ECLI:NL:RBDHA:2022:11643

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1371
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor arbeid met oogklachten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een Ziektewet-uitkering ontving, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van haar uitkering per 29 augustus 2020, welke door de Uwv was vastgesteld op basis van een medisch en arbeidskundig onderzoek. De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarin eiseres haar beperkingen naar voren bracht, waaronder oogklachten en concentratieproblemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Uwv de beëindiging van de uitkering op goede gronden heeft gedaan, en dat de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen zorgvuldig zijn opgesteld en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiseres heeft tijdens de zitting haar standpunten toegelicht, maar de rechtbank oordeelde dat de medische en arbeidskundige beoordelingen voldoende waren om te concluderen dat eiseres in staat was om bepaalde functies te vervullen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, maar heeft de Uwv wel veroordeeld in de proceskosten van eiseres en bepaald dat het griffierecht vergoed moet worden. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische beoordelingen in het kader van arbeidsongeschiktheid en de rol van de rechtbank in het toetsen van deze beoordelingen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/1371

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. A.B.B. Beelaard),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. M.A. Bakker).

Procesverloop

In het besluit van 17 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering die eiseres ontving op grond van de Ziektewet (ZW) per 29 augustus 2020 beëindigd.
In het besluit van 19 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2022. Eiseres is samen met haar vader verschenen en bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek heropend en verweerder in de gelegenheid gesteld om een nader onderzoek te verrichten. Verweerder heeft hieraan gevolg gegeven. De onderzoeksresultaten, in de vorm van een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 17 augustus 2022 en een aanvullend rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 23 augustus 2022, heeft verweerder toegezonden.
Bij brief van 8 september 2022 heeft eiseres hierop gereageerd.
Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat nader onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

Overwegingen

Wat vooraf ging aan deze procedure.
1. Eiseres werkte als medewerker catering bij [Stichting] regio [plaats] voor 20 uur per week. Zij meldde zich per 30 juli 2019 ziek voor dit werk omdat zij het aantal uren werken per week niet meer redde. In 2006 is bij eiseres een goedaardige tumor ontdekt waarvoor zij meerdere keren is geopereerd. Zij heeft hier restverschijnselen aan overgehouden, zoals een slecht kortetermijngeheugen en een beschadiging aan haar linkeroogzenuw waardoor haar linkeroog permanent dicht zit. Eiseres ervaart ook vermoeidheidsklachten en concentratieproblemen. Verweerder heeft aan eiseres een ZW-uitkering toegekend.
De besluitvorming.
2.1
In het kader van de zogeheten eerstejaars Ziektewet-beoordeling heeft een medisch en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. De bevindingen daarvan staan vermeld in het rapport van de verzekeringsarts van 30 juni 2020 en het rapport van de arbeidsdeskundige van 16 juli 2020. De conclusie van de onderzoeken is dat eiseres per 28 juli 2020 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Op basis van deze conclusie heeft verweerder in het primaire besluit de ZW-uitkering van eiseres per
29 augustus 2020 beëindigd.
2.2
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder opnieuw medisch en arbeidskundig onderzoek laten uitvoeren. De bevindingen van dat onderzoek zijn neergelegd in het rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 29 december 2020 en van de arbeidsdeskundige b&b van
18 januari 2021. Zij zien geen aanleiding om af te wijken van de conclusie dat eiseres tenminste 65% van het oude loon kan verdienen.
2.3
In het bestreden besluit heeft verweerder deze bevindingen overgenomen en beslist dat eiseres per 29 augustus 2020 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering.
Standpunt van eiseres.
3.1
Ter zitting is naar voren gekomen dat eiseres zich met name niet kan verenigen met het feit dat de beperking die zij heeft voor (langdurig) focussen niet is vertaald in een beperking ten aanzien van het onderdeel zien (beoordelingspunt 2.1 van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Daarvoor in de plaats zijn beperkingen aangenomen voor werk met een hoog handelingstempo en voor werk waarin deadlines voorkomen.
