ECLI:NL:RBDHA:2022:11599
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing urgentieverklaring op basis van Huisvestingsverordening Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De eiser, een 70-jarige man met diverse gezondheidsproblemen, had een urgentieverklaring aangevraagd omdat hij moeilijk trap kan lopen en kampt met een zuurstoftekort na een COVID-19 infectie. De gemeente heeft zijn aanvraag afgewezen, omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet eerst drie maanden op woningen op Woonnet-Haaglanden had gereageerd en dat er woningen beschikbaar waren die hij had kunnen krijgen. De rechtbank oordeelde dat de gemeente in redelijkheid kon besluiten dat de eiser niet voor een urgentieverklaring in aanmerking kwam, omdat de weigeringsgronden van de Huisvestingsverordening van toepassing waren. De rechtbank heeft de beroepsgronden van de eiser, die onder andere stelden dat de urgentieverklaring wel degelijk voor zijn situatie bedoeld was, niet gehonoreerd. De rechtbank concludeerde dat de eiser zijn woonprobleem zelf kan oplossen en dat er geen onbillijkheden van overwegende aard waren die een afwijking van het beleid rechtvaardigden. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen urgentieverklaring kreeg en dat de gemeente niet verplicht was om de proceskosten te vergoeden.