In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 2 augustus 2022, wordt de zaak behandeld tussen de Vereniging van Eigenaren (VvE) Harstenhoekstraat 9-19 te Den Haag als eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag als verweerder. De zaak betreft een omgevingsvergunning die op 14 december 2017 is verleend voor de uitbreiding van een Bed & Breakfast tot een hotel. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 5 december 2018, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft eerder in een uitspraak van 20 februari 2020 het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, maar dit is later door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State vernietigd en terugverwezen naar de rechtbank voor herbehandeling.
De rechtbank constateert dat de bestuurder van de VvE, de heer [A], de machtiging heeft gekregen van de leden om beroep in te stellen. Eiseres heeft bezwaren geuit tegen de uitbreiding van de Bed & Breakfast, waaronder schaduwhinder, waardevermindering van woningen en onvoldoende motivering van de besluitvorming door verweerder. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken al een aantal beroepsgronden van eiseres besproken en verworpen, maar heeft in deze tussenuitspraak vastgesteld dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd, met name met betrekking tot stikstofdepositie en de gevolgen voor nabijgelegen Natura 2000-gebieden.
De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, inclusief beslissingen over proceskosten en griffierecht.