Ook wijst eiseres erop dat zij beperkt is voor beeldschermwerk omdat diepte zien voor haar niet mogelijk is, computerwerk haar veel moeite kost en zij daar hoofdpijn van krijgt. Ook vindt eiseres dat zij beperkt is voor het werken met een toetsenbord vanwege de focus en concentratie die hiervoor nodig is. Hetzelfde geldt voor het onderdeel beroepsmatig vervoer. Door de visusklachten is beroepsmatig vervoer niet mogelijk.
Ter ondersteuning van de beroepsgronden heeft eiseres medische informatie ingediend, waarbij het gaat om een brief van oogarts dr. I.C. Notting van 25 oktober 2021 en een brief van internist-endocrinoloog prof. dr. O.M. Dekkers van 9 november 2021.
3.2
De beroepsgrond die betrekking heeft op de medische urenbeperking heeft eiseres ter zitting laten vervallen. Deze beroepsgrond blijft daarom in de uitspraak buiten bespreking.
Beoordeling door de rechtbank.
4. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat het beoordelingsmoment van de medische toestand van eiseres 29 augustus 2020 is. Dit is de datum in geding. Voor de beoordeling zijn verder alleen de beperkingen van eiseres die het gevolg zijn van medisch objectiveerbare ziektes of gebreken van belang.
5.1
Verweerder heeft zijn besluiten gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Hij mag die rapporten volgen als aan drie voorwaarden is voldaan. De rapporten moeten dan:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
5.2
Als eiseres van mening is dat een rapport niet aan deze voorwaarden voldoet, dan moet zij uitleggen waarom zij dat vindt. Als eiseres het niet eens is met de beoordeling van de verzekeringsartsen, dan moet zij informatie van een andere arts inbrengen waaruit blijkt dat de beoordeling onjuist is. Het is niet genoeg als eiseres alleen haar gezondheidsklachten noemt.
Medische beoordeling
6. Uit het rapport van de eerste verzekeringsarts blijkt dat deze arts eiseres vanwege de coronacrisis niet op het spreekuur heeft gezien. Wel had deze arts telefonisch contact met haar waarbij gesproken is over de klachten die eiseres heeft. Op basis van dossierstudie en
de gegevens verkregen bij het telefonisch spreekuur heeft de eerste verzekeringsarts de beperkingen van eiseres in kaart gebracht in de FML van 30 juni 2020. Hierbij gaat het om een beperking voor het herinneren in het dagelijks functioneren. Ook is eiseres aanwezen op een voorspelbare werksituatie, op werk zonder deadlines en productiepieken en op werk waarin geen hoog handelingstempo vereist is. Ook is een beperking geduid bij het onderdeel ‘overige beperkingen van de fysieke aanpassingsmogelijkheden’, waarbij als toelichting staat vermeld ‘geen beeldschermwerk’. Daarnaast geldt een urenbeperking van 4 uur per dag, 20 uur per week, kan eiseres niet ’s nachts werken en dienen onregelmatige werktijden vermeden te worden.
7. De verzekeringsarts b&b heeft aan de hand van dossierstudie een medisch onderzoek verricht, waarbij ook de door eiseres in bezwaar overgelegde medische informatie van de huisarts is bestudeerd. De verzekeringsarts b&b is tot de conclusie gekomen dat er vanuit medisch oogpunt geen noodzaak is af te wijken van het oordeel van de eerste verzekeringsarts. Er is geen medisch objectiveerbare reden voor een toename van de beperkingen. Hierbij heeft hij de medische gesteldheid van eiseres per de datum in geding vergeleken met die van voor de start van het laatstelijk verrichte werk. Ook heeft hij vastgesteld dat geen ernstige psychiatrie kan worden gesteld. Dit blijkt ook niet uit onderzoeken of behandelingen. De verzekeringsarts b&b vindt dat er voldoende beperkingen zijn aangenomen voor de oogklachten en het gebrek aan energie van eiseres.
