In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 oktober 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een omgevingsvergunning. Eiseres, die bezwaar had gemaakt tegen de verleende vergunning voor de uitbreiding van een bed & breakfast tot een hotel, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het primaire besluit, dat op 14 december 2017 werd genomen, verleende de omgevingsvergunning aan de vergunninghouder. Eiseres vond het bestreden besluit, dat op 5 december 2018 werd genomen, ongegrond en heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld op 28 november 2019, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 20 februari 2020 vastgesteld dat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd en verweerder in de gelegenheid gesteld om het gebrek binnen zes weken te herstellen. Deze termijn werd later verlengd met achttien weken. Verweerder heeft echter nagelaten om het geconstateerde gebrek te herstellen, wat leidde tot de uitspraak van 14 oktober 2020.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.050,-. De rechtbank heeft geen mogelijkheid gezien om zelf in de zaak te voorzien, omdat de uitkomst nog te veel open lag. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.