een belangrijke rol gehad bij het verzamelen van de benodigde spullen voor de inbraak. En hij heeft [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangestuurd de spullen op te gaan halen. Kort voor de inbraak heeft [verdachte] spullen heeft klaargezet (“alles staat klaar”) en is hij iets verderop in het bos onder een glijbaan gaan schuilen voor de politie. Ook in de afhandeling van het delict had hij een grote rol: uit de berichten blijkt dat [verdachte] de auto’s waarin de buit kennelijk was verstopt heeft leeggehaald en daarmee beschikking gehad over de buit. Daarnaast blijkt uit de tekst van de berichten dat [verdachte] bepaalt wat de anderen moeten doen, waardoor hij een coördinerende rol had.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de bijdrage van [verdachte] aan het feit van voldoende gewicht is om van medeplegen te kunnen spreken. Daarmee acht de rechtbank het onder 1.1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.3.4
Verschaffen van inlichtingen tot het plegen van geweld (feit 1.2)
Na de aanhouding van [medeverdachte 2] in verband met de inbraak bij de juwelier in Boskoop werd in zijn telefoon een WhatsApp-gesprek gevonden met de verdachte (telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 1] ). De verbalisant heeft het chatgesprek, waarvan de woordvolgorde was verwisseld, als volgt geïnterpreteerd:
  • Er wordt onderling gesproken over diverse ramkraken die in het land hebben plaatsgevonden. Op welke wijze en wat de buit hierbij was.
  • Er wordt gesproken over het aanschaffen van een elektrische handkar/heftruck voor het openbreken van een rolluik.
  • Er worden diverse afbeeldingen getoond van juweliers waaronder ook diverse filialen van [slachtoffer 2] en besproken hoe makkelijk het is binnen te komen.
  • Er wordt gesproken over de grootte van de buit, miljoen.
  • Aanschaf van beter vest, snijwerende handschoenen en hoofdkap.
  • Er wordt gesproken over de werkwijze bij het afgaan van een alarm, dat eerst de beveiliging in een Caddy komt en dan later pas de politie zodat ze genoeg tijd hebben. Dit heeft betrekking op juwelier [slachtoffer 2] in Den Bosch.
  • De gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] geeft aan dat hij een elektrische handstapelaar heeft gereden en dat deze sterk en snel is.
  • Er wordt gesproken wat er in de vitrines ligt bij diverse exclusieve juweliers.
  • De gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] geeft aan dat beste optie [naam 2] ( [slachtoffer 2] juweliers) is.
  • Er worden diverse afbeeldingen gestuurd van diverse heftrucks.
  • De gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] geeft aan bij [medeverdachte 2] dat ze zeker iets gaan pakken (buit) en dat hij goed moet denken en kijken ( plan maken en locatie bekijken).
  • Er wordt door de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] een adres en telefoonnummer verzonden aan [medeverdachte 2] met betrekking tot een krik.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de hierboven en onder 4.3.2 vermelde bewijsmiddelen worden bewezen dat de verdachte opzettelijk inlichtingen heeft verschaft tot het plegen van geweld tegen het rolluik van die juwelier. Van het onderdeel ‘in vereniging’ zal hij worden vrijgesproken omdat daarvoor onvoldoende bewijs bestaat.
4.3.5
Woninginbraak Boskoop (feit 1.3)
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 3] deed aangifte van een inbraak op 16 januari 2021 in zijn woning aan de [adres 6] in Boskoop. De aangever verklaarde dat een klusser in het huis aanwezig was die om 19.00 uur was weggegaan en de woning had afgesloten. Om 23.30 uur constateerde de aangever dat een keukenruit was opengebroken en dat in alle ruimten kastjes waren opengetrokken en doorzocht. De aangever merkte dat een groot geldbedrag weg was genomen. [31] Verder verklaarde de aangever dat de inbrekers geweten moeten hebben dat hij vandaag niet thuis was en dat er zoveel geld in zijn woning lag. [32]
Verbalisant [verbalisant] was op 16 januari 2021 in de avond bezig met een surveillance in de wijk Boskoop. Omstreeks 22.18 uur zag hij op de Beemd drie mannen lopen, waarvan hij er een herkende als [medeverdachte 1] . De verbalisant zag dat [medeverdachte 1] schrok van de aanwezigheid van de verbalisant, zich snel omkeerde en wegrende. Omdat de verbalisant geen goed gevoel had bij de situatie, heeft hij nog meerdere malen in het gebied rondgereden. [33]
Op de telefoon van [medeverdachte 1] is een gewist Whatsappgesprek teruggehaald van 16 januari 2021 met het telefoonnummer van [verdachte] (eindigend op [telefoonnummer 1] ), waarbij [medeverdachte 1] gebruik maakt van de naam ‘ [alias 1] ’ en [verdachte] van de naam ‘ [alias 1] ’. In dat gesprek was onder andere het volgende te lezen:
18:58 uur [alias 1] : kant veilig deze
19:07 uur [alias 1] : aan de hand niks
goed kijke aub
19:17 [alias 1] : overhoop alles
aub laaa [medeverdachte 1] alle
snel werken
la alles
snel
keuken
woonkamer
fornuis keuken
plinten
muren gips
19:22 [alias 1] : ligt die doekoe daar
19:26 [alias 1] : eruit
nu gelijk
bewoner is er
snel
is hij niet
20:09 [alias 1] : nog een terug keer ga
20:09 [alias 1] : nee man broer
stuur baks broer
Ook vond tussen 19:30 en 21:14 uur acht keer een telefoongesprek plaats via WhatsApp, waarbij wordt gebeld door [alias 1] ( [verdachte] ) naar [alias 1] ( [medeverdachte 1] ). [34]
In de telefoon van [medeverdachte 2] werd een gewist WhatsAppgesprek teruggehaald met het telefoonnummer van [verdachte] (eindigend op [telefoonnummer 1] ) van 16 januari 2021, waarin het volgende te lezen was:
Chat 16 januari 2021 tussen 21:34 uur en 22:05 uur:
[verdachte] = [verdachte]
[medeverdachte 2] = [medeverdachte 2]
[verdachte] = verwarming, achter verwarmingen, kussens, sokken, matras, baby kamer, boeken, banken, woonkamer, [alias 4] , laminaat, zolder, wasmachine, gasfornuis, onder het a, achter schoenenkast, boodschappenkast, jaszakken, snel werken, onder de bed, gipsplaten, vloer, op de grond elke [alias 4] , hout, snel werken, alles tassen checken, alle tassen, alles sporttassen, matras van de kinderen.
Chat 16 januari 2021 om 22:29 uur:
[medeverdachte 2] = yo, alles cool
[verdachte] = is alles oke. Timer.
[verdachte] = Die lehnes rijdt rondjes. [35]
‘Lehnes’ is straattaal voor politie en betekent letterlijk ‘slangen’. [36]
De telefoons van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] hebben op 16 januari 2021 op de volgende tijdstippen gebruik gemaakt van zendmasten in de Snijdelwijk in Boskoop:
- de telefoon van [medeverdachte 1] tussen 21:34 en 22:34 uur; [37]
- de telefoon van [medeverdachte 2] tussen 22:03 en 22:11 uur. Daarvoor straalt hij om 20:16 uur zijn thuismast aan in Rotterdam en om 20:49 uur een zendmast in Barendrecht; [38]
- het IMEI-nummer van de telefoon van [verdachte] straalde tussen 16:54 uur en 18:23 uur de zendmast Frankrijklaan Hazerswoude aan. Die zendmast ligt op de rand van Boskoop en is gericht naar de Snijdelwijk waar ook de woning [adres 6] staat. Daarna waren er diverse verplaatsingen tot en met 22:27 uur, maar die bleven beperkt tot de zendmasten ten noorden en zuiden van de Snijdelwijk. [39]
Conclusies van de rechtbank
Op basis van het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat de telefoons van zowel [verdachte] als [medeverdachte 1] op de avond van de inbraak, waarbij een geldbedrag was weggenomen, in de Snijdelwijk in Boskoop aanwezig zijn geweest. Uit de WhatsApp-gesprekken kan worden opgemaakt dat een woning overhoop wordt gehaald en dat ze daar op zoek zijn naar ‘doekoe’ (straattaal voor geld). [verdachte] geeft aanwijzingen over waar te zoeken en houdt in de gaten of de bewoner dan wel de politie in de buurt is. Op een gegeven moment wil [medeverdachte 1] kennelijk niet meer terug de woning in en stuurt hij: “Stuur baks broer”. Wel blijft zijn telefoon aanstralen in de omgeving van de woning. Daarna beweegt ook de telefoon van [medeverdachte 2] richting de Snijdelwijklaan en krijgt hij via WhatsApp van [verdachte] instructies waar te zoeken. Op een gegeven moment stuurt [verdachte] naar [medeverdachte 2] dat de ‘lehnes’ (politie) rondjes rijdt: de politie heeft die avond ook extra in de buurt gesurveilleerd nadat [medeverdachte 1] daar was gezien. Uit het feit dat [medeverdachte 2] om 22:29 uur stuurt “Yo, alles cool” kan worden opgemaakt dat het geld waarnaar ze op zoek waren is gevonden.
Op basis van deze vaststellingen is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat [verdachte] samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betrokken is geweest bij de woninginbraak aan de [adres 6] in Boskoop.
Vervolgens is de vraag of [verdachte] als medepleger kan worden aangemerkt. Uit de aangetroffen WhatsApp-berichten blijkt dat [verdachte] niet enkel op de uitkijk heeft gestaan, maar ook een coördinerende rol heeft gehad: hij stuurde [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan en gaf ze instructies waar ze moesten zoeken. Ook nam de verdachte veelvuldig telefonisch contact op met [medeverdachte 1] . Op basis van die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de samenwerking tussen de verdachten onderling intensief is geweest, waarbij voor [verdachte] een belangrijke rol als coördinator was weggelegd. De bijdrage van de verdachte aan het delict is daarom van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. De rechtbank komt daarom tot een bewezenverklaring van het onder 1.3 ten laste gelegde feit.
Over de hoogte van het weggenomen geldbedrag, overweegt de rechtbank nog het volgende. In de aangifte staat dat € 22.000,- is weggenomen, zoals ook ten laste is gelegd. De aangever heeft echter in zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij een bedrag van € 20.000,- gevorderd, zodat de vraag rijst welk bedrag nu daadwerkelijk is weggenomen. Uit het procesdossier blijkt niet van enige onderbouwing dat een geldbedrag van die hoogte in de woning heeft gelegen. Nu over de hoogte van het geldbedrag twijfels bestaan, is de rechtbank van oordeel dat de hoogte van het weggenomen geldbedrag niet kan worden bewezen. Wel is op basis van de hierboven vermelde bewijsmiddelen voldoende vast komen te staan dat “een geldbedrag” uit de woning is weggenomen, zodat dat onderdeel van de tenlastelegging wel bewezen kan worden.
4.3.6
Dealen van cocaïne en heroïne (feit 2.1)
De bewijsmiddelen
Op 3 juni 2021 werd door de politie Rotterdam een doorzoeking gedaan op het adres [adres 7] in Rotterdam, alwaar het bedrijf [bedrijf] was gevestigd. Dat bedrijf stond op naam van [medeverdachte 3] , de vriendin van [verdachte] . [verdachte] heeft echter tegenover de politie verklaard dat hij het pand gekocht had en er een Thuisbezorgd-restaurant van wilde maken. [40] Bij de doorzoeking is [medeverdachte 1] aangehouden en zijn versnijdingsmiddelen en elf telefoons in het pand aangetroffen. [41]
Een van de inbeslaggenomen telefoons betrof een iPhone 8. In die telefoon werd onder meer het volgende gevonden:
- Een memobericht met als titel: “Beste snuifcoke in de regio Rotterdam en Zoetermeer. 0,5 gr = 25 euro. Alleen Rotterdam en Zoetermeer". [42]
- Een audiogesprek waarin wordt gezegd:
“Jo maat alles goed, je spreekt hiero met [alias 1] uit Waddinxveen. Ik ben weer terug met [alias 3] . Als je wat nodig hebt kun je mij altijd bellen op mijn nummer want ik ben altijd bereikbaar”. Dit audiogesprek is met meerdere contacten gedeeld op 15 januari 2021. [43]
- Een audiogesprek, waarin wordt gezegd:
"Jo [naam 3] , maatje hoe is het. Ja, maakt niet uit joh, het is niet uh, je bent niet verplicht om te halen maat je weet toch. Het gaat erom van om dat ik jou een berichtje kan sturen om te zeggen van dat ik terug ben, snap je wat ik bedoel. En ik ben zelf ook heel blij dat ik terug ben of niet [alias 1] .” “Tuurlijk” “Hoor je dat, we zijn weer terug en uh we hebben weer goeie dingen, leuke dingen weetje. Af en toe een mooie aanbiedingen. Vooral in de coronatijd hebben ze een beetje medicijnen nodig he voor al die vaccinaties. En uh weet je wat je kan doen voor ons [naam 3] . Je kan ons nummertje effe door pasen naar andere mensen weetje. Jij hebt wel een hele grote vriendenkring natuurlijk, dus dat komt goed uit. En dan krijg jij gewoon een aanbieding van ons. Voor wat hoort wat, wie niet kan delen kan niet vermenigvuldigen”.
