ECLI:NL:RBDHA:2022:11599

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 395
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieverklaring op basis van Huisvestingsverordening Den Haag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De eiser, een 70-jarige man met diverse gezondheidsproblemen, had een urgentieverklaring aangevraagd omdat hij moeilijk trap kan lopen en kampt met een zuurstoftekort na een COVID-19 infectie. De gemeente heeft zijn aanvraag afgewezen, omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet eerst drie maanden op woningen op Woonnet-Haaglanden had gereageerd en dat er woningen beschikbaar waren die hij had kunnen krijgen. De rechtbank oordeelde dat de gemeente in redelijkheid kon besluiten dat de eiser niet voor een urgentieverklaring in aanmerking kwam, omdat de weigeringsgronden van de Huisvestingsverordening van toepassing waren. De rechtbank heeft de beroepsgronden van de eiser, die onder andere stelden dat de urgentieverklaring wel degelijk voor zijn situatie bedoeld was, niet gehonoreerd. De rechtbank concludeerde dat de eiser zijn woonprobleem zelf kan oplossen en dat er geen onbillijkheden van overwegende aard waren die een afwijking van het beleid rechtvaardigden. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen urgentieverklaring kreeg en dat de gemeente niet verplicht was om de proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/395

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2022 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. A. Dogan),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: C.R. Kross).