8. De rechtbank heeft in de beroepsgronden van eiseres aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen. Het was de rechtbank - kort samengevat - niet voldoende duidelijk waarom niet expliciet, bijvoorbeeld als toelichting bij het onderdeel zien, in de FML is opgenomen dat eiseres beperkt is voor het focussen.
9. Verweerder heeft de verzekeringsarts b&b vervolgens een nader medisch onderzoek laten verrichten. Uit het rapport van de verzekeringsarts b&b van 17 augustus 2022 volgt dat de verzekeringsarts b&b eiseres op 8 augustus 2022 op het spreekuur heeft uitgenodigd waarbij het focussen met één oog is beoordeeld. De verzekeringsarts b&b heeft eiseres lichamelijk en psychisch onderzocht. Hij ziet geen aanleiding om een aanvullende beperking voor het focussen aan te nemen. Wel heeft hij in de aangepaste FML van
17 augustus 2022 bij het onderdeel zien als toelichting vermeld dat eiseres eenogig is, het linkergezichtsveld niet goed is te zien en dat zij hiervoor haar hoofd moet draaien.
10.1
Voor zover het onderzoek onzorgvuldig was vanwege het ontbreken van een spreekuuronderzoek door een (geregistreerd) verzekeringsarts in de bezwaarfase, is dit naar het oordeel van de rechtbank hersteld in beroep door het spreekuuronderzoek van de verzekeringsarts b&b op 8 augustus 2022. De rechtbank vindt verder dat in het rapport van de verzekeringsarts b&b van 29 december 2020, aangevuld met de rapporten van 10 september 2021, 3 december 2021 en 17 augustus 2022, de bevindingen van het medisch onderzoek helder staan omschreven. De verzekeringsarts b&b is ingegaan op alle bezwaargronden en ook op de door eiseres in bezwaar en beroep overgelegde medische informatie van de huisarts, de oogarts en de internist-endocrinoloog. Ook is uitgelegd waarom de klachten van eiseres niet van zodanige aard zijn dat zij niet als volledig arbeidsongeschikt kan worden beschouwd. Volgens de verzekeringsarts b&b voldoet eiseres niet aan de uitzonderingscriteria die vermeld staan in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Er is daarom geen sprake van de situatie van ‘geen benutbare mogelijkheden’. Het feit dat geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid, betekent dat benutbare mogelijkheden moeten worden aangenomen. De verzekeringsarts b&b heeft in het laatste rapport afdoende uitgelegd waarom er geen aanleiding is om een expliciete beperking voor het focussen aan te nemen. In de aangepaste FML van 17 augustus 2022 is uiteindelijk wel alsnog rekening gehouden met het feit dat eiseres éénogig is en het linkergezichtsveld voor haar niet goed is te zien.
10.2
De rechtbank heeft verder geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat de verzekeringsartsen de beperkingen van eiseres niet juist hebben vastgesteld. Uit het rapport van de eerste verzekeringsarts blijkt dat deze arts op de hoogte was van het feit dat eiseres aan de goedaardige tumor verschillende restverschijnselen heeft overgehouden. Hierbij gaat het onder meer om een slecht korte termijn geheugen en moeite met dieptezien waardoor computerwerk moeite kost. Ook de vermoeidheid en de aandachts- en concentratieproblemen van eiseres staan vermeld in het rapport. De verzekeringsarts heeft met deze klachten rekening gehouden door het aannemen van diverse beperkingen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren, aanpassing aan fysieke omgevingseisen en werktijden. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts b&b op heldere wijze uiteen heeft gezet dat voor verdergaande beperkingen op dit gebied geen sprake kan zijn omdat nieuwe medisch objectiveerbare feiten ontbreken. De door eiseres in beroep overgelegde medische informatie leidt de rechtbank niet tot het oordeel dat eiseres op lichamelijk dan wel psychisch gebied, beperkter dient te worden geacht dan verweerder heeft gedaan. Zoals ook uit het rapport van de verzekeringsarts b&b van 3 december 2021 blijkt, geeft de informatie geen nieuwe inzichten voor de belastbaarheid van eiseres op de datum in geding. De hierin vermelde oogklachten zijn bekend. De beroepsgronden van eiseres, verwoord in de nadere reactie van 8 september 2022, erop neerkomend dat onvoldoende rekening is gehouden met de aandachts- en concentratieproblemen, kan de rechtbank daarom niet volgen.
10.3
Het standpunt van eiseres dat ook een beperking geldt voor het gebruiken van een toetsenbord, volgt de rechtbank evenmin. Zij verwijst in dit verband naar de reactie hierop van de verzekeringsarts b&b in het rapport van 10 september 2021. Hieruit volgt dat een dergelijke beperking volgens de CBBS-informatie gerelateerd is aan tastzin en gebruik van de handen en vingers. Op dat gebied heeft eiseres geen beperkingen. Daarbij komt dat eiseres vanwege de oogklachten al beperkt is voor het werken met een beeldscherm.
10.4
Ook de beroepsgrond dat een beperking geldt voor beroepsmatig verkeer, volgt de rechtbank niet. Terecht heeft de verzekeringsarts b&b in dit verband in het rapport van
10 september 2021 verwezen naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). [1] Hierin staat vermeld dat een persoon met een visus van 80% aan tenminste één oog van het CBR mag autorijden. Aan deze eis van het CBR voldoet eiseres.
10.5
Dat eiseres zich niet herkent in de conclusies van de verzekeringsartsen maakt het oordeel niet anders. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de beleving van eiseres van haar klachten en de hieraan gekoppelde vermoeidheid, betekent het hebben van klachten nog niet dat er ook (ernstigere) beperkingen voor arbeid moeten worden aangenomen in de FML. De beleving van klachten is volgens vaste rechtspraak namelijk niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen bij eiseres zijn vast te stellen. [2] Alleen de medisch te objectiveren beperkingen zijn daarbij van belang.
10.6
Gelet op het voorgaande bestaat er naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel over de belastbaarheid van eiseres op de datum in geding (29 augustus 2020).
Arbeidskundige beoordeling
11. De eerste arbeidsdeskundige heeft voor eiseres de functies medewerker kleding en textielreiniging (SBC-code 111161), huishoudelijk medewerker (SBC-code 111334), medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten) (SBC-code 111010) en samensteller kunststof- en rubberproducten (SC-code 271130) geselecteerd. Uit het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 18 januari 2021 blijkt dat hij deze functies ook geschikt acht voor eiseres. In beroep heeft verweerder twee nadere rapporten van de arbeidsdeskundige b&b van 17 september 2021 en (naar aanleiding van de heropening) van 23 augustus 2022 overgelegd, waarin is ingegaan op de arbeidskundige beroepsgronden.
12.1
De arbeidskundige beroepsgronden hebben met name betrekking op het focussen in combinatie met het hoge handelingstempo zoals dat volgens eiseres voorkomt in met name de deelfuncties verspener en medewerker bloemzaadproductie, vallend onder de functie medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten) en de functies medewerker kleding en textielreiniging en huishoudelijk medewerker gebouwen.
12.2
Het was de rechtbank onvoldoende duidelijk geworden of eiseres, gelet op haar beperking met betrekking tot het focussen, geschikt kan worden geacht voor het handelingstempo zoals dat in de geduide functies voorkomt. Daarom heeft zij verweerder in de heropeningsbeslissing verzocht om de arbeidsdeskundige b&b nader te laten motiveren waarom eiseres de functies kan verrichten. De rechtbank heeft met name verwezen naar de functie medewerker kleding en textielreiniging waarin, gelet op de werkomschrijving, aan de lopende band moet worden gewerkt. Ook heeft de rechtbank verwezen naar de deelfuncties vallend onder de functie medewerker tuinbouw. Uit de functiebeschrijving van één van die functies blijkt dat de betrokken werknemer 600 tot 900 plantjes per uur dient te scheuren en in de met aarde gevulde kunststofbakjes dient te plaatsen. De arbeidsdeskundige b&b heeft hierover in het rapport van 17 september 2021 opgemerkt dat bij het verspenen van de plantjes met name op de tast gevoeld dient te worden of het plantje op de juiste wijze wordt gescheurd. Dit kon de rechtbank niet helemaal volgen omdat uit de functieomschrijving blijkt dat elk plantje visueel op beschadigingen moet worden gecontroleerd. De vraag is of dit van eiseres verwacht kan worden gelet op haar beperkte focus.
12.3
De arbeidsdeskundige b&b heeft in het nadere rapport van 23 augustus 2022 uiteengezet dat in de geduide functies geen sprake is van een hoog handelingstempo. Bij een hoog handelingstempo gaat het om handelingen die continu in een beduidend hoger handelingstempo worden uitgevoerd. Hiervan is in de geduide functies volgens de arbeidsdeskundige b&b geen sprake. De in de functies genoemde aantallen leiden namelijk niet zonder meer tot een verhoogd handelingstempo. De arbeidsdeskundige b&b verwijst ook naar de motivering die hij hierover eerder in het rapport van 17 september 2021 heeft gegeven. In dit rapport staat vermeld dat bij een hoog handelingstempo niet alleen de genoemde aantallen in aanmerking moeten worden genomen, maar ook het aantal handelingen dat verricht moet worden en de voor iedere handeling beschikbare tijd. Rekening houdend met deze aspecten heeft de arbeidskundig analist geen hoog handelingstempo in de geduide functies geconstateerd. De rechtbank gaat van de juistheid hiervan uit, mede omdat onderdeel 1.8.5 (aangewezen zijn op werk waarin geen hoog handelingstempo vereist is) in de beschrijving van de geduide functies niet als kenmerkende belasting is vermeld. Zij vindt dat de arbeidsdeskundige b&b afdoende heeft gemotiveerd dat in de geduide functies geen sprake is van een hoog handelingstempo als bedoeld in het CBBS.
12.4
Ook vindt de rechtbank dat de arbeidsdeskundige b&b afdoende heeft gemotiveerd dat eiseres met de aanvullende beperking die op het onderdeel zien is geduid, de functie medewerker kleding en textielreiniging kan verrichten. De rechtbank leidt uit de motivering van de arbeidsdeskundige b&b af dat de hoofdtaken en werkzaamheden met name worden verricht aan de mangel- en vouwmachine en niet zozeer aan de lopende band. De lopende band heeft in deze functie als doel het aanleveren van het materiaal (het wasgoed). Specifieke tempo-eisen zijn daarbij niet aanwezig of te verwachten. Het eenogig zijn staat het verrichten van de werkzaamheden niet in de weg. De rechtbank kan zich verenigen met deze motivering. Daarbij acht zij van belang dat de arbeidsdeskundige b&b overleg met de verzekeringsarts b&b heeft gevoerd over de geschiktheid van de bedoelde functie.
12.5
In het nadere rapport van 23 augustus 2022 heeft de arbeidsdeskundige b&b verder bevestigd dat in de deelfuncties verspener en medewerker bloemzaadproductie de werkzaamheden niet alleen op de tast worden verricht. Ook het visueel controleren van plantjes op beschadigingen komt hierin voor. Wel is het zo dat het werken op de tast een belangrijke rol speelt bij het uitvoeren van de werkzaamheden. De arbeidsdeskundige b&b acht eiseres ook met de aanvullende beperking op het onderdeel zien geschikt voor de bedoelde deelfuncties omdat ook voor eenogigen het in de functie gevraagde tempo goed is vol te houden.
De rechtbank vindt dat de arbeidsdeskundige b&b hiermee afdoende heeft gemotiveerd dat eiseres de functie medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten) kan verrichten. Ook in deze functie staat onderdeel 1.8.5 (aangewezen zijn op werk waarin geen hoog handelingstempo vereist is) in de beschrijving van de functie niet als kenmerkende belasting vermeld. Daarbij komt dat de arbeidsdeskundige b&b overleg heeft gevoerd met de verzekeringsarts b&b waarbij naar voren is gekomen dat het visueel controleren van plantjes op beschadigingen, ook nu eiseres slechts met één oog kan zien, niet te belastend voor haar is.
12.6
Verder vindt de rechtbank dat de arbeidsdeskundige b&b op heldere wijze heeft gemotiveerd dat het beperkte gezichtsveld van eiseres aan de linkerzijde er niet toe leidt dat zij de geduide functies niet kan vervullen. De rechtbank leidt uit de motivering van de arbeidsdeskundige b&b af dat deze beperking met name een rol speelt bij het kunnen anticiperen op onverwachte en voor eiseres niet goed zichtbare gebeurtenissen in het linker gezichtsveld. Dit kan een persoonlijk risico vormen, zoals bijvoorbeeld met op de werkvloer rijdende heftrucks. Van dergelijke risico’s is in de geduide functies geen sprake. Enig risico op dit punt wordt slechts aangegeven voor de functie van verspener, met rondrijdende
elektrische pompwagens. Het werk wordt volgens de arbeidsdeskundige b&b in deze functie hoofdzakelijk zittend en staand uitgevoerd waardoor er niet of nauwelijks risico aanwezig is. Het risico is wel aan de orde als eiseres door de bedrijfsruimte loopt. Dit komt maar heel beperkt voor. Gezien de werkbeschrijving van deze functie, waarin dit laatste wordt bevestigd, kan de rechtbank deze uitleg volgen.
12.7
De rechtbank vindt ook dat de arbeidsdeskundige b&b afdoende heeft gemotiveerd waarom de functie huishoudelijk medewerker geschikt is te achten voor eiseres. De rechtbank verwijst met name naar het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van
17 september 2021 waaruit volgt dat in de bedoelde functie volgens een vaststaand schema wordt gewerkt en sprake is van een minimale persoonlijke invulling van de functie door de betrokken medewerker. De werkzaamheden die moeten worden verricht, passen binnen de vastgestelde belastbaarheid van eiseres.
12.8
De reactie van eiseres van 8 september 2022 op het laatste rapport van de arbeidsdeskundige b&b, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Eiseres heeft hierin nagenoeg dezelfde arbeidskundige beroepsgronden naar voren gebracht als tijdens de zitting. Deze beroepsgronden zijn afdoende weerlegd door de arbeidsdeskundige b&b. De rechtbank verwijst naar de overwegingen die hiervoor onder 12.3 tot en met 12.7 staan vermeld.
12.9
De rechtbank vindt dan ook dat verweerder in beroep voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat eiseres in staat moet worden geacht om de geselecteerde functies te vervullen.
Conclusie.
13. Geconcludeerd wordt dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd, omdat in beroep de FML is aangepast en het besluit dus pas in beroep is voorzien van een toereikende medische en ook arbeidskundige onderbouwing. De rechtbank ziet aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te passeren, omdat een besluit met gelijke uitkomst zou zijn genomen als dit gebrek zich niet zou hebben voorgedaan en daarmee aannemelijk is dat eiseres door dit gebrek niet is benadeeld. Het bestreden besluit kan dus toch in stand worden gelaten.
14. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat verweerder de ZW-uitkering van eiseres op goede gronden per 29 augustus 2020 heeft beëindigd. Het beroep is ongegrond.
15. In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres in beroep. De kosten stelt de rechtbank vast op € 1.518,- (één punt voor het indienen van een beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 1.)
16. De rechtbank ziet ook aanleiding te bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 49,- vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 49,- aan eiseres vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.M. Kettenis-de Bruin, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 november 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de CRvB van 30 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1572.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 15 september 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3214.