Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.MAKADO HANDELSBEDRIJF B.V.te Maasdijk , gemeente Westland ,
[gedaagde 2]te [woonplaats] , gemeente [plaats] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 13 juli 2021, met producties 1 tot en met 8;
- het tussenvonnis van 1 september 2021, waarbij Mastermedia in de gelegenheid is gesteld bij akte een toelichting te geven op de door haar voorgestane rechtsmacht van deze rechtbank en het toepasselijke recht;
- de akte van Mastermedia van 15 september 2021;
- het tussen Mastermedia en Makado c.s. gewezen en op 3 november 2021 uitgesproken verstekvonnis met zaak- en rolnummer C/09/615229 HA ZA 21-645;
- de verzetdagvaarding van 21 december 2021, met producties 1 en 2;
- het tussenvonnis van 30 maart 2022, waarbij een regiezitting is bevolen;
- het proces-verbaal van de regiezitting van 22 april 2022;
- het tussenvonnis van 20 juli 2022, waarin de mondelinge behandeling is bevolen;
- de brief van Mastermedia van 27 september 2022, met aanvullende productie.
2.De feiten
7.Miscellaneous
(…)
3.Het geschil
4.De beoordeling
bis-Verordening). Hierin is bepaald dat ‘zij die woonplaats hebben op het gebied van een lidstaat, ongeacht hun nationaliteit, worden opgeroepen voor het gerecht van die lidstaat’. Nu Makado c.s. hun woonplaatsen hebben in Nederland zijn zij terecht opgeroepen voor de Nederlandse rechter.
“non-exclusive jurisdiction”) volgt immers dat de keuze van partijen voor de Poolse rechter niet exclusief is en dat zij ruimte hebben gelaten voor de bevoegdheid van een andere rechter dan de Poolse rechter. De niet nader onderbouwde stelling van [gedaagde 2] dat uit het gebruik van het begrip
“non-exclusive”zou volgen dat partijen hebben beoogd om bij de woonplaats van Mastermedia aan sluiten, maakt dat niet anders. Het wordt er daarom voor gehouden dat partijen de keuze hebben behouden om de zaak aan te brengen bij de rechter die op grond van de geldende IPR-regels alternatief bevoegd is.
€ 29.998,- aan Mastermedia te betalen en licht dat als volgt toe. Tussen partijen is niet in geschil dat tussen hen een koopovereenkomst tot stand is gekomen op basis waarvan Mastermedia aan Makado zowel verse als langer houdbare producten zou leveren. Ook is niet in geschil dat Mastermedia daadwerkelijk producten aan Makado heeft geleverd.
€ 47.503,72 aan Makado heeft gefactureerd. Verder heeft zij onweersproken gesteld dat Makado reeds een bedrag van € 17.876,06 aan haar heeft betaald, zodat dit bedrag op de hoofdsom in mindering zal worden gebracht. Voor wat betreft de gevorderde incassokosten en de wettelijke handelsrente tot en met 7 mei 2021 geldt dat, gelet op hetgeen hiervoor onder 4.8 is overwogen ten aanzien van toepasselijk recht, Mastermedia ten onrechte heeft gerekend met de imputatieregeling voor geldschulden als bedoeld in artikel 6:44 BW en met de wettelijke handelsrente naar Nederlands recht. De rechtbank zal deze bedragen dan ook niet meenemen bij de berekening van de hoofdsom. Correctie van het een en ander leidt ertoe dat de rechtbank een bedrag van € 29.998,10 (€ 47.874,16 minus € 17.876,06) aan hoofdsom zal toewijzen.
“personal guarantee for supply of goods.”. In artikel 1 staat verder expliciet vermeld dat [gedaagde 2] zich persoonlijk borg stelt:
“The Guarantor irrevocably guarantees with all its personal property (…).”Tegen die achtergrond valt, zonder nadere onderbouwing, niet in te zien dat [gedaagde 2] niet persoonlijk voor de openstaande facturen kan worden aangesproken.