Procesverloop

Bij besluit van 31 augustus 2021(het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 17 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen zijn gehoord via een beeldverbinding op 19 oktober 2022.
Eiser is verschenen, bijgestaan doorzijn mr. [A], kantoorgenoot van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser, 70 jaar oud, heeft een urgentieverklaring aangevraagd omdat hij fysieke en mentale gezondheidsklachten heeft. Hierdoor kan hij moeilijk traplopen. Ook kampt hij met een zuurstoftekort, nadat hij besmet is geweest met COVID-19. Verder heeft hij een hartaanval gehad en heeft hij last van zijn knieën door ouderdom. Verweerder heeft de urgentieverklaring geweigerd, onder meer omdat eiser een passende woning had kunnen krijgen als hij had gereageerd. Eiser is het hier niet mee eens.
Wat heeft verweerder beslist?
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 4:5, aanhef onder c, k en m van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019. [1] Hij heeft niet eerst drie maanden op woningen op Woonnet-Haaglanden gereageerd. Hij had zijn woonprobleem zelf kunnen oplossen door te reageren op passende woningen. Op Woonnet-Haaglanden waren woningen beschikbaar die eiser had kunnen krijgen als hij had gereageerd. Deze woningen zijn verhuurd aan personen met een kortere inschrijfduur dan eiser. Volgens verweerder maakt eiser met zijn inschrijfduur ook kans op een seniorenwoning. Er is volgens verweerder geen reden om de hardheidsclausule toe te passen.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser voert aan dat de urgentieverklaring is bedoeld voor zijn situatie. Verweerder geeft een onmiskenbaar verkeerde uitleg aan de Huisvestingsverordening. Ook is in de situatie waarin hij verkeert toepassing van de hardheidsclausule gerechtvaardigd. Verweerder heeft het bestreden besluit op dit punt niet deugdelijk gemotiveerd. Het bestreden besluit is onevenredig belastend. Tot op heden heeft hij geen passende woonruimte kunnen verkrijgen. Hij heeft er alles aan gedaan om zijn woonprobleem op te lossen. Hij beschikt niet over voldoende financiële middelen om particulier te gaan huren. Door zijn leeftijd, de turbulente periode die hij achter de rug heeft, het feit dat hij technisch niet goed is onderlegd en zijn medische problematiek heeft hij niet optimaal kunnen reageren op Woonnet Haaglanden. Inmiddels ontvangt hij steun en hulp van zijn zoon en voldoet hij aan zijn verplichtingen. De Huisvestingsverordening en het bestreden besluit zijn in strijd met hogere regelgeving, onder meer met de Huisvestingswet, en met de bedoeling van de wetgever. De Huisvestingsverordening is gebrekkig gemotiveerd en onzorgvuldig voorbereid. Verweerder heeft niet bewezen dat hij na invoering van de verordening in 2015 actief bezig is geweest om de problemen op de woningmarkt op te lossen en heeft niet aangetoond dat een nieuwe verordening in 2019 noodzakelijk was.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Is de Huisvestingsverordening in strijd met de Huisvestingswet?
4. Ten aanzien van de beroepsgronden die namens eiser zijn aangevoerd over de Huisvestingsverordening, merkt de rechtbank op dat deze overeenkomen met de gronden die de gemachtigde van eiser en kantoorgenoten van de gemachtigde hebben aangevoerd in eerdere procedures. Nu de rechtbank zich hier al eerder over heeft uitgelaten, volstaat zij met een verwijzing naar eerdere uitspraken. [2]
Is er een urgent woonprobleem?
5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij de aan hem in de Huisvestingsverordening verleende bevoegdheid tot het toekennen van een urgentieverklaring, gelet op de tekst ervan, een bepaalde mate van beoordelings- en beleidsruimte toekomt. Dit leidt er toe dat de rechtbank het bestreden besluit terughoudend moet toetsen. Het restrictieve beleid van verweerder ten aanzien van urgentieverklaringen heeft als doel de verdeling van de woningvoorraad onder de vele woningzoekenden op een zo rechtvaardig mogelijke manier te regelen. Het verlenen van voorrang aan de één betekent namelijk dat andere woningzoekenden langer op een woning moeten wachten. Bij het verlenen van urgentieverklaringen is verweerder gehouden aan de weigeringsgronden uit het opgestelde beoordelingssysteem. Dit beleid is door de hoogste bestuursrechter niet onredelijk geacht, gelet op het grote aantal aanvragen voor een urgentieverklaring en het in verhouding daarmee geringe aantal woningen dat voor toewijzing beschikbaar is. [3] Het woningtekort is een landelijk probleem en leidt niet tot de conclusie dat verweerder een ruimer beleid zou moeten voeren bij het toekennen van urgentieverklaringen.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat eiser niet voor een urgentieverklaring in aanmerking komt, omdat de weigeringsgronden van artikel 4:5, aanhef en onder c, k en m, van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 van toepassing zijn. Gelet op de inschrijfduur van eiser stelt verweerder terecht dat hij naar verwachting binnen drie maanden in staat is om een woonruimte in de regio toegewezen te krijgen. Hij had woningen kunnen krijgen als hij had gereageerd en hij maakt kans op een seniorenwoning. Verweerder mag eiser dan ook tegenwerpen dat hij zijn woonprobleem zelf kan oplossen. Nu zich algemene weigeringsgronden voordoen, kon verweerder de aanvraag afwijzen zonder toe te komen aan een inhoudelijke beoordeling van de aanvraag met betrekking tot de medische problematiek van eiser. De verklaring van de huisarts die eiser in beroep heeft overgelegd, waarin staat dat het hem niet lukt om trappen op te lopen en dat hij een gelijkvloerse woning nodig heeft, kan daarom niet tot een ander oordeel leiden. Overigens is niet gebleken dat eiser geen gelijkvloerse woning kan krijgen met zijn inschrijfduur.
Had verweerder toepassing moeten geven aan de hardheidsclausule?
7. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de door eiser geschetste omstandigheden niet leiden tot onbillijkheden van overwegende aard waardoor verweerder gehouden was om, in afwijking van het beleid, alsnog een urgentieverklaring te verstrekken. Hierbij is van belang dat eiser zijn woonprobleem zelf kan oplossen.
Wat is de conclusie van deze uitspraak?
8. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen urgentieverklaring krijgt. Verweerder hoeft de kosten die eiser voor deze procedure heeft gemaakt niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 november 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met de uitspraak op het beroep, dan kunt u een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit hoger beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 4:5 van de huisvestingsverordening weigert verweerder de urgentieverklaring indien naar zijn oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
2.Zie de uitspraken van deze rechtbank van 14 april 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:3481) en 16 februari 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:1045) en de uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland van 24 september 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:4727), 2 november 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:5701) en 1 december 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:5870).
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:628).