De twee te horen stemmen zijn door meerdere verbalisanten belast met dit onderzoek herkend als de stemmen van [verdachte] en [medeverdachte 1] . [44]
In een telefoon die in een ander onderzoek onder [medeverdachte 1] in beslag werd genomen, werd een WhatsApp-gesprek aangetroffen tussen hem en het telefoonnummer van [verdachte] (eindigend op [telefoonnummer 1] ). Uit dat gesprek bleek het volgende:
  • 3 februari 2021 zegt [verdachte] dat hij een Nokia heeft en dat hij alle klanten aan de snuif zet (
  • 12 februari 2021 wordt [medeverdachte 1] door [verdachte] naar de Sniepweg Waddinxveen gestuurd nabij het zwembad. [verdachte] zegt grote klant die van [naam 4] was. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] een halve gratis moet geven en dat deze persoon voor 100 euro koopt. [medeverdachte 1] zegt dat ze telefoon tript. [verdachte] zegt tegen [medeverdachte 1] dat hij [naam 5] moet bellen en dat [medeverdachte 1] hem een paar pakjes moet geven. [medeverdachte 1] zegt morgen langs juwelier te gaan en dat ze zo geld hebben. Hij gaat kijken hoeveel als ze de 70 niet redden. [verdachte] vraagt hoeveel geld ze hebben en dat [medeverdachte 1] moet tellen. [medeverdachte 1] zegt dat hij het goud morgen weg gaat brengen zodat ze 300 extra hebben.
  • 25 februari 2021: [medeverdachte 1] zegt tegen [verdachte] dat ze nieuwe wittie (
  • 1 maart 2021: [verdachte] vraagt aan [medeverdachte 1] wat Wassim zijn nummer is. [verdachte] zegt dat hij hun sanni heeft (
  • 5 maart 2021: [medeverdachte 1] stuurt afbeelding van ponypack met opschrift Pablopack. [medeverdachte 1] zegt tegen [verdachte] , deze ga ik voor ons halen of niet [verdachte] .
Verder werd in het bedrijfspand aan de [adres 7] ook een iPhone 7 aangetroffen, welke gekoppeld was aan de Apple ID [e-mailadres 2] . De gsm was vanaf maart 2021 tot en met de datum van inbeslagname in gebruik. In de gsm stonden diverse privé chats van [medeverdachte 1] met zijn moeder en met diverse vriendinnetjes, alsook chats waarin [medeverdachte 1] zijn naam noemt (“ [medeverdachte 1] ” of “ [medeverdachte 1] uit Waddinxveen”). Uit het onderzoek naar de telefoon bleek dat in een groot aantal chats diverse dealmomenten naar voren komen. [46] Onder andere wordt gechat over pure coke, brokken, poeder, zelfs voor rook goed; [47] packies; [48] rookte die shit; [49] brokje, zelf gemaakt; [50] brokken, poeder, poeier; [51] kleine, wittie, kleintje, grote; [52] kleine, neus en rook, halfje; [53] 394: kleintje, wittie; [54] sanni. [55] Het is een feit van algemene bekendheid dat “sannie/sanny” en “wit” als benamingen worden gebruikt voor cocaïne.
In het onderzoek werd op 1 juli 2021 een Seat Leon met kenteken [kenteken 1] doorzocht. Daarin werden de volgende relevante goederen aangetroffen:
- Op de achterbank lag een zwarte schoudertas met daarin onder andere het paspoort en rijbewijs van [verdachte] , twee Nokia gsm’s en een A4tje vol met namen en mobiele nummers. [56] Op een van de Nokia’s bleek een contactenlijst te staan, die veel overeenkomsten vertoonde met de klantenlijsten die in het onderzoek ook in andere gsm’s zijn aangetroffen. [57]
- Onder de middenconsole werd een zakje gevonden met diverse witte pakketjes met de tekst “ [naam 7] ”. [58] In de pakketjes bleek wit poeder te zitten, dat positief testte op cocaïne. [59]
- In de kofferbak van de auto met kenteken [kenteken 1] werden ammonia, koffiefilters, druivensuiker (dextrose), boterhamzakjes en vershoudfolie aangetroffen. Deze attributen kunnen worden gebruikt voor het produceren van basecoke (coke in brokvorm). De politie trof eveneens veel foto’s van brokken basecoke aan op de in dit onderzoek inbeslaggenomen mobiele telefoons. [60]
[verdachte] werd op 30 juni 2021 in de woning aan de [adres 1] in Benthuizen aangehouden, waarna de woning tevens werd doorzocht. [61] In een leegstaand kinderbed werd een tasje met daarin nieuwe en gevouwen sealtjes/ponypacks en een doosje met kleine gripzakjes aangetroffen. [62] Bij zijn aanhouding pakte [verdachte] een blauwe Nokia mee. In die gsm stond een concept sms-bericht met als tekst “5 x 30 bruin, 2 x 50 wit, plus 100 x 25 bruin”. [63] Het is een feit van algemene bekendheid dat “bruin” een andere benaming is voor heroïne.
