Overwegingen
1. Eiser is geboren op [1987] en heeft de Georgische nationaliteit. Eiser verblijft momenteel in Nederland en wenst een verblijfsvergunning te krijgen als echtgenoot van referent.
2. Bij besluit van 15 februari 2019 heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een asielvergunning afgewezen en is aan hem een terugkeerbesluit uitgevaardigd. Dit besluit staat in rechte vast.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen, omdat hij niet in het bezit is van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv).
4. Eiser komt niet in aanmerking voor vrijstelling van het mvv-vereiste, omdat zijn uitzetting niet in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Verweerder neemt aan dat eiser familieleven heeft met zijn echtgenoot, maar stelt zich op het standpunt dat het belang van eiser in dat kader niet opweegt tegen het belang van de Nederlandse overheid dat vreemdelingen alleen een verblijfsvergunning krijgen als zij aan de voorwaarden daarvan voldoen. Er is geen sprake van een objectieve belemmering om het familieleven in het land van herkomst voort te zetten.
5. Het is volgens verweerder namelijk niet gebleken dat door de medische situatie van referent sprake is van een objectieve belemmering om het familieleven in het land van herkomst voort te zetten. Uit de overgelegde verklaring van de huisarts van 7 oktober 2021 blijkt niet wat de ernst van de medische klachten van referent is, of dat hij voor zijn medische klachten uitsluitend is aangewezen op de zorg Nederland. Daarnaast is de algemene situatie in Georgië onvoldoende om aan te nemen dat er sprake is van een objectieve belemmering het familieleven daar uit te oefenen. Verweerder verwijst naar de asielprocedure van eiser die onherroepelijk is geworden en waar al is geconcludeerd dat eiser geen asielvergunning krijgt, omdat hij niet heeft onderbouwd dat hij voor zijn problemen geen bescherming kan inroepen bij de autoriteiten in Georgië. In die procedure heeft eiser onvoldoende onderbouwd dat hij en referent te maken krijgen met discriminatie vanwege hun geaardheid en dat er geen beschermingsmogelijkheden in Georgië zijn voor homoseksuelen. Uit de algemene landeninformatie blijkt dat homoseksualiteit niet algemeen geaccepteerd wordt, dit tot incidenten heeft geleid en dat daar rekening mee gehouden dient te worden. Hieruit volgt echter niet dat eiser en referent geen bescherming zouden kunnen krijgen van de autoriteiten.
6. Verder is volgens verweerder de hardheidsclausule niet op de situatie van eiser van toepassing, omdat niet is gebleken van een combinatie van bijzondere persoonlijke feiten en omstandigheden op grond waarvan niet van eiser kan worden verlangd om tijdelijk terug te keren naar Georgië om daar een mvv aan te vragen.
7. Omdat eiser niet heeft voldaan aan een eerder opgelegde terugkeerverplichting, heeft verweerder tevens een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
8. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State (de Afdeling) volgt dat het mvv-vereiste op zichzelf niet in strijd is met het doel en nuttig effect van de Gezinsherenigingsrichtlijn.
9. In artikel 3.71, eerste lid van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) is bepaald dat de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt afgewezen, indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf.
10. In artikel 3.71, tweede lid van het Vb zijn bepaalde gevallen uitgewerkt waarin vreemdelingen vrijgesteld zijn van het mvv-vereiste, bijvoorbeeld wanneer uitzetting van een vreemdeling in strijd is met artikel 8 van het EVRM.
11. In artikel 3.71, derde lid van het Vb is bepaald dat het eerste lid buiten toepassing gelaten kan worden indien de toepassing van het mvv-vereiste zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Beoordeling door de rechtbank
12. De rechtbank zal aan de hand van de beroepsgronden van eiser beoordelen of hij in aanmerking komt voor vrijstelling voor vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van artikel 8 van het EVRM of op grond van de hardheidsclausule. Vervolgens zal de rechtbank beoordelen of verweerder een inreisverbod aan eiser heeft kunnen opleggen en of er sprake is van schending van de hoorplicht.
Vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van artikel 8 van het EVRM
13. Eiser voert aan dat dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft verricht naar het gezins- en familieleven met referent conform werkinstructie 2020/16 en hoe deze zich verhoudt met het tegenwerpen van het mvv-vereiste. De besluitvorming getuigt niet van evenredigheid en mist de menselijke maat. Bovendien is niet gebleken hoe uitwerking is gegeven aan de positieve werking van de Gezinsherenigingsrichtlijn (Gri). Er is sprake van een objectieve belemmering om het familieleven in Georgië uit te oefenen gelet op de medische situatie van referent. Er geldt namelijk een verhoogde aandacht voor de positie van LHBTI’ers in Georgië en is de situatie volgens de landeninformatie nog meer verslechterd ten opzichte van de Gaypride in juli 2021. Bovendien heeft verweerder het privéleven van referent onvoldoende kenbaar in zijn belangenafweging betrokken.
14. De rechtbank overweegt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van familieleven tussen eiser en referent. Het beroep richt zich op de door verweerder gemaakte belangenafweging op grond van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank toetst of verweerder alle van belang zijnde feiten en omstandigheden kenbaar in zijn belangenafweging heeft betrokken en, zo ja, of verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat die afweging heeft geresulteerd in een “fair balance” tussen de belangen van eiser en verweerder.
15. De rechtbank is van oordeel verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van artikel 8 van het EVRM. Verweerder heeft daarbij alle van belang zijnde feiten en omstandigheden voldoende gemotiveerd in zijn belangenafweging betrokken.
16. Ten aanzien van de medische situatie van referent overweegt de rechtbank dat deze een rol kan spelen in de vraag of sprake is van objectieve belemmeringen, maar dat het aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat hiervan sprake is. Uit het medische overzicht van de huisarts van 7 oktober 2021 blijkt wat de relevante medische voorgeschiedenis is van referent en welke medicatie hij inneemt. In beroep heeft eiser een brief van de huisarts van 24 maart 2022 overgelegd, waarin wordt uitgelegd om welke redenen referent zijn medicatie inneemt. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat uit deze medische stukken van referent niet blijkt wat de ernst is van zijn medische situatie en dat hij uitsluitend is gewezen op de zorg in Nederland. Eiser heeft daarmee niet aannemelijk gemaakt dat de medische situatie van referent een objectieve belemmering vormt om het familieleven in Georgië uit te oefenen. De stelling van eiser dat verweerder geen rekening heeft gehouden met het privéleven van referent maakt dit niet anders. Het is een gegeven dat een referent privéleven heeft in Nederland. Dit maakt op zichzelf niet dat sprake is vaneen objectieve belemmering voor eiser en referent om hun familieleven samen in Georgië uit te oefenen. Verweerder heeft verder, zoals uit het voorgaande blijkt, de medische situatie van referent wel meegewogen en in die zin rekening gehouden met het privéleven van referent.
17. Ten aanzien van de algemene situatie van homoseksuelen in Georgië overweegt de rechtbank dat eiser dit ook in zijn asielprocedure heeft aangevoerd. Onder omstandigheden kunnen asielgerelateerde gronden een rol spelen in het kader van de beoordeling van de vraag of er een objectieve belemmering bestaat het familieleven in het land van herkomst uit te oefenen.Dat is het geval indien verweerder een aangevoerde asielrechtelijke grond niet bestrijdt, of indien hij daar een vrij eenvoudig standpunt over in kan nemen. De beoordeling van de asielgerelateerde gronden gaat echter niet zover dat deze volledig kunnen worden beoordeeld op aannemelijkheid. Indien de asielgronden nader onderzoek vergen naar het asielrelaas van de vreemdeling of de veiligheidssituatie in het land van herkomst, dan is de asielprocedure de daarvoor geëigende procedure. Deze werkwijze is ook door verweerder opgenomen in werkinstructie 2020/16.
18. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de asielrechtelijke gronden niet maken dat er sprake is van een objectieve belemmering het familieleven in Georgië uit te oefenen. De rechtbank stelt vast dat de asielvergunning van eiser is afgewezen, omdat hij niet voldoende heeft onderbouwd dat hij geen bescherming kan inroepen van de autoriteiten in Georgië. Eiser heeft bij zijn huidige aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning en in bezwaar naar rapporten en een brief van de Nederlandse ambassade in Tbilisi verwezen waaruit zou blijken dat de veiligheidssituatie voor homoseksuelen in Georgië sinds de Gaypride in juli 2021 is verslechterd en er geen beschermingsmogelijkheden zijn, waardoor niet gevergd kan worden dat hij samen met referent naar Georgië gaat. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat eiser met deze stukken onvoldoende heeft onderbouwd dat hij en referent te maken krijgen met discriminatie en geen beschermingsmogelijkheden in Georgië hebben. Om te bepalen in hoeverre het voor eiser onveilig is om terug te keren naar Georgië, is nader onderzoek nodig naar het asielrelaas van eiser en de veiligheidssituatie in Georgië. De beoordeling daarvan vindt niet in het kader van de huidige aanvraag plaats. Zoals hiervoor overwogen is daarvoor de asielprocedure de geëigende procedure.
19. Nu verweerder niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat uitzetting van eiser niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM, is eiser niet vrijgesteld van het mvv-vereiste.
20. Verder voert eiser aan dat het tegenwerpen van het mvv-vereiste leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat gelet op hetgeen is aangevoerd in het kader van artikel 8 van het EVRM het tegenwerpen van het mvv-vereiste zal leiden tot een onevenredige hardheid. Verder heeft verweerder geen gedegen afweging gemaakt ten aanzien van andere bijzondere omstandigheden die maken dat het tegenwerpen van mvv-vereiste onevenredig bezwarend voor eiser is, zoals de duur van de coronapandemie en de toekomstige onzekerheid van het voortduren daarvan. In het geval van eiser had verweerder ook aanleiding moeten zien om gebruik te maken van de inherente afwijkingsbevoegdheid op grond van artikel 4:84 van de Awb. Er is buiten het restrictief toelatingsbeleid geen belang van de Staat aanwezig, omdat referent een vast inkomen heeft en eiser daarom niet ten laste zal komen van de Nederlandse Staat.
21. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat wanneer een vreemdeling zich beroept op de hardheidsclausule, verweerder beoordeelt of die vreemdeling voldoet aan de materiële vereisten voor gezinshereniging pas wanneer de vreemdeling bijzondere, persoonlijke feiten en omstandigheden aanvoert die maken dat het onevenredig bezwarend zou zijn om vast te houden aan het mvv-vereiste als die vreemdeling aan alle materiële vereisten zou voldoen.
22. De rechtbank is van oordeel dat eiser geen bijzondere, persoonlijke feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die maken dat tegenwerpen van het mvv-vereiste leidt tot een onredelijke hardheid.
23. Ten aanzien van de asielrechtelijke gronden heeft de rechtbank reeds in het kader van artikel 8 van het EVRM geoordeeld dat de beoordeling daarvan plaats dient te vinden in de asielprocedure en niet in het kader van de huidige aanvraag. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat op basis van de medische situatie van referent niet kan worden geconcludeerd dat daarom niet van hen gevergd kan worden naar Georgië te gaan. Ook in het kader van de hardheidsclausule leiden deze omstandigheden dan ook niet tot vrijstelling van het mvv-vereiste.
24. Daarnaast heeft eiser niet onderbouwd waarom de gevolgen van de coronapandemie leiden tot een onredelijke hardheid. Deze gevolgen zijn immers van tijdelijke aard en vormen slechts een tijdelijke belemmering voor uitzetting of terugkeer. Het is verder ook niet gebleken dat het voor eiser onmogelijk is geweest om naar Georgië terug te keren om daar een mvv aan te vragen.
25. Omdat de door eiser aangevoerde omstandigheden onvoldoende bijzonder en persoonlijk zijn om te concluderen dat het tegenwerpen van het mvv-vereiste leidt tot een onredelijke hardheid, heeft verweerder terecht niet beoordeeld of eiser voldoet aan de materiële vereisten voor gezinshereniging.
26. Tot slot voert eiser aan dat verweerder ten onrechte een inreisverbod heeft opgelegd, omdat eiser en referent, maar ook de kring van mensen om hen heen, daardoor onevenredig hard worden getroffen. Het had daarom op weg van verweerder gelegen om af te zien van het opleggen van het inreisverbod.
27. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht een inreisverbod aan eiser heeft opgelegd. Op grond van artikel 66a, eerste lid onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw) vaardigt verweerder een inreisverbod uit tegen de vreemdeling die Nederland niet uit eigen beweging binnen de daarvoor geldende termijn heeft verlaten. Aan eiser is bij besluit van 15 februari 2019 een terugkeerbesluit opgelegd. Dit besluit staat in rechte vast. Omdat eiser sindsdien niet aan zijn terugkeerverplichting heeft voldaan, was verweerder gehouden een inreisverbod voor de duur van twee jaar op te leggen. Gelet op hetgeen door de rechtbank is overwogen in het kader van artikel 8 van het EVRM en de hardheidsclausule, wordt eiser niet gevolgd in het standpunt dat verweerder had moeten afzien van het opleggen van het inreisverbod vanwege de daardoor onevenredig harde gevolgen voor hem en referent.
28. Verder voert eiser aan dat verweerder de hoorplicht heeft geschonden. Omdat verweerder geen onderzoek heeft verricht naar de waarborgen van de leefsituatie van eiser in Georgië en zijn binding met Nederland dan wel Georgië, is er geen sprake van een kennelijk ongegrond bezwaar.
29. Op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht kan worden afgezien van het horen van een belanghebbende indien het bezwaar kennelijk ongegrond is. Hiervan is sprake indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een andersluidend besluit. Naar het oordeel van de rechtbank is aan deze maatstaf voldaan. Op basis van hetgeen door eiser is aangevoerd in bezwaar kon verweerder in redelijkheid concluderen dat op voorhand duidelijk was dat hij niet aan de voorwaarden zou voldoen om in aanmerking te komen voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Verweerder heeft het bezwaar daarom kennelijk ongegrond mogen verklaren. Van een schending van de hoorplicht is dan ook geen sprake.
30. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding,
31. Gegeven de beslissing in de hoofdzaak is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, zodat het verzoek wordt afgewezen.