ECLI:NL:RBDHA:2022:11913
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier op basis van artikel 8 EVRM en Chavez-Vilchez verblijfsrecht
In deze zaak heeft eiseres, met de Surinaamse nationaliteit, een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op basis van artikel 8 van het EVRM, met als doel verblijf bij haar minderjarige zoon, die de Nederlandse nationaliteit heeft. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die stelde dat eiseres al een Chavez-Vilchez verblijfsrecht heeft, wat haar in staat stelt om haar gezinsleven en privéleven in Nederland uit te oefenen. Eiseres was het niet eens met deze afwijzing en stelde dat het recht op privéleven ook het recht om de Nederlandse nationaliteit te verkrijgen omvat.
De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres procesbelang heeft bij haar beroep, omdat de gevraagde verblijfsvergunning andere rechtsgevolgen heeft dan het Chavez-Vilchez verblijfsrecht. Echter, de rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag geen inmenging vormt in het recht op privéleven van eiseres. De rechtbank verwees naar eerdere arresten van het EHRM, waaruit blijkt dat de nationale autoriteiten niet verplicht zijn om een bepaald type verblijfsvergunning te verlenen, zolang de eiseres in staat wordt gesteld om haar privéleven ongehinderd uit te oefenen.
De rechtbank volgde eiseres niet in haar stelling dat het recht op privéleven ook het recht op het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit omvat. De rechtbank concludeerde dat er geen recht bestaat op het verkrijgen van een bepaalde nationaliteit of staatsburgerschap op basis van artikel 8 van het EVRM. Uiteindelijk werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard, en werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.