Op 30 juni 2021 werd in de woning van [medeverdachte 1] in totaal 152,8 gram heroïne, 51,2 gram cocaïne, en ruim 6 kilogram versnijdingsmiddelen (waaronder phenacetine en inositol) aangetroffen. [64] [medeverdachte 1] heeft bij de politie bekend dat deze drugs van hem waren. [65] Ook werd een factuur van de Wapwinkel van 10 mei 2021 aangetroffen, waaruit bleek dat [medeverdachte 1] twee keer 10 doosjes met daarin per stuk 100 sealtjes had besteld. Dezelfde sealtjes zijn teruggevonden in de woning van [medeverdachte 1] : lege en nieuwe sealtjes in een schoenendoos, en met cocaïne gevulde sealtjes in een bloempot in de schuur. [66]
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bovengenoemde bewijsmiddelen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] zich van 15 januari 2021 tot en met hun aanhouding op 30 juni 2021 tezamen en in vereniging bezig hielden met zowel de bewerking van als de handel in cocaïne en heroïne. Het onder 2.2 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
4.3.7
Wapens en munitie (feit 2.3)
Op 18 maart 2020 werd de woning aan de [adres 1] in Benthuizen doorzocht. In de ouderslaapkamer, aan het voeteneinde van het bed, stond een opbergkist. In deze kist werd een voorwerp gelijkend op een vuurwapen gevonden. [67] Na onderzoek bleek het een balletjespistool te zijn. Het wapen was niet voorzien van de letters CE, welke letters wijzen op speelgoed. Qua vorm, grootte en gewicht leek het voorwerp zodanig op een vuurwapen, geschikt voor bedreiging of afdreiging. [68]
Op 19 maart 2020 werd vervolgens een witte Renault Kangoo doorzocht, voorzien van kenteken [kenteken 2] . Dit voertuig stond (destijds) op naam van de verdachte. In de Renault Kangoo werden twee papieren tasjes aangetroffen met daarin munitie en twee vuurwapens. [69] De wapens en munitie zijn onderzocht en het bleek te gaan om:
- een vuurwapen, namelijk een alarmpistool van het merk Bbm Bruni 1305 met daarbij een doosje met daarin twee houders met in totaal 50 knalpatronen; [70]
- een vuurwapen, namelijk een alarmpistool van het merk Kimar Lady Pistol, met daarbij een doosje met opschrift: GSG-9 bullit, cal. 9 mm P.A. K . met daarin een houder met in totaal 50 knalpatronen; [71]
- een doosje met 40 stuks knalpatronen. [72]
Op 30 juni 2021 werd wederom de woning aan de [adres 1] te Benthuizen doorzocht. Bij die doorzoeking werd munitie in beslag genomen. [73] De munitie, die werd aangetroffen in de schuur, werd onderzocht: het bleek te gaan om 28 knalpatronen van het kaliber 9mm PAK. [74]
Zoals hierboven onder 4.3.2 al uiteengezet, verbleef de verdachte met zijn vriendin en kinderen op de [adres 1] . Gezien de vindplaatsen van de wapens en munitie – in verdachtes slaapkamer, auto en (een jaar later) in de schuur behorende bij de woning –, en het feit dat de munitie die in 2021 in de schuur is gevonden van hetzelfde kaliber is als de in 2020 in zijn auto aangetroffen munitie, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte deze wapens en munitie aanwezig heeft gehad en dat hij ook daarover heeft kunnen beschikken. De rechtbank komt dus tot een bewezenverklaring van het onder 2.3 ten laste gelegde feit.
4.3.8
Witwassen (feiten 1.4 en 2.2)
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van art. 420bis, eerste lid, onder a en b Sr opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp.
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden (vlg. het overzichtsarrest van de Hoge Raad van 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352).
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Tijdens een doorzoeking op 18 maart 2020 zijn in de woning van de verdachte in een stenen kookpot vijf mobiele telefoons en 189 geldbiljetten van € 50,- (totaal € 9.450,-) aangetroffen. Vervolgens is op 30 juni 2021 in de woning van de verdachte een geldbedrag van € 12.550,- euro aangetroffen in een sok achterin een vriezer op de zolder. Tijdens beide doorzoekingen zijn meerdere goederen in beslag genomen die verband kunnen houden met drugshandel. Gelet op de omvang van de contante geldbedragen en de omstandigheden waaronder deze zijn aangetroffen, is naar het oordeel van de rechtbank een vermoeden van witwassen gerechtvaardigd.
De verdachte heeft op 17 november 2021 bij de politie verklaard dat het geldbedrag van € 9.450,- eigendom is van zijn vriendin en afkomstig is van een uitbetaling van de verzekering. De politie heeft de bankrekening onderzocht waarop de verzekeringsgelden waren gestort en heeft geconstateerd dat sinds overmaking van dat bedrag € 1.120,- aan contante gelden van de rekening zijn opgenomen. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat het eerstgenoemde geldbedrag eerst is overgemaakt naar de rekening van zijn dochter, waarna het geld vanuit dat rekeningnummer is gepind. Uit het onderzoek van de politie blijkt ook dat een bedrag van € 17.500,- is overgeboekt naar de spaarrekening van de dochter van de verdachte.
In datzelfde politieverhoor heeft de verdachte verklaard dat het geldbedrag van € 12.550,- uitgeleend was aan zijn vriendin door (onder andere) zijn zus, [zus] . Het geld zou zijn bedoeld voor de renovatie van haar zaak. De leningsovereenkomsten zijn door de verdachte en zijn vriendin als bewijsstukken in het strafproces en een klaagschriftprocedure ingebracht. Daarbij valt op dat de leningsovereenkomsten in de klaagschriftprocedure niet en in de strafprocedure wel van een datum zijn voorzien.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte verklaringen over de herkomst van beide geldbedragen heeft gegeven, die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn en dat het openbaar ministerie nader onderzoek naar de door de verdachte gestelde alternatieve herkomst van het voorwerp had kunnen verrichten. Het had in elk geval op de weg van het openbaar ministerie gelegen onderzoek te doen naar de bankrekening van de dochter van de verdachte, waarop een groot deel van de verzekeringsgelden is gestort, zodat duidelijk kon worden wat met dat bedrag is gebeurd. Hetzelfde geldt voor de leningsovereenkomsten. Zeker nu de overeenkomsten onderlinge verschillen vertonen, had het politieonderzoek duidelijk kunnen maken of de leningsovereenkomsten authentiek zijn. Bovendien hadden de daarin genoemde personen kunnen worden gehoord als getuige en had onderzoek kunnen worden gedaan naar de gestelde renovatie.
Nu een nader onderzoek naar de door de verdachte gestelde alternatieve herkomst van het voorwerp door het openbaar ministerie achterwege is gebleven, kan niet buiten redelijke twijfel kunnen worden vastgesteld dat het niet anders kan zijn dan dat de aangetroffen geldbedragen een criminele herkomst hebben.
Dit betekent dat niet is bewezen dat de verdachte de onder 1.4 en 2.2 ten laste gelegde geldbedragen heeft witgewassen, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.1
hij op 2 januari 2021 te Boskoop tezamen en in vereniging met anderen, meerdere sieraden (met een totale waarde van € 21.483,94,-), die aan [slachtoffer 1] den Haag toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en verbreking;
1.2
hij in de periode van 3 januari 2021 tot en met 15 februari 2021, te Benthuizen en/of Den Bosch, opzettelijk inlichtingen heeft verschaft tot het plegen van geweld tegen goederen, door
- berichten te versturen waarin wordt gesproken over (onder andere) diverse ramkraken die in het land hebben plaatsgevonden (op welke wijze en wat de buit hierbij was) en over het aanschaffen van een elektrische handkar/heftruck voor het openbreken van een rolluik en over meerdere juweliers en dat [slachtoffer 2] in Den Bosch de beste optie / buit zou betekenen en over het aanschaffen van hulpmiddelen zoals snijwerende handschoenen en een hoofdkap en over de aanschaf van een krik en
- diverse afbeeldingen te delen omtrent de desbetreffende juwelier (zowel van het filiaal als het personeel en de sieraden) en heftrucks en een handstapelaar en een omgebouwde bestelauto;
1.3
hij op 16 januari 2021 te Boskoop, tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag dat aan [slachtoffer 3] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
2.1
hij op meerdere tijdstippen gelegen in de periode van 15 januari 2021 tot en met 30 juni 2021 te Waddinxveen en/of Benthuizen en/of Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.3
hij omstreeks 18 maart 2020 te Benthuizen,
- een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een (balletjes)pistool (merk/model: onbekend) voorhanden heeft gehad, en
- meerdere wapens van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten alarmpistolen, en bijbehorende munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 140 knalpatronen, voorhanden heeft gehad,
en
hij op 30 juni 2021 te Benthuizen, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 28 knalpatronen, voorhanden heeft gehad.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

5.1
De kwalificatie van het onder 1.2 bewezen verklaarde
Uit de tekst van de tenlastelegging van feit 1.2 volgt dat de opsteller daarvan kennelijk heeft bedoeld de verdachte te vervolgen voor het voorbereiden van een diefstal met braak in een bedrijfspand. Ten laste gelegd is echter het opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van geweld tegen personen of goederen, strafbaar gesteld in artikel 141a Sr. De rechtbank ziet zich daarom gesteld voor de vraag hoe artikel 141a Sr dient te worden geïnterpreteerd en of het onder 1.2 bewezen verklaarde feit als zodanig kan worden gekwalificeerd.
De rechtbank stelt voorop dat de strafbaarstelling van artikel 141a Sr moet worden bezien in de wetssystematische context van het Wetboek van Strafrecht. Het wetboek kent verschillende vormen van strafbare voorbereiding, te weten een algemene strafbaarstelling onder artikel 46 Sr en enkele strafbaarstellingen in bijzondere gevallen. De strafbare voorbereiding van artikel 46 Sr ziet enkel op ernstige strafbare feiten, waarop een maximale gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld. Deze 8-jaars-grens vormt dus een ondergrens voor de feiten waarvan de voorbereiding strafbaar is. De ratio achter de beperkte strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen is dat het Nederlandse strafrecht uitgaat van dadenstrafrecht en niet zozeer van intentiestrafrecht. Pas nadat een begin is gemaakt met de uitvoering van een delict waarop minder dan acht jaren gevangenisstraf is gesteld, is dergelijk handelen als een poging strafbaar op grond van artikel 45 Sr.
Een diefstal in vereniging met braak in een bedrijfspand is bedreigd met een maximale gevangenisstraf van zes jaren (artikel 311, eerste lid, onder 4 en 5 Sr). De voorbereiding van dat misdrijf is dus – gelet op artikel 46 Sr – niet strafbaar gesteld.
Tegen deze achtergrond dient te worden beoordeeld of het op basis van de grammaticale, teleologische of wetshistorische interpretatie van artikel 141a Sr gerechtvaardigd is de voorbereiding van een zodanig feit alsnog als een strafbare voorbereiding te kwalificeren op grond van de delictsomschrijving ‘inlichtingen verschaffen tot het plegen van geweld tegen goederen’, zoals bedoeld in artikel 141a Sr.
Artikel 141a Sr is door de wetgever aangenomen bij de ‘Wet Wijziging van de Gemeentewet, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht ter regeling van de bevoegdheid van de burgemeester en de bevoegdheid van de officier van justitie tot het treffen van maatregelen ter bestrijding van voetbalvandalisme, ernstige overlast of ernstig belastend gedrag jegens personen of goederen (maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast)’. Met de introductie van verschillende maatregelen werd het volgende beoogd (Kamerstukken I 2009/2010-31467, nr. C):
Omdat voetbalvandalisme een vorm is van ernstige, groepsgebonden overlast, zijn er in het wetsvoorstel geen bepalingen opgenomen die specifiek zien op voetbalvandalisme. De maatregelen ter bestrijding van ernstige overlast kunnen ook worden ingezet ter bestrijding van voetbalvandalisme of ernstige verstoring van andere evenementen.
Bij amendement werd voorgesteld om aan artikel 46 Sr de voorbereiding van artikel 141 Sr toe te voegen, waarmee werd beoogd
“tevens strafbaar te stellen voorbereiding van openlijke geweldpleging (in georganiseerd verband), en daarmee opsporing van dergelijke misdrijven, die een groot gevolg kunnen hebben voor de algemene veiligheid van personen en goederen, in een vroeg stadium mogelijk te maken.”(Kamerstukken II 2008/2009-31467, nr. 13). Uiteindelijk is ervoor gekozen een nieuwe strafbaarstelling in het wetboek op te nemen onder artikel 141a Sr.
Wanneer de letter van artikel 141a Sr wordt gevolgd, heeft het een groot toepassingsbereik. De Raad van State heeft daarvoor in haar advies al gewaarschuwd (Kamerstukken I 2009/2010-31467, nr. G):
De afdeling merkt voorts op dat een regeling die een specifieke uitzondering maakt op een wettelijk systeem zo beperkt mogelijk moet worden omschreven en zoveel mogelijk moet worden toegespitst op het probleem waarop zij een antwoord wil geven. Als een uitzondering op het systeem ruimer wordt omschreven dan noodzakelijk is, bestaat volgens de afdeling het gevaar dat de uitzondering in de praktijk ruimer wordt toegepast dan bedoeld was.
Uit de toelichting van de minister op het wetsvoorstel blijkt echter dat met het creëren van artikel 141a Sr hetzelfde is beoogd als met het eerder genoemde amendement, namelijk het strafbaar stellen van voorbereidingshandelingen van artikel 141 Sr, en dus niet is bedoeld het toepassingsbereik daarvan te verruimen. De minister ziet dat laatste namelijk als gronddelict van het nieuwe artikel 141a Sr (Kamerstukken I 2009/2010-31467, nr. G):
Met de afdeling ben ik van mening dat het voor de uitleg van het amendement van belang is de beweegredenen ervan in ogenschouw te nemen. Eerder wees ik er al op dat het de indieners erom ging – zoals ook in de voorlichting wordt aangehaald – bepaalde gedragingen voorafgaand aan openlijke geweldpleging strafbaar te stellen. Dat bij de uitwerking daarvan bepaalde elementen uit de delictsomschrijving van het misdrijf van artikel 141 Sr –«het gronddelict»– niet terug te vinden zijn, is een verschijnsel dat men ook wel bij andere strafbaarstellingen van specifieke voorbereidingshandelingen ziet. (..) Er zijn derhalve in het Wetboek van Strafrecht ook nu al zelfstandige strafbaarstellingen van voorbereidingshandelingen waarin niet alle elementen van «het gronddelict» worden benoemd of naar dat delict wordt verwezen.
Uit het bovenstaande leidt de rechtbank af dat de bedoeling van de wetgever met de strafbaarstelling onder 141a Sr is geweest het strafbaar stellen van voorbereidingshandelingen die zien op het plegen van openlijk geweld door (grote) groepen, al dan niet in relatie tot evenementen, welk geweld in potentie ernstige overlast kan veroorzaken en een groot gevolg kan hebben voor de algemene veiligheid van goederen en personen. Het toepassingsbereik van artikel 141a Sr is dus beperkt tot de voorbereiding van openlijk geweld in de zin van artikel 141 Sr en heeft geen betrekking op de voorbereiding van andersoortige delicten. Het is immers ook gevoegd in Boek II, Titel V en niet in de algemene Titel V van Boek I.
De rechtbank ziet geen goede argumenten om – in weerwil van de bedoeling van de wetgever – ook de voorbereidingshandelingen voor het plegen van een bedrijfsinbraak strafbaar te stellen. Daarbij neemt zij in aanmerking dat de rol van het geweld bij deze delicten niet hetzelfde is. Hoewel een inbraak naar zijn aard gepaard gaat met een vorm van geweld tegen goederen, is dit geweld slechts erop gericht om zich de toegang te verschaffen tot de plaats van het misdrijf of om de weg te nemen goederen onder het bereik van de dader te brengen. Dit gronddelict kenmerkt zich door het wegnemen van een goed dat aan een ander toebehoort; het gebruikte geweld is daaraan dienstbaar, maar geen op zichzelf staand doel. In artikel 141 Sr gaat het meer om geweld dat in de openbaarheid wordt uitgeoefend door een groep van twee of meer personen, waardoor de openbare orde wordt aangerand. Het geweld vormt in dat geval de kern van het strafbare feit. Het verschil tussen beide delicten blijkt ook uit het belang dat ze beogen te beschermen. Het beschermde belang van de artikelen 310 en 311 Sr is de vermogensrechtelijke positie van de eigenaar of de bezitter van een goed. Dat is een heel ander belang dan de algemene veiligheid van goederen en personen, dat artikel 141 Sr beoogt te beschermen.
De rechtbank komt op grond van dit alles tot de conclusie dat een redelijke wetsuitleg met zich meebrengt dat het onder 1.2 ten laste gelegde – het voorbereiden van een inbraak in een bedrijfspand – niet kan worden gekwalificeerd als het opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van geweld tegen personen of goederen als bedoeld in artikel 141a Sr. Nu het bewezen verklaarde niet kan worden gekwalificeerd onder een in de wet genoemde delictsomschrijving, zal de rechtbank de verdachte ter zake van dit feit ontslaan van alle rechtsvervolging.
5.2
De overige bewezen verklaarde feiten
De overige bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 33 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, omdat uit het ten laste gelegde blijkt dat het langere tijd niet goed is gegaan met de verdachte. De raadsman heeft verzocht het onvoorwaardelijke gedeelte van de straf te beperken tot de tijd die reeds in voorarrest is doorgebracht.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van een inbraak op een juwelier, een woninginbraak, drugshandel in een periode van een half jaar en wapenbezit gedurende een lange periode, gelet op de verschillende momenten van doorzoekingen. Daarbij heeft de verdachte zich een coördinerende rol aangemeten en spant hij anderen voor zijn karretje om de meer risicovolle taken te vervullen. Ook blijkt uit het dossier dat de verdachte de mensen die dichtbij hem staan gebruikt om zijn criminele activiteiten te verhullen. De verdachte heeft kennelijk gekozen voor een criminele levensstijl en uit zijn WhatsApp-berichten blijkt dat hij er enig genoegen in schept als deze criminele activiteiten in het nieuws komen.
Met zijn handelen heeft de verdachte blijk gegeven alleen oog te hebben gehad voor zijn eigen gewin. De inbraak in de juwelierszaak, waarbij met brute kracht het rolluik is geforceerd en vitrines zijn ingeslagen, heeft veel materiële schade aangericht. Ook heeft de verdachte met de woninginbraak, waarbij urenlang de hele woning binnenstebuiten is gekeerd, een forse inbreuk gemaakt op de privacy en het veiligheidsgevoel van de bewoners. Voor wat betreft de handel in harddrugs laat de grote hoeveelheid handelswaar die bij verdachte [medeverdachte 1] is aangetroffen, zien dat het ook hier gaat om lucratieve feiten, waar slechts door ingrijpen van de politie een einde aan is gekomen.
De justitiële documentatie van de verdachte laat zien dat hij eerder is veroordeeld voor drugsfeiten, maar deze veroordeling is nog niet onherroepelijk. De rechtbank houdt daarom met die veroordeling geen rekening in strafvermeerderende zin.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. In strafvermeerderende zin houdt zij rekening met de planmatigheid waarmee de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft begaan en de leidende rol die hij op zich nam. De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat de straf die de officier van justitie heeft geëist, passend en geboden is, ondanks het feit dat de verdachte wordt vrijgesproken van de twee witwasfeiten en ontslagen van rechtsvervolging ten aanzien van feit 1.2. Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.De vordering van de benadeelde partij

8.1
De vordering
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van € 24.568,23, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 26.250,- aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade, verminderd met een bedrag van € 2.682,23 dat reeds is vergoed.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 20.000,-. Voor het overige is de vordering onvoldoende onderbouwd.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij ten aanzien van de schadepost van sieraden niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de sieraden niet in de tenlastelegging zijn opgenomen. Ten aanzien van het vernielde bed en het alarmsysteem is verzocht de vordering af te wijzen.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het gevorderde geldbedrag van € 20.000,- gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
In de vordering van de benadeelde partij worden de volgende schadeposten opgevoerd: een weggenomen geldbedrag van € 20.000,-, sieraden, een vernield bed en een systeem (de rechtbank begrijpt: een beveiligingssysteem). De vordering is niet onderbouwd met bewijsstukken en de benadeelde partij heeft de vordering niet nader toegelicht ter terechtzitting.
De rechtbank overweegt dat uit de aangifte noch andere stukken in het dossier is gebleken dat er sieraden zijn weggenomen en een bed is vernield. De rechtbank heeft evenmin kunnen vaststellen of nu een contant geldbedrag van € 22.000,-, zoals in de aangifte opgevoerd, of een bedrag van € 20.000,-, zoals gevorderd, is weggenomen. Bij een schadebedrag van deze omvang mag van de benadeelde partij worden verlangd dat hij zijn vordering staaft met bewijsstukken, waaruit blijkt dat hij daadwerkelijk door toedoen van de verdachte schade heeft geleden ter hoogte van dat bedrag (te denken valt aan een afschrift van zijn belastingaangifte).
