ECLI:NL:RBDHA:2022:1204
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor verblijf bij familie- of gezinslid wegens schijnrelatie en onvoldoende kennis van de Engelse taal
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Vietnamese eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel verblijf bij zijn geregistreerde partner, maar deze aanvraag werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het standpunt van verweerder dat er geen gemeenschappelijke huishouding was en dat er sprake was van een schijnrelatie. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd dat de eiser over voldoende kennis van de Engelse taal beschikte om in het Engels te worden gehoord. De rechtbank stelde vast dat de eiser had aangegeven de Engelse taal niet goed te beheersen en dat er gebruik was gemaakt van Google Translate tijdens het gehoor. Dit leidde tot de conclusie dat de tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiser en zijn referente niet op de juiste wijze waren beoordeeld. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de afgelegde verklaringen en getuigenverklaringen in onderlinge samenhang moeten worden beoordeeld. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser.