Op 20 februari 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen de Vereniging van Eigenaren Harstenhoekstraat 9-19 (eiseres) en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (verweerder). De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het beroep van eiseres, die bezwaar had gemaakt tegen een omgevingsvergunning die aan een vergunninghouder was verleend voor de uitbreiding van een bed & breakfast tot een hotel. Eiseres stelde dat er geen besluit van de vergadering was dat de bestuurder machtigde om te procederen, wat volgens de rechtbank leidde tot de conclusie dat eiseres niet bevoegd was om beroep in te stellen. De rechtbank overwoog dat de gemachtigde van eiseres niet de vereiste machtiging had van de vergadering, zoals voorgeschreven in het reglement van de vereniging. Eiseres had verzocht om de gelegenheid te krijgen het gebrek te herstellen, maar de rechtbank wees dit verzoek af omdat dit niet tijdig was gedaan. De rechtbank verklaarde zowel eiseres als de bestuurder niet-ontvankelijk in hun beroepen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.