De vordering is dus door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan daarom de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering van de benadeelde partij zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.

9.De inbeslaggenomen voorwerpen

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) onder 1 en 5 genoemde geldbedragen zullen worden verbeurdverklaard, dat het onder 2 genoemde voorwerp, te weten een Seat Leon met kenteken [kenteken 1] zal worden onttrokken aan het verkeer en dat de onder 8 en 14 genoemde voorwerpen, te weten een scooter en een tas met mondkapjes zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de teruggave van de scooter te gelasten aan de verdachte, en de geldbedragen en de Seat Leon te bewaren ten behoeve van de rechthebbende.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De onder 2, 7, 9, 10, 11, 12 en 13 genoemde voorwerpen
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 2 genoemde Seat Leon met kenteken [kenteken 1] onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met behulp van dit voorwerp het onder 2.1 bewezenverklaarde feit is begaan of voorbereid en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. In dat voertuig is immers een verborgen ruimte aangetroffen onder de versnellingspook.
Ook zal de rechtbank het onder 7 genoemde voorwerp (3,6 gram cocaïne) onttrekken aan het verkeer op de voet van artikel 13a van de Opiumwet, nu het een in lijst I bij de Opiumwet bedoeld middel betreft.
De onder 9 tot en met 13 genoemde voorwerpen zijn ook vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, omdat deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten, zijn aangetroffen, terwijl de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan. De rechtbank is van oordeel dat deze goederen (schroevendraaiers, breekijzers en een moker) als inbrekerswerktuigen kunnen worden ingezet. Op grond daarvan kan gezegd worden dat die goederen gezamenlijk van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. De rechtbank zal ook deze goederen onttrekken aan het verkeer.
De onder 8 en 14 genoemde voorwerpen
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 8 en 14 genoemde voorwerpen.
Het onder 1 genoemde voorwerp
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan [medeverdachte 3] gelasten van de op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten het geldbedrag van € 9.450,-.
Het onder 2 genoemde voorwerp
Op het onder 2 genoemde voorwerp, te weten een geldbedrag van € 12.550,-, rust conservatoir beslag. De rechtbank is daardoor niet bevoegd over dat voorwerp een beslissing te nemen.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36 b, 36c, 36d, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10 en 13a van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I;
- 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11. De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 4 en bij dagvaarding II onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1, 2 en 3 en bij dagvaarding II onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 4.4 bewezen is verklaard;
verklaart het bij dagvaarding I onder 2 ten laste gelegde feit niet strafbaar en ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging te dier zake;
verklaart dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I, feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van dagvaarding II, feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van dagvaarding II, feit 3:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen, meermalen gepleegd;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
verklaart de hierboven gekwalificeerde bewezen verklaarde feiten en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstrafvoor de duur van
33 (drieëndertig) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 2, 7, 9, 10, 11, 12 en 13 genoemde voorwerpen, te weten:
  • een personenauto met kenteken [kenteken 1] ;
  • 3,6 gram cocaïne;
  • een schroevendraaier;
  • een schroevendraaier;
  • een moker;
  • een breekijzer;
  • een breekijzer;
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst onder 8 en 14 genoemde voorwerpen, te weten:
  • een scooter;
  • een tas met mondkapjes;
gelast de teruggave aan [medeverdachte 3] van het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten:
- een geldbedrag van 9.450 euro.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Snoeijer, voorzitter,
mr. B.A. Sturm, rechter,
mr. B.J. de Groot, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. C. van Grinsven, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 november 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en), te weten het proces-verbaal met nummer [nummer 2] van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn/Gouda, districtsrecherche. Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, zal ook worden verwezen naar het onderdeel (algemeen dossier, dan wel zaaksdossier) van het proces-verbaal waar die pagina te vinden is.
2.Het proces-verbaal van bevindingen wie is ‘ [alias 1] ’/‘ [alias 4] ’, opgemaakt op 6 april 2021, p. 167 algemeen dossier.
3.Het proces-verbaal van bevindingen gebruik nr [telefoonnummer 1] en het Whatsapp-account, opgemaakt op 17 december 2021, ongenummerd (blad 2-4).
4.Idem, blad 5.
5.Het proces-verbaal van bevindingen zoeking [adres 1] ; doosje gsm [nummer 1] , opgemaakt op 19 juli 2021, p. 537 algemeen dossier.
6.Het proces-verbaal van bevindingen mededaders inbraak [slachtoffer 1] den Haag, opgemaakt op 9 juni 2021, p. 111 algemeen dossier.
7.Idem, p. 110 algemeen dossier.
8.Het proces-verbaal van bevindingen aanvullend pv uitleg WhatsApp werking (ongenummerd).
9.Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 2 januari 2021, p. 17 algemeen dossier.
10.Het proces-verbaal van bevindingen overzicht weggenomen sieraden, opgemaakt op 21 januari 2021, p. 24-27 algemeen dossier.
11.Het proces-verbaal van bevindingen uitkijken camerabeelden, opgemaakt op 16 februari 2021, p. 87-92 algemeen dossier.
12.Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden getuige [getuige] , opgemaakt op 7 januari 2021, p. 93 algemeen dossier.
13.Het proces-verbaal van forensisch onderzoek bedrijf [adres 2] Boskoop, opgemaakt op 12 januari 2021, p. 34 algemeen dossier.
14.Het deskundigenverslag, opgemaakt door ing. R. E.J. van Wijk van het Nederlands Forensisch Instituut op 25 januari 2021, p. 74-75 algemeen dossier.
15.Het proces-verbaal van bevindingen analyse [medeverdachte 1] 2 januari 2021, opgemaakt op 27 maart 2021, p. 169-170 algemeen dossier.
16.Idem, p. 176 algemeen dossier.
17.Het proces-verbaal van bevindingen doorzoeking [adres 3] , opgemaakt op 30 juni 2021, p. 425 algemeen dossier.
18.Het proces-verbaal van bevindingen aanvullend pv bij pv tonen sieraden [slachtoffer 1] den Haag, opgemaakt op 25 augustus 2021, p. 534 algemeen dossier.
19.Het proces-verbaal van bevindingen tonen sieraden [slachtoffer 1] den Haag, opgemaakt op 23 augustus 2021, p. 532 algemeen dossier.
20.Het proces-verbaal van bevindingen mededaders inbraak [slachtoffer 1] den Haag, opgemaakt op 9 juni 2021, p. 108-109 algemeen dossier.
21.Idem, p. 109 algemeen dossier.
22.Het proces-verbaal van bevindingen buit van de inbraak [slachtoffer 1] den Haag, opgemaakt op 22 juni 2021, p. 497 algemeen dossier.
23.Het proces-verbaal van bevindingen doorzoeking [adres 3] , opgemaakt op 30 juni 2021, p. 425 algemeen dossier.
24.Het proces-verbaal van bevindingen aanvullend pv bij pv tonen sieraden [slachtoffer 1] den Haag, opgemaakt op 25 augustus 2021, p. 534 algemeen dossier.
25.Het proces-verbaal van bevindingen tonen sieraden [slachtoffer 1] den Haag, opgemaakt op 23 augustus 2021, p. 532 algemeen dossier.
26.Het proces-verbaal van bevidingen herkomst krik gebruikt bij inbraak juwelier, opgemaakt op 9 juni 2021, p. 205-206.
27.Het proces-verbaal van bevindingen herkomst krik gebruikt bij inbraak juwelier, opgemaakt op 9 juni 2021, p. 207.
28.De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 4 november 2022.
29.Het proces-verbaal van bevindingen voorbereiding inbraak juwelier Boskoop aankoop lamp, opgemaakt op 24 juni 2021, p. 219.
30.Het proces-verbaal van bevindingen voorbereidingshandelingen Juwelier [slachtoffer 2] , opgemaakt op 25 mei 2021, p. 221-222 algemeen dossier, met bijlage p. 261-273.
31.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , opgemaakt op 17 januari 2021, p. 305 algemeen dossier.
32.Het proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant] , opgemaakt op 21 juni 2021, p. 312 algemeen dossier.
33.Het proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant] , opgemaakt op 21 juni 2021, p. 312 algemeen dossier.
34.Het proces-verbaal van bevindingen analyse [medeverdachte 1] mbt [adres 6] Boskoop, opgemaakt op 15 april 2021, p. 314-315 algemeen dossier.
35.Het proces-verbaal van bevindingen aanvulling proces-verbaal bevindingen inbraak [adres 6] te Boskoop gsm [medeverdachte 2] , opgemaakt op 17 juni 2021, p. 318-319.
36.Het proces-verbaal van bevindingen mbt betrokkenheid van [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] bij de woninginbraak [adres 6] te Boskoop dd 16-1-2021, opgemaakt op 24 juni 2021, p. 325 algemeen dossier.
37.Idem, p. 316-317 algemeen dossier.
38.Het proces-verbaal van bevindingen mbt betrokkenheid van [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] bij de woninginbraak [adres 6] te Boskoop dd 16-1-2021, opgemaakt op 24 juni 2021, p. 323 algemeen dossier.
39.Idem, p. 324 algemeen dossier.
40.Een geschrift, te weten een (niet-ondertekend) proces-verbaal van bevindingen [bedrijf] , opgemaakt op 4 juni 2021, p. 499 en 500 algemeen dossier.
41.Het proces-verbaal van bevindingen dealertelefoon, opgemaakt op 12 juli 2021, p. 412 drugsdossier.
42.Idem, p. 415 drugsdossier.
43.Idem, p. 420 drugsdossier.
44.Idem, p. 413 en 420 drugsdossier.
45.Het proces-verbaal van bevindingen handel drugs, lachgas en shishatabak, opgemaakt op 20 juli 2021, p. 164 en p. 191-192 drugsdossier.
46.Het proces-verbaal van bevindingen dealmomenten gsm [nummer 3] ; [medeverdachte 1] , opgemaakt op 13 september 2021, p. 334 drugsdossier.
47.Idem, p. 366 drugsdossier.
48.Idem, p. 369 drugsdossier.
49.Idem, p. 381 drugsdossier.
50.Idem, p. 382 drugsdossier.
51.Idem, p. 383 drugsdossier.
52.Idem, p. 387 drugsdossier.
53.Idem, p. 393 drugsdossier.
54.Idem, p. 394 drugsdossier.
55.Idem, p. 395 drugsdossier.
56.Het proces-verbaal van bevindingen doorzoeking ibn auto’s, opgemaakt op 12 juli 2021, p. 518 drugsdossier.
57.Het proces-verbaal van bevindingen gsm [nummer 4] klantenbestand, opgemaakt op 14 september 2021, p. 484 drugsdossier.
58.Het proces-verbaal van bevindingen verborgen ruimtes, opgemaakt op 22 juli 2021, p. 550 drugsdossier.
59.Het proces-verbaal van bevindingen ponypacks in [kenteken 1] , opgemaakt op 21 juli 2021, p. 563 drugsdossier.
60.Het proces-verbaal van bevindingen [kenteken 1] basecoke, opgemaakt op 21 juli 2021, p. 548-549 drugsdossier.
61.Het proces-verbaal van bevindingen doorzoeking [adres 1] , opgemaakt op 5 juli 2021, p. 81 drugsdossier.
62.Het proces-verbaal van bevindingen aanwijzingen dealen in woning [verdachte] , opgemaakt op 8 juli 2021, p. 85 drugsdossier.
63.Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek [naam 8] , opgemaakt op 27 september 2021, p. 480-481 drugsdossier.
64.Het proces-verbaal van bevindingen straatwaarde aangetroffen drugs [adres 3] , opgemaakt op 9 september 2021, p. 144 drugsdossier.
65.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 1] , opgemaakt op 25 oktober 2021, p. 151 drugsdossier.
66.Het proces-verbaal van bevindingen documenten uit kamer van [medeverdachte 1] , opgemaakt op 5 juli 2021, p. 125-126 drugsdossier.
67.Het proces-verbaal van bevindingen vondst wapen, opgemaakt op 19 maart 2020, p. 21 zaaksdossier wapenbezit.
68.Het proces-verbaal van onderzoek aan het wapen, opgemaakt op 18 maart 2020, p. 58 zaaksdossier wapenbezit.
69.Het proces-verbaal van bevindingen doorzoeking Renault Kangoo, opgemaakt op 19 maart 2020, p. 27 zaaksdossier wapenbezit.
70.Het proces-verbaal van onderzoek wapen Bbm Bruni 1305, opgemaakt op 21 maart 2020, p. 62 zaaksdossier wapenbezit.
71.Het proces-verbaal van onderzoek wapen Kimar Lady Pistol, opgemaakt op 21 maart 2020, p. 71 zaaksdossier wapenbezit.
72.Het proces-verbaal van onderzoek munitie, opgemaakt op 21 maart 2020, p. 80 zaaksdossier wapenbezit.
73.Het proces-verbaal van binnentreden in de woning aan de [adres 1] , opgemaakt op 30 juni 2021, p. 86 zaaksdossier wapenbezit.
74.Het proces-verbaal van onderzoek munitie, opgemaakt op 1 september 2021, p. 93 zaaksdossier wapenbezit.